1955-08-29: |
NvhN 03-01-1956: Een week ontzegging voor kapitein van de Senior. De Raad voor de Scheepvaart heeft kapitein-eigenaar J. K. van de 374 brt metende Groninger coaster Senior schuldig bevonden aan de aanvaring van zijn schip op 29 augustus van het vorig jaar bij de Zweedse kust met het Zweedse motorschip Lister en heeft zijn diploma ingetrokken voor de tijd van een week. Deze zaak is gistermorgen behandeld. Op 29 augustus 's avonds om kwart voor negen ging de kapitein naar de machinekamer om de motor te smeren. Toen hij beneden was voelde hij aan de bewegingen van het schip, dat van de koerslijn afgeweken werd. Op het moment dat hij weer aan dek kwam, ramde de Senior de Lister. Aan het roer van de Senior stond een lichtmatroos, die zijn eerste reis maakte en pas vier dagen aan boord was. De inspecteur voor de scheepvaart, de heer J. Metz, vond de beslissing van de kapitein om op het moment, dat de Lister in het nauwe vaarwater tot op anderhalve mijl genaderd was, naar beneden te gaan „onverklaarbaar". Hij sprak van een “ernstige beleidsfout" en stelde voor de kapitein een berisping te geven.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Donderdag 2 Februari 1956, no. 24. No. 9. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake de aanvaring van het motorschip ,,Senior" met het Zweedse motorschip „Lister", tijdens de vaart in de Oregrund Grepen. Betrokkene: de kapitein J. Kajuiter. Op 29 augustus 1955 is het motorschip „Senipr", op de reis van Amsterdam naar Gefle, varend in de Oregrund Grepen, in aanvaring gekomen met het Zweedse motorschip „Lister". In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart, besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze aanvaring en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Senior", J. Kajuiter, wonende te Groningen. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 2 januari 1956 in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein en de roerganger, zomede van een uittreksel van het journaal en het scheepsdagboek en hoorde de kapitein voornoemd als betrokkene buiten ede. Als getuige onder ede werd gehoord de lichtmatroos A. J. Boezer.. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij, het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Senior" is een Nederlands schip, toebehorende aan de kapitein J. Kajuiter te Groningen. Het meet 347 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 224 pk motor. Op 25 augustus 1955, te 7 uur, vertrok de „Senior", beladen met cokes, van Amsterdam met bestemming Gefle. De diepgang was bij vertrek vóór 20. achter 24 dm. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 7 personen. De reis had aanvankelijk een normaal verloop. Op 29 augustus 1955 voedde „Senior" door de Stockholmer Scheren, passeerde te 18.30 uur Svartklubben en voer dan door de Grepen. Te 20.20 uur werd Djursten gepasseerd. Hierna voer men in de witte sector van dit licht achteruit naar Grepen-v.s., dat op 1° aan stuurboord vooruit was. Men liep volle kracht, 8 mijl; het was goed weer met helder zicht. De kapitein was op de brug; aan het roer stond de lichtmatroos A. J. Boezer, die sinds 25 augustus 1955 op zee voer. De kapitein verklaarde dat deze lichtmatroos eerst 14 dagen aan boord was, maar goed stuurde. De roerganger heeft zelf verklaard dat hij wel een beetje kon sturen; hij kon sturen in graden en kon het schip wel houden op 3 graden. Na het passeren van Djursten kwamen vooruit èen toplicht en beide zijlichten van een tegenligger in zicht. Dit schip, dat later bleek het Zweedse motorschip „Lister" te zijn, gaf een beetje s.b.