|
Harlingen, 16 december. Aangaande de stranding van het Nederlandse schoenerschip CATHARINA ELISABETH, kapt. G. Molenaar, met een lading hout van Frederikstad herwaarts bestemd, verneemt men van de schipbreukelingen, dat zij op de kust van Jutland, pl.m. 6 mijl ten Zuiden van Bovenbergen (opm: Bovbjerg), met een storm uit het NNW-en bezet zijnde, na aanhoudend prangen, waardoor zowel de nieuwe als de gewone zeilen zich begaven steeds de kust naderden, totdat men eindelijk des voormiddags van de 12e dezer zo dicht aan de kust kwam, dat de stranding onvermijdelijk bleek, waarop men besloot af te houden, en waarop weinig ogenblikken later het schip over de buitenbanken heensloeg en de CATHARINA ELISABETH ten gevolge der zware branding bijna onmiddellijk verbrijzelde, waardoor een gedeelte der lading aan strand spoelde. Het gelukte ternauwernood aan de opvarenden om hun leven te redden. De kapitein is steeds ter strandingsplaats aanwezig om te bergen wat mogelijk is.
|