1805
OHC 091105
Amsterdam, 7 november. Te Bordeaux is gearriveerd kapt. Stanton, van New Londen.
(opm: de Amerikaanse brik FRIENDSHIP, kapt. Ebenezer Stanton, werd in juni 1809 naar Amsterdam opgebracht, zie RC 040709, en op 19 december 1810 aldaar geveild)
Bovenstaand bericht is het eerste dat Marhisdata over de FRIENDSHIP heeft gevonden. Het bouwjaar zal dus 1805 zijn geweest of eerder. Amerika hield in die jaren nog geen gegevens bij over de nationale scheepvaart, terwijl Lloyd’s Register toen geen Amerikaanse schepen in haar registers opnam.
1809 - 1810
De Franse aanvallen op de Amerikaanse scheepvaart, 1793 – 1813
FRIENDSHIP, brik, kapt. Ebenezer Stanton. In 1809 naar Holland vertrokken met oxhoofden tabak, 27 balen katoen, 72 vaten suiker, en 2 oxhoofden, 3 tonnen [van circa 190 liter] en 4 vaten koffie. Door de Franse kaper L’HEBE genomen toen het schip op 30 juni ter hoogte van Texel was. De brik werd ontdaan van zeilen en rondhouten. De scheepsagent tekende bij de autoriteiten protest aan en na veel kosten werd het schip vrijgegeven.
William Williams, Nathan S. Stanton, Ebenezer Burril, en de nazaten van Ebenezer Stanton dienden in 1826 bij Frankrijk een claim in ten bedrage van $ 81.920 voor de lading en interest over 17 jaren.
William Williams, Coddington Billings, Nathan Stanton, en de nazaten van Ebenezer Stanton dienden een claim in groot $ 8.000 voor het schip, en $ 8.160 rente over $ 10.000 gedurende 17 jaren. (opm: die $ 10.000 is mogelijk samengesteld uit $ 8.000 waarde van het schip plus $ 2.000 ‘veel kosten’; of de FRIENDSHIP daadwerkelijk werd vrijgegeven lijkt onjuist, omdat de brik in december 1810 werd geveild, zie CVA 101210)
Onder het verdrag dat op 4 juli 1831 tussen de Verenigde Staten en Frankrijk werd gesloten werd voor lading en schip in totaal $ 19.116,44 toegekend; een specificatie is niet gegeven)
RC 040709
Amsterdam, 2 juli. Door de Franse kapers L’HEBE en LA REVANGE zijn, den 29 juni, in Texel opgebracht de schepen THE FRIENDSHIP, kapitein N. Stanton, van New York, en THE HARMONY, kapitein Z. Howes, van Boston.
CVA 101210
Advertentie. Ten overstaan van den Keizerlijken commissaris-generaal voor de middelen te water, in het departement Amsterdam, zal de vendumeester in hetzelve departement, op woensdag den 19de van de wintermaand, voormiddags ten 10 uren, in den Brakkegrond, in de Nes, te Amsterdam, publiek, voetstoots, verkopen:
Een welbezeild driemast fregatschip, genaamd THE PLANTER, genomen door den Franse kaper LE DUNKERQUOIS.
Een extra welbezeild brikschip, genaamd HARMONY genomen door den Franse kaper L’HEBE.
Een extra welbezeild brikschip, genaamd FRIENDSHIP, genomen door den Franse kaper L’HEBE.
Een extra welbezeild smakschip, genaamd VROUWENGUNST.
Een extra welbezeild smakschip, genaamd de HOOP, beide genomen door de Franse kapers l’AIMABLE MADALAINE en LA DUNKERQUOIS.
Een extra welbezeild smakschip, genaamd de VROUW MARGARETHA, genomen door den Franse kaper LE TILSITT.