-roer, zodat men op de „Senior" alleen het toplicht en het rode zijlicht zag. De „Senior" ging hierop ook ongeveer 2 graden stuurboorduit. De kapitein meende, dat, indien beide schepen zo zouden doorgaan, zij elkaar op ongeveer 100 meter afstand zouden passeren. Daar de kapitein overtuigd was dat er niets kon gebeuren, besloot hij toen even naar beneden,te gaan om de motor te controleren; de motordrijver had dit het laatst gedaan bij het einde van zijn wacht te 18 uur. De kapitein ging snel naar de machinekamer en goot een kan olie in het smeerapparaat. Toen de kapitein weer naar boven wilde gaan, voelde hij het schip overhellen, en toen hij nauwelijks aan dek was, voelde hij een zware stoot. De roerganger heeft verklaard dat hij op 29 augustus 1955, te 20 uur. aan het roer kwam en daar zou blijven staan tot 22 uur; de kapitein had de wacht. Meestal bleef de kapitein op de brug wanneer Boezer de wacht had. maar hij verliet deze ook wel eens. Op de wacht van 29 augustus ging de kapitein ook een keer naar beneden. Boezer verklaarde, dat, toen de kapitein naar beneden ging, hij een tegenligger aan stuurboord kreeg. Boezer zag eerst het toplicht, later een groen licht erbij. Toen de schepen elkaar dicht waren genaderd, gaf de tegenkomer eefi korte stoot op de fluit. Boezer wist niet wat hij moest doen. Het had geen zin om te roepen, want dat zou door het lawaai van de motor niet worden gehoord. Daar de tegenligger meer naar stuurboord lag, meende Boezer dat hij er goed aan zou doen, naar bakboord te gaan; hij was over zijn zenuwen heen. Hij gaf b.b.-roer; de tegenkomer naderde snel en even later vond een aanvaring, plaats, waarbij de „Lister" de „Senior" trof aan s.b.-zij in de midscheeps. De kapitein kwam op dat moment op de brug; hij nam het roer over en stopte de motor. De kapitein heeft nog verklaard dat hij, vóórdat hij de brug verliet, de roerganger uitdrukkelijk opdracht heeft gegeven Grepen-v.s. aan bakboord te houden. De schepen kwamen spoedig vrij van elkaar. De „Senior" had een gat in de zij. maar boven water. De kapitein besloot voor reparatie naar Oregrund te gaan. De „Lister", die slechts lichte schade had, ging eveneens daarheen. De „Senior" meerde 29 augustus 1955 te 23.30 uur te Oregrund; hier is de schade hersteld. Ter zitting verklaarde de kapitein nog dat hij eigenaar is van de „Senior". Betrokkene had tijdens het varen door de Scheren de wacht. Daar op de „Senior" slechts één motordrijver vaart, moet tijdens diens wacht te kooi om de twee uur een ander de motor controleren en het smeerapparaat vullen. Daar betrokkene geen daarvoor geschikte matroos aan boord had, deed hij dit meestal zelf. Vóór 20 uur was daarvoor geen gelegenheid omdat het schip zich nog in de nauwte bevond en betrokkene dus niet de brug kon verlaten. Toen na het passeren van Djursten het vaarwater ruimer werd, meende hij dat de gelegenheid gunstig was om even naar de motor te gaan. De koers was 332°. De lichtmatroos Boezer voer weliswaar pas sinds 25 augustus 1955, maar hij stuurde goed. Te ongeveer 20.25 uur zag betrokkene de lichten van de „Lister" vooruit. Ongeveer een kwartier later veranderde dit schip de koers iets naar stuurboord; betrokkene liet daarop ook 2° koers naar stuurboord veranderen. Men zag nu van de „Lister" alleen het toplicht en het rode zijlicht. Betrokkene dacht dat de schepen zo 80 a 100 meter vrij van elkaar zouden lopen en hij meende nu de brug wel voor enige tijd te kunnen verlaten. Hij gaf de roerganger nog eerst order 334° te sturen en het lichtschip Grepen en de tegenkomer aan bakboord te houden en ging dan naar de motorkamer. Betrokkene was nog niet klaar beneden, toen hij besloot even aan dek te gaan om te zien hoe de toestand daar was. Bij het opgaan van de trap voelde hij dat het schip naar stuurboord begon te hellen door het geven van veel roer en toen hij aan dek kwam, werd de „Senior" aangevaren aan s.b.-zij. Blijkbaar draaide de „Lister" reeds vóór de aanvaring achteruit, want de schepen kwamen direct vrij van elkaar. Na de aanvaring was Boezer geheel in de war en hij kon niet goed verklaren wat was gebeurd; hij zei dat de „Lister" recht op hem af was gekomen en dat hij daarom b.b.