Het Nieuws v.d. Dag 190803 - Donderdag j.l. (Opm. 13 aug.) had de officiële proeftocht plaats van het stoomschip DOROTHEA, gebouwd door de firma Bonn en Mees, te Rotterdam, voor rekening van de maatschappij stoomschip Dorothea, directie de firma P. W. Louwman, te Rotterdam. De hoofdafmetingen van het schip zijn 280 x 40 x 22" met een draagvermogen van circa 3200 ton. Het is gebouwd als ééndekschip met deepframing, geclasseerd in de hoogste klasse Lloyds. De machines ziin vervaardigd bij de Kon. Maatsch. »De Schelde«, te Vlissingen en hebben cylinders van 21' x 35 x 57 met 39" slag. Schip en machine voldeden uitstekend en het stoomschip te Rotterdam kwam binnen om zijn eerste lading in te nemen voor Kroonstad. Het zal gevoerd worden door kapt. P. de Goede.
NRC 280211. Londen, 27 februari 1911. Het stoomschip DOROTHEA is bevracht met 3.200 ton (misschien erts) van Cartagena naar Rotterdam tot Sh. 7/3, full terms, lading prompt.
NRC 080213. Londen, 7 februari 1913. Het stoomschip DOROTHEA is bevracht met 2.800 ton van Rotterdam naar Algiers tot Ffrs. 11,25, laden 17 februari (opm,: mogelijk kolen)
NRC 160714
Advertentie. Openbare schepenveiling. De makelaars Lachlan & Co. (London) en Jacq. Pierot Jr. (Rotterdam) zullen namens heren assuradeuren op maandag 27 juli 1914, ten 2½ ure, in de Merchants Hall der beurs, 24, St.Mary Axe te London, in veiling brengen het Nederlandse schroefstoomschip DOROTHEA, 2.035 bruto en 1.309 netto register tons, gebouwd van staal te Rotterdam in 1903, 3.200 tons deadweight op 18’6”diepgang. Lang 85,30 meter, breed 12,19 meter, hol 5,99 meter, triple machines 220 nominale PK., twee ketels, 11.2 atmosfeer. Liggende in beschadigde toestand nabij Abbotsbury (Chesil Beach).
Nadere inlichtingen verstrekken de makelaars Jac. Pierot, Witte Huis, Wijnhaven, Rotterdam en Lachlan & Co., 101 Leadenhall Street, London.
NRC 250814
De Raad voor de Scheepvaart heeft gisteren uitspraak gedaan betreffende de stranding van het stoomschip DOROTHEA op 14 februari 1914 op Chesil Bank.
De Raad is van oordeel, dat het in de avond van 14 februari 1914 ter plaatse, waar de DOROTHEA zich bevond, een slecht vurenzicht boven het land moet zijn geweest, daar men anders van de DOROTHEA de lichten van de Engelse kust had gezien, hetgeen niet het geval is geweest. Is deze omstandigheid mede aanleiding geweest tot het ongeval, dit laatste ware voorkomen, indien de gezagvoerder van de DOROTHEA gelood had. Dit was plicht geweest, waar sedert 11 februari geen behoorlijk bestek genomen had kunnen worden en men verwachten kon, dat de Engelse kust in de nabijheid moest zijn. Het feit dat ’s morgens een Summerlyn verkregen was, ontsloeg de kapitein geenszins van die plicht, daar hij niet kon weten, op welk punt van de Summerlyn hij was en dan ook na stranding is gebleken, dat hij ongeveer 30 mijl voorlijker was, dan het gegist bestek aangaf. Van ongeveer 6 uur ’s avonds af tot dat de DOROTHEA strandde, is het schip door een vaarwater gegaan van minder dan 30 vadem diepte en bij loding had men derhalve kunnen bemerken, dat de diepte voortdurend geringer werd, dat men het strand naderde en dat de uiterste voorzichtigheid geboden was. En al moge het loden met een handlood in de gegeven omstandigheden bezwaarlijk zijn geweest, onmogelijk was het zeker niet en de bezwaren hadden de kapitein niet mogen weerhouden deze zo noodzakelijke veiligheidsmaatregel te nemen.
De Raad is van mening, dat het niet-loden te beschouwen is als een ernstige nalatigheid van de schipper, welke de stranding der DOROTHEA heeft ten gevolge gehad. De Raad straft mitsdien Klaas Wegener, schipper van de DOROTHEA, wonende te Rotterdam, door hem de bevoegdheid te ontnemen gedurende een termijn van vier weken als schipper op een schip als bedoeld in art. 2 der Schepenwet te varen.