Met derzelver staand en lopend want, ankers, zeilen, touwen en verdere scheepsgereedschappen, breder bij gedrukte inventarissen omschreven, welke bijtijds zullen worden uitgegeven bij den boekverkoper de weduwe J.W. Smit, op den Fluwelen-Burgwal, bij de Halsteeg; kunnende de veilcondities op het secretarij der middelen te water, voor het departement Amsterdam, door een ieder gelezen worden. AMV 191210
Geveild. Deze onderstaande schepen op Woensdag 19 december 1810 in de Nes, in de Brakken Grond:
- Fregat-Schip, (een extra ordinair welbezeild) genaamd THE PLANTER, lang over steven 101½ voet, wijd bij de eerste balk voor ’t groot luik binnen zijn huid 29 voet, hol in ’t ruim bij de eerste balk voor ’t grootluik op zijn uitwatering 13 voet 5 duim, met verdek bij de eerste balk voor ’t groot luik hoog aan boord 6 voet, achter de grote mast hoog aan boord 7½ voet. NLG 6.200, in slag NLG 825. J.N. Apostool
- Brik-Schip, (een extra ordinair welbezeild) genaamd THE HARMONY OF BOSTON, lang over steven 81 voet, wijd bij de eerste balk voor ’t groot luik binnen zijn huid 23 voet 5 duim, hol in ’t ruim bij de eerste balk voor ’t grootluik op zijn uitwatering 9 voet 6 duim, met een verdek bij de eerste balk voor ’t grootluik hoog aan boord 5 voet.
NLG 5.000, in slag NLG 1.000. C. van Vlissingen (opm: nieuwe naam AURORA).
- Brik-Schip, (een extra ordinair welbezeild) genaamd FRIENDSHIP OF NEW LONDON, lang over steven 69 voet, wijd bij de eerste balk voor ’t groot luik binnen zijn huid 23 voet, hol in ’t ruim bij de eerste balk voor ’t grootluik op zijn uitwatering 12 voet. NLG 2.025. J. Delphin.
1811 - 1813
Wat de voormalige FRIENDSHIP tussen veiling in december 1810 en 1813 heeft gedaan kon niet worden teruggevonden. In de Cedule (het eigendomsbewijs) van 20 september 1819 verschijnt de naam FREUNDSCHAP (FREUNDSCHAFT?) als een eerdere naam van de FLORA. Dat het schip onder de vlag van Holland heeft gevaren lijkt niet waarschijnlijk. Uitvlaggen, bijvoorbeeld naar Pruisen, lijkt logischer, om te proberen onder neutrale vlag op zee uit handen te blijven van Franse of Engelse kapers. Het schip is gefranciseerd geweest, d.w.z. heeft onder Franse vlag gevaren. Een oplegperiode onder de naam VRIENDSCHAP in 1812-1813 is zeer wel mogelijk
1814
Begin 1814 kon in elk geval de Nederlandse vlag worden gehesen. Het schip kreeg een (West-Indische) zeebrief.
Op 2 januari 1814 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de VRIENDSCHAP, aangevraagd door Hendrik Leeuwen (opm: de naam werd in 1815 geschreven als Lieuwes), Rotterdam, voor zichzelf als kapitein. Het schip lag te Rotterdam. was volgens de aanvraag zeebrief gebouwd te Baesrode en was gefranciseerd geweest.
In Baesrode is de brik vermoedelijk slechts hersteld. Het schip was in New London, Connecticut, V.S. gebouwd als FRIENDSHIP. Het bouwjaar is 1805 of eerder.
1815
Op 7 juli 1815 werd een eerste zeebrief afgegeven voor de VROUW ESTHER onder kapt. H Lieuwes. In Den Haag is deze aanvraag niet teruggevonden; wel het royement op 13 juli 1816 in verband met aanstelling van de nieuwe kapitein Willem Cavellier. Zeer waarschijnlijk betrof het een West-Indische zeebrief, maar de uitgifte van West-Indische zeebrieven voor Europese schepen was van zeer korte duur geweest. in het koopcontract stond ‘schip zal varen op de West’ en de brik was in 1815 inderdaad naar Suriname geweest.