-roer had gegeven. De roerganger A. J. Boezer verklaarde ter zitting dat hij op 19 augustus 1955 op de „Senior" kwam; hij had tevoren nooit gevaren en ging met dit schip 25 augustus 1955 naar zee. Getuige moest elke wacht twee uur sturen en, hoewel hij het kompas niet kende, kon hij op een paar graden het schip op koers houden. Op 29 augustus 1955 kwam getuige te 20 uur aan het roer. Hij weet dat ongeveer 20 minuten later een vuurtoren werd gepasseerd. Hij kreeg hierna order om een vuurschip vooruit even aan bakboord te houden. Getuige zag vooruit enige lichten, een wit en een rood; deze bleken later te zijn van de „Lister". Deze waren voor getuige recht vooruit, ongeveer in de mast. Toen de kapitein naar de motorkamer wilde gaan, zei hij dat getuige het vuurschip even aan bakboord moest houden. Getuige had even tevoren een paar graden naar stuurboord koers moeten veranderen. Getuige meende dat de lichten van de „Lister" die waren van het vuurschip en hield die recht vooruit. Getuige dacht dat hij er nog ver vandaan was; hij wilde geen koers veranderen naar stuurboord, want de kapitein had hem eerder streng verboden koers te veranderen zonder toestemming van de kapitein. Plotseling gaf de „Lister" een korte stoot op de fluit. Getuige wist niet wat dit beduidde en keek met een kijker naar dat schip. Toen bemerkte hij, dat het andere schip dichtbij was. Hij besloot b.b.-roer te geven. Even later werd de „Senior" vrijwel dwars aangevaren door de „Lister". De kapitein kwam daarna direct op de brug. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat, toen op 29 augustus 1955 de „Senior", na te 20.20 uur Djursten te hebben gepasseerd, in de Grepen voer en koers werd gesteld op Grepen-v.s., het bijna donker was. Men voer in de witte sector van Djursten achteruit. Daar ook tegenkomers in deze sector moeten varen, passeren schepen elkaar daar vrij dichtbij en moeten zij elkaar daarbij aan bakboord houden. De kapitein nam de route door de Grepen omdat deze korter is dan buitenom. Men kan dit doen, indien men daarbij de navigatie veilig kan voeren. Indien men niet voldoende ervaren personeel aan boord heeft, wordt te veel van de kapitein gevergd en is het beter een eenvoudiger route te nemen, ook al is die iets langer. Toch is het te begrijpen dat de kapitein de kortere route nam. De machinist is te 18 uur van wacht gegaan. De kapitein had beter gedaan hem langer bij de hand te houden in dit moeilijke vaarwater. Na 20 uur moest dè kapitein naar de motor gaan kijken. Het was beter geweest dat hij de matroos, die te 20 uur werd afgelost van het roer. nog even had aangehouden. Hij wilde na het passeren van Djursten naar beneden gaan. maar toen naderde een tegenligger. Toen de kapitein meende dat de tegenligger goed op vrij kleine afstand zou passeren, ging hij naar de motorkamer. Dit is een onverklaarbare beslissing; hij had moeten wachten totdat het andere schip dwars was. Dit is een belangrijke fout van de kapitein. De kapitein heeft, vóór hij wegging, de koers herhaald en gezegd het vuurschip aan bakboord te houden. Misschien heeft de roerganger de „Listef" voor het vuurschip gehouden en bij het doorzetten van dit schip naar bakboord dit schip gevolgd door het steeds vrijwel recht vooruit te houden. Plotseling gaf de „Lister" een korte stoot en gaf Boezer b.b.roer. Dit is een mogelijke verklaring. Het is ook mogelijk dat de roerganger geheel in het wilde heeft gevaren. Het is niet onverantwoordelijk om op de „Senior" te varen met slechts één machinist. De kapitein heeft misschien te veel vertrouwen gehad in de capaciteiten van de roerganger, maar dit is van weinig belang. De kapitein maakte de ernstige beleidsfout door op het verkeerde moment van de brug te gaan. Op de „Lister" is goed gereageerd door zo snel achteruit te slaan. Anders was er veel gevaar geweest dat de „Senior" doormidden zou zijn gevaren. De kapitein, die reeds sinds 1941 als kapitein vaart, ziet zijn fout wel in. Hij is niet roekeloos geweest en heeft geen navigatiefout gemaakt, maar een beleidsfout. Hij is schuldig aan deze aanvaring. De inspecteur stelt de raad voor de kapitein slechts te straffen door het uitspreken van een berisping. