Kronieken uit 1873
10 juli 1873 NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Rotterdam, 9 juli. De afkeuring en verkoop van het Nederlandse fregatschip QUINTET, in 1867 te Batavia, waarover vele procedures tussen de rederij, de Nederlandsche Handelmaatschappij en assuradeuren gevoerd zijn, heeft dezer dagen weer tot een zeer belangrijke uitspraak van het Provinciaal Gerechtshof van Noord-Holland aanleiding gegeven. Het gold de vraag, of assuradeuren van dit schip aan de rederij vergoeding schuldig waren wegens de door die afkeuring geleden schade. Tussen partijen stond vast, dat de belangrijke schade aan het schip te Batavia door de door de resident benoemde deskundigen geconstateerd, niet kon zijn veroorzaakt door de ondervonden zee-evenementen. De rederij beweerde echter, dat die deskundigen gedwaald hadden, daar het schip die schade niet had geleden en bood aan te bewijzen dat het, na verkoop, voor een geringe som was gerepareerd en weer in de vaart gebracht; de schade echter, door de verkoop, als gevolg van de afkeuring geleden, moest voor rekening van de assuradeurs komen, omdat die afkeuring het gevolg was van dwaling of kwade trouw van experts, wier tussenkomst door zee-evenement noodzakelijk was geworden. Door assuradeurs werd dit stelsel krachtig bestreden: de expertise, meenden zij, waarbij de reparatiekosten op meer dan drie vierden van de waarde waren begroot, was de grondslag van de op afkeuring steunende vordering en moest dus in haar geheel worden aangenomen, ook wat de aard en omvang van de geconstateerde schade betreft. Evenals in eerste aanleg, is ook door het Hof het stelsel van de rederij verworpen en is, op de pleidooien van mrs. Aug. Philips en E.N. Rahusen voor de rederij en van mr. T. M.C. Asser voor de assuradeuren op casco en vrachtpenningen, de tegen deze ingestelde rechtsvordering ontzegt en de rederij niet toegelaten tot het door haar aangeboden bewijs.
Kronieken uit 1874
23 juni 1874 NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Amsterdam, 22 juni. Omstreeks een jaar geleden hebben wij de beslissing van het Provinciale Gerechtshof in Noord-Holland medegedeeld in de bekende assurantieprocessen betreffende het schip QUINTET. Het gold daarbij hoofdzakelijk deze vraag: of, wanneer volgens beweren ener rederij, een schip, waarvan de reparatiekosten door deskundigen in de noodhaven op meer dan ¾ der waarde zijn begroot en dat dientengevolge verkocht is, later voor een veel kleiner bedrag gerepareerd en weder in de vaart gebracht wordt – of men dan moet aannemen, dat de door de rederij geleden schade het gevolg is van onkunde of kwade trouw der deskundigen, en of assuradeuren op casco en op vrachtpenningen daarvoor aansprakelijk zijn. Nadat deze vragen achtereenvolgens door arbiters, Messrs. Cosman, Tydeman en Molster, en door het Hof van Noord-Holland ontkennend beantwoord waren, voorzag de rederij zich in cassatie. De Hoge Raad heeft echter bij vrijdag ll. uitgesproken arresten, op de pleidooien van mr. J. Kappeijne van de Copello, voor de rederij en van mr. T.M.C. Asser en C. Asser voor de Assurantie-maatschappijen, in overeenstemming met de door de advocaat-generaal mr. Smits genomen conclusies, het beroep in cassatie verworpen, zodat de door de rederij ingestelde vorderingen thans definitief zijn ontzegd.
Kronieken uit 1878
11 september 1878 NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Rotterdam, 10 september. Het reeds sedert 1870 gerezen geschil van de Nederlandsche Handelmaatschappij met de rederij van het schip QUINTET over de geldigheid van het abandon van genoemde bodem en de daarmede verdiende vrachtpenningen door de rederij wenst de Regering in het belang van de Staat door middel ener dading te beëindigen. In overeenstemming met het advies van de landsadvocaat Mr. G.M. van der Linden, is de Nederlandsche Handelmaatschappij gemachtigd om namens het departement van koloniën en behoudens de bekrachtiging der wet, met de bedoelde rederij een overeenkomst aan te gaan. Bij het sluiten dier overeenkomst is het bedrag der vergoeding bepaald op NLG 4.000,- waarvan aan de Staat in verhouding van de waarde der te min uitgeleverde gouvernementsproducten tot de generale schade, toekomt een som van NLG 3.805,37. Aangezien het onderwerpelijke geschil een geldswaarde betreft van meer dan NLG 10.000,- is een wetsontwerp tot bekrachtiging dier overeenkomst aan de Tweede Kamer aangeboden.
07 november 1878 AH - Algemeen Handelsblad
Het Staatsblad bevat in No. 162 de wet van de 25e oktober 1878, houdende bekrachtiging ener dading tussen de Nederlandsche Handelmaatschappij te Amsterdam en T.F. Egidius, handelende onder de firma Geo E. Egidius, wonende aldaar, tot beëindiging van een geschil over de vordering van eerstgenoemde, betreffende de vergoeding der gezonde waarde van te min uitgeleverde gouvernements koffie en suiker, afgeladen in het schip QUINTET.