Aan de koopakte was een verklaring in dato Amsterdam 22 juni 1815 toegevoegd van Harmanus Groen, scheepstimmerman op de werf De Boot in de Wittenburgerstraat te Amsterdam, dat hij het schip de VROUW ESTHER voor meer dan 2/3e had vertimmerd.
Deze verklaring was vereist om voor de in het buitenland gebouwde brik een Nederlandse zeebrief te kunnen aanvragen. Die 2/3e was formeel gebaseerd op de waarde na de ‘vertimmering’, maar dat hiermede de hand werd gelicht mag duidelijk zijn.
RC 260815
Amsterdam, 24 augustus. Te Deal is met schade en verlies van anker en touw binnengelopen het schip de VROUW ESTHER, kapt. H. Lieves (opm: brik, kapt. Hendrik Lieuwes), van Amsterdam naar Suriname.
RC 310815
Amsterdam, 29 augustus. Kapt. H. Lieves (opm: H. Lieuwes), voerende het schip de VROUW ESTHER, van Amsterdam naar Suriname gedestineerd, meldt van Deal, van den 21 augustus, dat hij den 17 dito genoodzaakt was geweest, wegens schade, aldaar binnen te lopen, doch zou de volgende dag de reis weder vervolgen.
1816
Op 13 juli 1816 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de VROUW ESTHER, aangevraagd door P. Heijdemans, Amsterdam, voor H. Lieuwes als kapitein, thans zullende worden bevaren door Willem Cavellier; de monsterrol dateert van 28 augustus 1816.
RC 291016
Amsterdam, 27 oktober. Den 6 oktober lag wegens stilte voor Boulogne ten anker het schip (opm: brik) de VROUW ESTHER, kapt. Willem Cavellier, van Amsterdam naar Surinamen; had door storm een zeil verloren.
OHC 311216
Amsterdam, 8 december. Den 28 oktober is in goede staat te Madera aangekomen het schip de VROUW ESTHER, kapt. W. Cavellier, van Amsterdam naar Suriname.
1817
OHC 040317
Amsterdam, 3 maart. Den 1 december1816 is bij Suriname op strand geraakt het schip (opm: brik) de VROUW ESTHER, kapt. W. Cavallier, van Amsterdam derwaarts gedestineerd, zou denkelijk weder afgebracht worden (opm: zie RC 060317).
RC 060317
Amsterdam, 4 maart. Volgens brief van Suriname, van den 1 december, was in de Marrantijnen binnengelopen het schip de VROUW ESTHER, kapt. Willem Cavallier, van Amsterdam naar Suriname gedestineerd; de kapitein had een loods aangenomen, om hem de rivier van Suriname binnen te brengen.
1818
Vermoedelijk is de brik na terugkeer in Oostende opgelegd in afwachting van economisch betere tijden en/of verkoop. In dat laatste slaagde men in september 1819.
1819
Op 25 september 1819 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J.E. Dresden, Amsterdam, voor M.H. Johannes als kapitein, met de mededeling ‘Oude zeebrief in ongerede geraakt’.
Op 30 september 1819 werd ‘wederom’ een nieuwe zeebrief verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door Jonas Ephriam Dresden, Amsterdam, voor Martin Hendrup Johannes als kapitein, met de mededeling ‘zeebrief 13-07-1816 geëxpireerd en andere kapt., was Wm. Cavellier, verdoopt, genaamd geweest VROUW ESTHER’.
De naam van de kapitein verlangt verduidelijking. Naast Martin Hendrup Johannes zien we in de op 28 september 1820 geroyeerde zeebrief en Turkse Pas *) M.H. Johannissen staan, terwijl het koopcontract Marten Hendriks Johannesse vermeldt. De Amsterdamse monsterrol van 27 september 1819 geeft als naam Marten H. Johannessen en dat zal de juiste zijn. Vermoedelijk was hij een Deen, zoals er in die tijd zo velen op Nederlandse schepen voeren.
