1920-01-27: |
Nederlandsche Staatcourant 27-01-1920 Nr. 18: No. 8. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart betreffende het zinken van het motorzeilschip Bosco. Het motorzeilschip Bosco is op 29 November 1919 nabij Kaap de la Hague op een klip geloopen en gezonken, waarbij van de uit 11 personen bestaande bemanning 7 zijn verdronken. Overeenkomstig het voorstel van den hoofdinspecteur voor de scheepvaart besloot een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, dat deze de oorzaak van de ramp zou onderzoeken, waarna de behandeling plaats had in 's raads openbare zitting van 18 December 1919. Als getuigen onder eede werden gehoord Pieter Ganzeveld, wonende te Slochteren, en Hendrik Rietveld, wonende te Rotterdam, ten tijde van voormelde ramp matrozen op de Bosco. De raad nam verder kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek, ingesteld door de scheepvaartinspectie. Uit een en ander is den raad het navolgende gebleken. De driemastmotorschoener Bosco behoort aan de N. V. Nederlandsche Handel en Vrachtvaart Maatschappij, te Rotterdam. De Kromhoutmotor heeft een capaciteit van 120 R.I'.K. Volgens meetbrief is het schip groot 385/273 reg. ton. De bemanning bestaat uit 11 koppen, gezagvoerder A. Leentjes uit Rotterdam. 25 November 1919 vertrok de Bosco, goed uitgerust, van Rotterdam naar Jersey meteen lading kunstmest. 28 November, des avonds 9 uur, peilde men het licht van Kaap de la Hague aan bakboord vooruit, men stuurde W. I N. Er stond een zuidelijke bries, helder zicht, geen deining. Men had alle zeilen bijstaan, met uitzondering der gaffeltopzeilen. De motor werkte eveneens. De stuurman had van 8—12 uur de wacht met den matroos Ganzeveld. Te 12 uur des nachts had men het licht ongeveer 2 streken aan bakboord, vrij dichtbij. De wacht, werd afgelost, de kapitein en de stuurman waren aan dek, de lichtmatroos Rietveld stond op uitkijk. Deze zag den kapitein een peiling nemen en naar beneden gaan. Onmiddellijk daarna voelde hij dat het schip over den grond schuurde, en zag hij het licht daarop aan stuurboord. De Bosco stootte daarna op de rotsen, liep bijna onmiddellijk vol water en begon snel te zinken. Een poging om de boot los te krijgen mislukte en allen geraakten te water. Vier man slaagden er in in den mast een toevlucht te zoeken, de anderen, waaronder de kapitein en de stuurman, verdwenen met het schip in de diepte. Den volgenden morgen te 11 uur werden de overgebleven schipbreukelingen door de reddingboot gered. Het schip is gestrand ongeveer 3 K.M. beoosten den lichte toren van Kaap de la Hague, 7 a 800 meter uit den wal. Daar de kapitein en de stuurman bij de ramp het leven hebben verloren, vermag de raad niet met zekerheid de oorzaak dezer stranding vast te stellen. Immers de nautisch deskundige gegevens ontbreken. Afgaande op de verklaring der gehoorde matrozen liep de koers van de Bosco vrij dicht langs den wal. Het is den raad echter onverklaarbaar, hoe bij liet heersende helder zicht en matige bries het schip op de klippen is geloopen. Aldus gedaan op 18 December 1919 door de heeren mr. A. J. Cnoop Koopmans, voorzitter; W. Allirol, D. H. Hinlopen, C. J. Canters, leden; J. S. Brouwer, plaatsvervangend lid, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris mr. HL B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door den voorzitter ter openbare zitting van 30 December 1919. Get.) A. J. Cnoop Koopmans. W. Allihol. Hinlopen. C. 'd. Canteks. J. S. B Bouwer. H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
|