1932-04-13: |
NvhN 19-04-1932: Düsseldorf-Rome per schip. Een Groningsen zeekapitein vertelt.
Düsseldorf, 13 April 1932. „Morgen! Heeft u lust een zeereis van Düsseldorf naar Rome mee te maken? Een boot, die lading voor de Tiberstad inneemt, ligt hier aan de Heerdter Hafen gereed”. Een blik op den kalender bewijst, dat wij vandaag niet meer l April schrijven. Er schijnt dus in de vraag van mijn kennis toch iets waars te zitten. Op naar Heerdt. Daar ligt hij reeds, de „Flying Irishman” van de Rotterdammer reederij James. Een motorschip, zooals men er heden ten dage bij dozijnen op den Nederrijn ziet, en waarvan de reizen naar Engeland en de Oostzeehavens niets wereldschokkends meer zijn. Maar Düsseldorf—Romer dat is nog nooit gebeurd! De Düsseldorfer haven presteert met deze vrachtverzending iets geheel nieuws. Werfinspector Werner brengt ons spoedig in kennis met kapitein J. Tonkens uit Groningen, die bevel voert op dit fonkelnieuwe zeemotorschip, dat eerst in 1931 van stapel is geloopen. De boot heeft een buitengewoon sterken Dieselmotor van 320 P.K. aan boord, waardoor zij 9 a 10 zeemijlen per uur kan loopen. Tegen den Rijnstroom op maakt de „Flying Irishman" nog altijd 12 kilometer per uur, dus een snelheid, die zich kan laten zien. Kapitein Tonkens is dan ook erg trotsch op den in Duitschland gebouwden zes cylinder Diesel- motor en heeft geen rust voordat wij in de machinekamer zijn gegaan en daar met belangstelling hebben rondgekeken.
De Kapitein vertelt: „Dat had ik ook niet gedacht, dat ik nog eens op een boot als deze zou staan, want ik heb patent voor de groote vaart en had nog tot voor enkele maanden een ordentelijke stoomer onder mijn voeten. Maar de gezamenlijke 12 booten van mijn oude reederij zijn nu opgelegd. Ook wij in Nederland ondervinden sterk de wereld-crisis en in het bijzonder die van Duitschland. Maar ik ben met mijn lot heelemaal tevreden. De boot hier is heel goed en de reizen zijn rijk aan afwisseling; als de vrachten nu maar niet zoo slecht waren! „Ik heb voor de vaart van Düsseldorf naar Rotterdam een dag noodig. Morgenavond lig ik dus onder de Boompjes in Rotterdam. Daar nemen we olie in, 16 ton, genoeg voor de reis naar Rome. Wanneer het goed gaat, en we niet door storm worden opgehouden, dan zijn wij komenden Donderdag in Rome, of liever in Fiumicino, de er het dichtst bij liggende zeehaven. Ik wil probeeren het Tiberkanaal op te varen, maar meestal moet daar te weinig water staan. Ik heb voor mijn boot goed tien voet water noodig en de troostrijke verzekering van onzen Nederlandschen consul, dat er altijd goed twee voet water in het Tiberkanaal staan, stemt niet hoopvol. Als 't niet gaat moet ik mijn Düsseldorfer sjamotte-steenen in Fiumicino lossen.
„Of ik al eens in Rome geweest ben? Nee, maar wel was ik op de vorige reis van Hochfeld uit in de Adriatische Zee. Fiumicino moet overigens een lastige zandbank voor de haven hebben liggen. Ik laad daarom de boot ook niet heelmaal. Drie dagen storm in de Golf van Biscaje. „Hopelijk hebben, we een vlugge vaart. De laatste maal hadden we drie dagen storm in de Golf van Biscaje. Drie dagen lang konden we niet op het voordek komen, zoo gingen de golven over boord. De matrozen moesten in het achter-logies slapen. Achter liggen we aardig wat hooger, maar ook daar is er bij stormweer nog genoeg zeewater te proeven. „We hebben zeven koppen bemanning aan boord. De waterverplaatsing bedraagt 581 ton, het laadvermogen 550 ton. De lengte van de „Flying Irishman" bedraagt 47 meter, de breedt 7.80 meter. De waterverplaatsing van ons motorschip is dus ongeveer een honderdste deel van de „Bremen" of de „Europa". Onder in de kajuit ziet het er, zooals altijd bij het laden, wat onordelijk uit. De „Mevrouw" is bovendien ook niet aan boord. Zij verkoos een bezoek bij familie boven een reis naar Rome. „We hebben nog een heel aardige kajuit voor twee passagiers!"
De eerste vraag van mijn kennis berustte dus volkomen op waarheid. Een scheepspassage van Düsseldorf naar Tiberstad ligt nu binnen het rijk der mogelijkheden! Alleen wordt men verzocht zich te schikken in een zeeziekte van langen duur. Gestadig loopen de lieren over de laadruimte en nemen de steenen over. Het is een merkwaardig gevoel dat het scheepsboord, waarop wij hier bij Düsseldorf staan, in weinige dagen aan de voeten van het eeuwige Rome op de Tiberstroom zal schommelen. Düsseldorf—Rome in de D-wagen is er al lang. De scheepsverbinding is nu ook geopend. Hoe lang zal hét nog duren, dat ook de machines van de Lohaufer vlieghaven met als doel „Tiberstadt" starten? (Het bovenstaande artikel troffen wij aan in de ons vriendelijk toegezonden „Düsseldorfer Stadt Nachrichten” van 14 dezer. Wij vonden dit aardig geschreven interview van een Duitsch journalist met een Groningsch scheepskapitein interessant genoeg om het geheel voor onze lezers te vertalen. Red.)
NvhN 06-05-1932: Nederlandsch schip op de Tiber vastgeloopen.. „The Flying Irishman” op weg naar Rome. Sedert kort is Rome zeehaven, meldt de Romeinsche corresp. van het Handelsblad. Bijna iederen dag trachten schepen, natuurlijk van geringe tonnernaat den Tiber op te varen, wat wegens de sterke strooming en den lagen waterstand niet altijd gelukt. Thans is juist op den verjaardag van prinses Juliana, voor het eerst een buitenlands schip bij Fiumicino den Tibermond binnen geloopen en dit schip voert de Nederlandsche vlag. Het draagt den zonderlingen naam van „The Flying Irishman", voor een Nederlandsen vaartuig waarlijk niet zeer toepasselijk. Met een lading vuurvaste steen is het op weg naar Rome, doch zit voorloopig bij Fiumicino aan den grond en zal daar wel ontladen. De schade is onbeduidend. Dit is voor het eerst dat een buitenlandsch schip de haven Rome aandoet, althans in de moderne geschiedenis. De Tiber was bevaarbaar tot ongeveer 1500. |