*) Een Turkse Pas was een door de Turkse regering uitgevaardigd schriftelijk bevel dat door dit land gecontroleerde instanties of schepen het betreffende schip niet mochten ophouden of andere overlast worden aangedaan. Bovendien was het schip vrijgesteld van het betalen van rechten en lasten bij passage van de ingang van de Zwarte Zee. Door de Nederlandse staat werden van de rederijen gelden geïnd die aan de Turken werden afgedragen. Een Pas was slechts geldig voor één rondreis, waarbij de kosten verschilden al naar gelang de route. Werd de reis tussentijds uitgebreid, dan werd een aanvullende premie betaald.
In het Archief van de Waterschout op het Stadsarchief van Amsterdam bevindt zich een monsterrol op naam van kapitein Marten H. Johannessen op de FLORA, dd 27 september 1819.
RC 161119
Amsterdam, 14 november. Kapitein M.H. Johannessen, voerende het schip FLORA (opm: brik, ex-VROUW ESTHER), van Amsterdam naar Liverpool gedestineerd, meldt van Dublin van den 30 oktober, dat hij den 26 dito aldaar wegens stormweer, met schade aan roer, zeilen en tuigagie, binnengelopen was.
1820
Nadat J. Montobio uit Gent de brik had gekocht werden op 28 september 1820 een nieuwe zeebrief en een Turkse Pas verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein, met de mededeling ‘ex kapitein Johannes’. Het schip was buitenlands gebouwd en lag te Oostende.
1821
Op 27 juni 1821 werd een Turkse Pas, voor een reis naar de Middellandse zee, verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein. Na terugkeer van de brik werd de Pas conform de instructies via de Directeur der Inkomende en Uitgaande Regten en Accijnzen te Gent naar Den Haag teruggezonden, waar hij op 9 april 1822 werd doorgehaald.
1822
RC 230222
Rotterdam, 22 februari. Van Vlissingen wordt van den 19 gemeld:
Sedert onze laatste zijn, voor Antwerpen bestemd, alhier ter rede gekomen CATHARINA, H.H. Veldhuis, van de Marennes; de HOOP, C. Pleth, van Helvoetsluis; FORTUNA, J. Everst, van Memel (opm: Klaipeda); de FLORA, kapt. Christie (opm: brik, kapt. H. Christen), van Marseille; THERONIMUS, H.J. Smit, van Napels.
Op 19 juli 1822 werd een nieuwe zeebrief evenals een Turkse Pas voor de bestemming Middellandse Zee verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein. De Pas werd op 8 mei 1824 door de Inspectie te Oost-Vlaanderen naar Den Haag teruggezonden en aldaar op 18 mei 1824 vervallen verklaard.
1823
Volgens het register van Bureau Veritas jaargang 1831 moet de FLORA in 1823 een grote reparatie hebben ondergaan. De aard en locatie zijn niet bekend.
1824
OHC 030124
Amsterdam, 1 januari. Den 24 december is te Cowes binnen gelopen de FLORA, kapt. Christen (opm: brik, kapt. H. Christen), van Oostende naar Sevilla.
Op 23 juni 1824 werden een nieuwe zeebrief en een Turkse Pas verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein. De Pas werd op 25 oktober door de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen naar Den Haag opgezonden en aldaar op 30 oktober geroyeerd.
1825
Op 12 juli 1825 werd een Turkse Pas verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein. Deze werd op 4 januari 1826 door de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen naar Den Haag opgezonden en aldaar op 9 januari doorgehaald.