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het motorschip „Senior" is in de avond van 29 augustus 1955 onderweg van Amsterdam naar Gefle in de Stockholmer Scheren benoorden het licht van Djursten in aanvaring gekomen met het Zweedse motorschip „Lister". De kapitein had de wacht en bevond zich op da brug met, als roerganger, een jong lichtmatroos, die zijn eerste zeereis maakte. Terwijl men Grepen-v.s. even over bakboord vooruit hield, naderden de beide schepen elkander op tegengestelde koersen. De kapitein liet twee graden stuurboord geven om het andere schip rood op rood op een afstand van 80-100 meter te kunnen passeren. Toen hij dat schip ten minste een kwartier lang had gezien en toen dit, naar berekend kon worden, zich op een afstand van 1-1½ mijl bevond, verliet de kapitein de brug om de motor te controleren en te smeren. Zo bleef de roerganger alleen op de brug van het volle kracht varende schip, met de enige order, Grepen-v.s. even over bakboord te houden. Misschien heeft de roerganger het toplicht van de „Lister" voor Grepen-v.s. aangezien en zich daarom over de afstand niet ongerust gemaakt. De ..Lister" was echter reeds nabij en gaf een sein van één korte stoot. De roerganger, niet wetende wat dit betekende en onbekwaam om te navigeren, gaf hard bakboordroer, waarna de „Senior" aan stuurboord werd geraakt. De naaste oorzaak van deze aanvaring was deze bakboordse roer- manoeuvre van de lichtmatroos, maar betrokkene draagt daarvoor de verantwoordelijkheid. De Raad kan en wil geen aanmerking maken op het feit, dat de „Senior" bij een motorvermogen van 224 pk over slechts één motordrijver beschikte, en neemt aan, dat betrokkene, bij gebreke van daartoe voldoend onderlegde matrozen, buiten de diensturen van de motordrijver zelf ongeveer om de twee uren de motor moest nalopen. Maar nu verliet hij de brug tijdens de nadering van een tegenligger, die waarschijnlijk zou passeren tijdens zijn afwezigheid, en terwijl het roer bediend werd door een volmaakt onervaren lichtmatroos, die van de eerste beginselen der navigatie nooit gehoord had. Noodzaak hiertoe bestond niet. Indien betrokkene niet een korte tijd wilde wachten tot de „Lister" voorbij was, omdat er dan weer andere tegenliggers zouden zijn, had hij vaart moeten minderen en stoppen om dan de motor te voorzien. Dat hij in de gegeven omstandigheden de brug verliet, rekent de Raad hem aan als een ernstige beleidsfout, waardoor hij mede schuld draagt aan de aanvaring en waarvoor een straf gerechtvaardigd is. Mitsdien straft de Raad kapitein J. Kajuiter, geboren te Groningen op 20 augustus 1918, te dezer zake domicilie gekozen hebbende te Groningen. door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van één week. Aldus gedaan door de heren Prof. Mr. J. Offerhaus, voorzitter, C. H. Brouwer, H. A. Broere en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris Mr. A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de raad van 2 januari 1956, (Get.) J. Offerhaus, A. Boosman,
NvhN 04-02-1956: De kapitein van de Senior gestraft. Kapitein J. K. van het Groninger motorschip Senior is ook de bevoegdheid om als kapitein op zeeschepen te varen ontnomen voor de tijd van een week, omdat de raad hem medeschuldig heeft bevonden aan de aanvaring van zijn schip op 29 augustus van het vorige jaar in de Oregrund Grepen met het Zweedse motorschip Lister. De naaste oorzaak van deze aanvaring is de bakboordse roermanoeuvre van de lichtmatroos, maar de kapitein draagt daarvoor de verantwoording. De raad kan en wil geen aanmerking maken op het feit, dat de Senior bij een motorvermogen van 224 pk over slechts één motordrijver beschikte en neemt aan, dat de kapitein buiten de diensturen van de motordrijver zelf ongeveer om de twee uur de motor moest nalopen. Maar nu verliet hij de brug tijdens de nadering van een tegenligger, die waarschijnlijk zou passeren tijdens zijn afwezigheid, terwijl het roer bediend werd door een volmaakt onervaren matroos, die van de eerste beginselen der navigatie nooit gehoord had. Dat hij in de gegeven omstandigheden de brug verliet wordt de kapitein aangerekend als een ernstige beleidsfout, aldus het oordeel van de raad. |