1935-09-25: |
Final Fate: In ballast onderweg van Southampton (23 september vertrokken) naar Groningen tijdens een hevige storm op de Westerems vergaan. Alle vijf bemanningsleden kwamen om, waaronder de gezagvoerder en zijn zoon.
De Banier 27.09.1935: De „POOLSTER” vergaan in de Wester Eems. Vijf jonge menschen in de golven omgekomen. De storm van eergisteren heeft in de Wester-Eems een vreeselijke ramp veroorzaakt. Daar is de schoener „Poolster" vergaan en de vijf opvarenden, allen jonge menschen, zijn jammerlijk in de golven omgekomen. Het schip was het eigendom van den Groninger oud-zeeman R. J. Kajuiter, wiens zoon de kapitein er van was. Aan de berichten die ons over de ontdekking van de ramp bereikten ontleenen wij het volgende: De kustwacht te Rottumeroog heeft gisterochtend aan het reddingstation te Oostmahorn gerapporteerd, dat zij in de Wester-Eems, ter hoogte van ton W. F een stuk van een mast en een laadboom met gaffel boven water heeft zien uitsteken, terwijl voorts veel wrakhout in de nabijheid van genoemde plek ronddrijft. Het materiaal maakt den indruk, dat het gezonken vaartuig een betrekkelijk nieuw schip moet zijn geweest. Waarschijnlijk heeft men hier te doen met een motorscheepje met hulpzeil, dat in den vorigen nacht ter plaatse met man en muis moet zijn vergaan. Aangezien van het gebeurde niets is bemerkt, terwijl de kustwacht voortdurend op haar post is geweest, neemt men aan, dat de scheepsramp zich in zeer korten tijd heeft afgespeeld. Gistermiddag is op het strand van Schiermonnikoog een wit-geschilderde vlaggestok aangespoeld welke waarschijnlijk van het gezonken schip afkomstig is. Op het eiland worden thans verdere nasporingen gedaan naar andere voorwerpen, welke eventueel aan land zijn gespoeld, alsmede naar de lijken van de opvarenden. De motorreddingboot Insulinde van de N.Z.H. Redding-Mij., onder commando van schipper Toxopeus, is gistermiddag, toen het bericht ontvangen werd, naar de plek van de ramp vertrokken. Verder stelt de reddingboot een onderzoek in naar een tweede wrak, dat door de kustwacht te Rottumeroog is gesignaleerd. Men heeft namelijk van het eiland af en drijvend wrak waargenomen, in welks nabijheid zich een groote sleepboot bevond. In den mast kon men iets zwarts zien en men uitte de veronderstelling, dat dit menschen zouden kunnen zijn. In den namiddag bevond het wrak zich in N.N.-Oostelijke richting van Rottumeroog. De Insulinde seinde van Borkumeroog, dat men niets meer van het wrak heeft kunnen vinden. Men veronderstelde toen, dat het wrak, dat zich nagenoeg geheel onder water bevond, door een Duitsche sleepboot inmiddels de Ooster-Eems zou zijn opgevaren. Nader seint men ons: Gisteravond te tien uur is de motorreddingboot Insulinde in de haven te Oostmahorn teruggekeerd. Schipper Toxopeus kon niets anders rapporteeren, dan dat van het drijvende wrak niets kon worden ontdekt, zoodat, zooals reeds gemeld, moet worden aangenomen, dat het inmiddels is weggesleept. Op de Wester- Eems heeft men het wrak van het kleine scheepje aangetroffen. Nadere berichten melden dat uit de gegevens vrijwel is komen vast staan dat het hier het 223 ton metende motorschip „Poolster" betreft. De „Poolster" is een driemastschoener met een 150 P.K. Deutx-Compressorlooze Dieselmotor. Het schip is in 1917 bij de Scheveningsche scheepsbouwmaatschappij gebouw en had een certificaat van den Germaanschen Lloyd voor de Atlantische vaart. Het schip was alleszins zeewaardig; een vaartuig dat men in deskundige kringen „een goed schip" noemt.
De Eemsbode 01.11.1935: Naar wij vernemen, is op het Duitse eiland Sylt het lijk aangespoeld van de jonge kapitein J. Kajuiter van de vergane motorschoener 'Poolster'. Het stoffelijk overschot zal zeer zeker naar Groningen worden overgebracht.
Schuttevaer 21.12.1935. Het lijk van Teunes Haaima, woonachtig te Oostmahorn, laatstelijk lichtmatroos aan boord van de op 25 Sept. j.l. in een hevige storm voor de Eemsmonding met man en muis verongelukte motorschoener 'Poolster', kapitein Kajuiter te Groningen, is naar thans ontvangen berichten van Berlijn blijkt, op den 20 Oct. J.l. op het Duitse eiland Juist aangedreven en aldaar begraven. Het is aan de kleding door de ouders herkend. Op verzoek der ouders zal het worden opgegraven, waarna de motorreddingboot 'Insulinde' van Oostmahorn derwaarts zal varen teneinde het naar Oostmahorn te vervoeren. Na aankomst zal het dan opnieuw op de begraafplaats te Anjum ter aarde worden besteld.
|