DC 311225
Vlissingen, 17 december. Van den 14 dezer tot heden, op onze rede aangekomen: de FLORA, kapt. H. Christen, van Marseille naar Ostende gedestineerd met stukgoederen; de HERSTELLING, kapt. B.H. Smit, van Riga naar Dendermonde bestemd met zaaizaad; LE COURIER, kapt. B. Boutin, van Lebourne naar Brussel gedestineerd met wijn,
Den 20 dito. Gisteren is van hier vertrokken het schip de FLORA, kapt. H. Christen, van Marseille naar Ostende gedestineerd met stukgoederen.
1826
DC 070326
Vlissingen, 14 februari. Van den 22 dezer tot heden voor Antwerpen bestemd, op onze rede aangekomen; HARMINA, kapt. A.J. Hubert, van Londen met koffie enz.; DE JONGE MATHILDA, kapt. C. de Vos, van Lissabon met fruit en stukgoederen; DE JONGE CORNELIS, kapt. J.C. Teves, van Marseille en DE PELLIKAAN, kapt. H.J. Ricke, van Londen, beide met stukgoederen; BATAVIA, kapt. P. Blair, van Batavia met koffie; DE EERSTELING, kapt. H.R. Klie, met stukgoederen en DE FLORA, kapt. J.D. Christen, met koffie en katoen, beide van Londen; DE JONGE CESAR, kapt. M. Schalk, van Bordeaux met wijn; LAURA, kapt. N. Mahij, van Guernsey met huiden; L’AVENTURE, kapt. F. Poodts, van de Havanna met koffie; de laatstgenoemde moet quarantaine houden.
DC 290426
Vlissingen, 19 april. Van Antwerpen zijn de Schelde afgekomen, en van den 17 dezer tot heden van onze rede naar zee gezeild: DE FLORA, kapt. J.D. Christen; HERKULES, kapt. T. Schipman; L’EMELIE, kapt. M. van Kerkhoven en LE SANS REPOS, kapt. P. Pethers, alle vier naar Londen met boomschors; THE COLLINGWOOD, kapt. N. Brouard, naar Guernsey met tarwe; THE CONGRES, kapt. N. Kinsman, naar Boston en DE HARMONIE, kapt. J. Moller, naar Duinkerken, beide met ballast; ANTWERPS PACKET, kapt. L. Hawegh, naar Hull met vlas; ALIDA, kapt. L.R. Nieveen, naar Elie met boomschors; CATHARINA, kapt. D.E. Brunger, naar de Oostzee met ballast; GUILLAUME, kapt. W. de Ruyter, naar de Havanna en CHARLOTTE EMILIE, kapt. J. Claeys, naar Marseille, beide met stukgoederen.
Volgens het register van Bureau Veritas jaargang 1831 heeft de FLORA in 1826 een grote reparatie ondergaan. De aard en locatie zijn niet bekend.
Op 1 juli 1826 werden een nieuwe zeebrief en een Turkse Pas verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein. De Pas werd na thuiskomst via de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen op 25 januari 1827 naar Den Haag gezonden en aldaar op 29 januari doorgehaald.
1827
Op 3 augustus 1827 werd een Turkse Pas verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein. Deze Pas werd op 18 februari 1828 geroyeerd.
1828
Op 27 maart 1828 werd een Turkse Pas verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein. De pas werd op 22 september 1828 door de Gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen naar den Haag teruggezonden, waarna op 26 september royement volgde.
Op 22 september 1828 werden een nieuwe zeebrief en een Turkse Pas verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein. De Pas werd op 20 maart 1829 naar Den Haag geretourneerd en op 27 maart geroyeerd.
1829
RC 170329
Rotterdam, 16 maart. De 13e dezer, des namiddags, arriveerden te Hellevoetsluis FLORA, kapt. J.D. Christen, van Marseille en Cette (zijnde na de visitatie van de quarantaine ontslagen) en DE VOLHARDING, kapt. L. Teunis, van Liverpool.
RC 310329
Rotterdam, 30 maart. De 29e, des morgens, zeilde FLORA, kapt. J.D. Christen naar Ostende.
Op 10 juli 1829 werd een Turkse Pas verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein, welke reeds op 11 december 1829 in Den Haag kon worden vervallen verklaard.
RC 081229
Rotterdam, 7 december. Te Antwerpen zijn gearriveerd HERMANUS, kapt. Jongbloed en MARGRITA, kapt. Veen, van Riga; CATHARINA, kapt. Pot, van Petersburg; AGATHA, kapt. J.T. de Jonge, van Liverpool en FLORA, kapt. H. Christen, van Marseille.
1830
AH 130230
Amsterdam, 12 februari. Aanwijzing der Nederlandse schepen, die van primo juli tot 31 december 1829, de haven van Marseille in- en uitgezeild zijn:
Namen der schepen |
Namen der kapiteins |
Komende van: |
Vertrokken naar: |
FRANCISCA |
B.H. Rieke |
Antwerpen |
Antwerpen |
JEREMIAS |
L. Sijbes |
Amsterdam |
Amsterdam |
DE HOOP |
H. van den Bos |
Rotterdam |
Rotterdam |
DE JONGE HORTENSE H.A. Nieberding |
Antwerpen |
Malaga |
JAN DE WITH |
R.F. Mellema |
Amsterdam |
Antwerpen |
JOHANNA |
A. Jever |
Rotterdam |
Smirna |
CHRISTINA JOHANNA |
A. Plokker |
Rotterdam |
Antwerpen |
DE SNELHEID |
A. van der Linden |
Rotterdam |
Smirna |
FLORA |
J.D. Christen |
Gent |
Antwerpen |
AURORA |
A.J. de Boer |
Amsterdam |
Cette |
ONDERNEMING |
J.B. Flik |
Amsterdam |
Cette |
DE EENSGEZINDHEID |
P.T. Kuiper |
Amsterdam |
Antwerpen |
NICOLAAS JOHANNES |
K.J. Parma |
Rotterdam |
Cette |
EIZO DE WENDT |
W.G. Hellinga |
Amsterdam |
Antwerpen |
Op 28 juni 1830 werd een Turkse Pas verstrekt voor de FLORA, aangevraagd door J. Montobio, Gent, voor J.D. Christen als kapitein.
MCO 310730
Vlissingen, 27 juli. Van Antwerpen is de Schelde afgekomen en naar zee gezeild de FLORA, kapt. J.D. Christen, naar Marseille, met stukgoederen. (opm: in Marseille aangekomen heeft Bureay Veritas de brik geïnspecteerd en het schip de lage waardering ¼ gegeven; het schip was inmiddels 25 jaar oud of meer, dus bevreemding geeft dit niet).
België
Nadat eind augustus 1830 in Brussel onlusten waren uitgebroken die de inleiding zouden vormen tot de Afscheiding door België werd op 4 oktober eenzijdig de Belgische onafhankelijkheid afgekondigd. In een reactie hierop werden bij K.B. nr. 78 van 28 oktober 1830 de Nederlandse zeebrieven ingetrokken van alle (196) schepen welke ‘in de Zuidelijke Provinciën van het Rijk te huis behoorden’. Dat betrof dus ook de brik FLORA onder kapt. J.D. Christen, die door zijn vertrek naar Marseille eind juli voorlopig van de maatregel geen weet had en hiermee eerst bij terugkeer zou worden geconfronteerd.
1831
L.v.C.
Na in Messina fruit te hebben geladen arriveerde de FLORA op 21 maart 1831 in Oostende.
Hierna voer de brik onder Belgische vlag. Vrije vaart op de Schelde was voor de Belgische vlag door tegenwerking van Nederland nog moeizaam, zodat de verdere afvaarten steeds vanuit Oostende zouden plaatsvinden.
In april maakte de brik een reis naar Londen en was terug in Oostende op 3 mei 1831.
Vanaf 15 juni 1831 voer het schip in totaal 8 maal naar Liverpool (voornamelijk om zout op te halen) en tenslotte terug in Oostende op 5 oktober 1832.
1832
PLDA 230332
Oostende, 18 maart. Aangekomen PAULINA, Denduys (opm: galjoot PAULINE, kapt. J. Denduyts), CERES, Nannings (opm, kof, kapt. N. Nannings), FLORA, Christen, (opm: brik, kapt. H. Christen), FREDERIKA, Vandenkirkhove (opm: schoener FREDERICA, kapt. P.J. van den Kerckhove), alle van Liverpool.
PLDA 240832
Oostende, 20 augustus. Aangekomen NEPTUNE, Willems (opm: sloep, kapt. F. Willems, en JONGE JACOB (opm: gaffelschip), van Londen, FLORA, Christen (opm: brik, kapt. H. Christen), van Liverpool.
L.v.C.
In november 1832 vertrok de FLORA, kapt. J.D. Christen, naar Malta. Na in Messina een lading wijn, druiven, olie en noten te hebben ingenomen was de brik op 4 april 1833 terug in Oostende.
1833
GVB 240533
Oostende, 23 mei. Uitgevaren de Belgische brik FLORA, kapt. J. Minne, naar Bordeaux, met 17 balen Kortrijks lijnwaad (opm: linen) en andere goederen, aan Van Iseghem 114 vat. Eerste maal kapt. Minne
L.v.C.
In juli-augustus 1833 zeilde de FLORA onder kapt. Joseph Minne opnieuw naar Bordeaux. Op 28 september arriveerde de brik in Oostende, geladen met wijn, druiven en olijfolie.
1834
Bureau Veritas vermeldt in haar Register 1835 dat de FLORA, eigenares de weduwe Montobio, in april 1834 onder kapt. J. Minne, door haar surveyor uit Nantes is geïnspecteerd; in 1831 was de brik (opnieuw) gekoperd. Die inspectie zou geïnitieerd kunnen zijn door de verschepers die de kwaliteit van het schip in twijfel kunnen hebben getrokken. Het schip moet van BV. toestemming hebben gekregen haar reis aan te vangen en naar Antwerpen te zeilen.
GVB 021134
Brugge, 3 november. Binnengekomen de Belgische brik FLORA, kapt. Minne, van Bordeaux, met 185 stukken wijn, 17 ½ stukken, 2 kisten wijn, 1 stuk wijnazijn, 2 kisten liqueur, 2 ½ stukken brandewijn, 6 kisten vruchten en brandewijn, aan Saney; 24 stukken wijn, 1 kist olie, 1 kist pruimen, voor Reyngout; 12 stukken wijn voor C. Lauwers zoon; 24 stukken wijn voor L. Blacke; 4 stukken wijn, 20 kisten pruimen, voor J. van Haecke; 1 stuk brandewijn voor Clique-De Breuck, 1 stuk olie, 2 stukken azijn voor Therese Favers; 6 vaten en 30 kisten pruimen voor P. de Vos; 8 stukken en 8 halve stukken wijn voor Inghelsde-de Tilly;8 stukken wijn voor Gassaert; 18 stukken en 1 kist wijn, 1 kist liquer en 1 kist vruchten aan F. Perlau, aan de consinatie van J. Saney.
Op 21 november 1834 verscheen in de Journal du Commerce d’Anvers een aankondiging volgens welke de FLORA op 10 december 1834 wegens ‘vereffening’ publiekelijk verkocht zou worden. Waarschijnlijk was het schip wegens schulden aan de ketting gelegd en werd nu gedwongen geveild. Het was al frappant dat de rederij het zo lang had volgehouden, want de economische omstandigheden waren in 1830-1834 zeer slecht geweest.
Verkoop aan een sloper lijkt het meest logisch: het bewijs hiervoor ontbreekt, maar na 1834 wordt de FLORA nergens meer gesignaleerd