1954-01-07: |
In moeilijkheden geraakt in het Engels Kanaal; 9 jan.1954 werd de BEREND-N met zware slagzij de haven van Southampton binnengesleept.
Het Vrije Volk 08-01-1954: BEREND-N lek geslagen. De Nederlandse kustvaarder BEREND-N uit Delfzijl is gisteren met zware slagzij door een reddingboot en een loodskotter in the Solent bij het eiland Wight binnengeloodst. De BEREND N meet 308 ton en behoort toe aan de N.V. Martenshoek te Delfzijl. Gistermiddag seinde het schip dat het zich in nood bevond, vijf mijl ten zuidoosten van de Magnetic Needies.' De Engelse loodskotter Gurnard bevond zich dicht in de nabijheid en meldde dat de BEREND N N zware slagzij maakte. Het schip maakte aan - stuurboord een slagzij van ongeveer 35 graden en was kennelijk lek geslagen. Er dreigde geen ernstig gevaar, de bemanning bleef aan boord en een deel van de vaartuigen die hulp kwamen bieden, konden spoedig weer naar huis gaan. De BEREND N, die gisteravond in de mond van de Solent aan de grond is gezet, is vanmorgen-vlotgekomen. Het schip vaart op eigen kracht in de richting van Southampton, het dek gelijk met het water en met zware slagzij
NvhN 07-01-1954: Nederlandse kustvaarder in nood. Afkomstig uit Delfzijl. Het Nederlandse kustvaartuig BEREND N., heeft hedenmiddag geseind, dat het bij het eiland Wight, ten Zuiden van Engeland, in nood verkeert. De BEREND N is afkomstig uit Delfzijl. De Engelse loodskotter Gurnard bevindt zich in de buurt van het in nood verkerende schip en heeft gemeld, dat dit zware slagzij maakt. De juiste positie van de Berend N schijnt vijf mijl ten Zuidoosten van de zogenaamde „magnetic needies" te zijn. De BEREND N is eigendom van de N.V. Martenshoek te Delfzijl. Het schip werd in 1948 gebouwd. De kapitein is de heer J. Meijer uit Delfzijl en de bemanning bestaat uit zeven koppen. Het schip is met een lading klei onderweg van Par naar Antwerpen. De Berend N vaart in time-charter voor de Freight-Express in Londen. Het weer bij Wight is vrij slecht. De temperatuur is ongeveer 1 graad boven nul, en er staat een krachtige Noord-Noordoostelijke wind. Het is zwaar bewolkt. Later seinde de loodskotter, dat een loods aan boord van de BEREND N is gegaan en dat men zal trachten Southampton te bereiken. Een reddingboot vaart het in nood verkerende schip tegemoet.
Kamp's Scheepvaart en Handel Mij N.V. te Groningen, die als vertrouwensmakelaar optreedt, kon ons over het geval met de BEREND N bij het sluiten van de krant nog geen nadere inlichtingen over de toedracht verstrekken.
NvhN 08-01-1954: De kustvaarder Berend N uit Delfzijl, die, zoals gemeld, gisteren nabij het eiland Wight in moeilijkheden raakte, is er vanmorgen vroeg in geslaagd de haven van Southampton te bereiken. De eerste poging om in genoemde haven te komen mislukte gisteravond en men had toen het schip bij Lymington op het strand gezet. De Berend N was op weg van Antwerpen naar Par om klei te laden. Het schip zal vermoedelijk kunnen worden behouden. Een bergingsvaartuig heeft zich hedenmorgen naar de Berend N begeven. Men is bezig met droogpompen. De bemanning, uitgezonderd de kapitein, is van boord gegaan.
Algemeen Handelsblad 08-01-1954: Kustvaarder Berend N bereikte Southampton. De Nederlandse kustvaarder Berend N, die gisteren bij het eiland Wlght in moeilijkheden geraakte, is er vanmorgen vroeg in geslaagd de haven van Southampton te bereiken. Het schip, - dat dertig graden slagzij maakte, was bij de poging de haven te bereiken eerst nog aan de grond gelopen in de monding van de Lymlngton, maar de bemanning weigerde het schip te verlaten en het gelukte haar het schip weer vlot te krijgen.
Leeuwarder courant 09-01-1954: „Berend N" in moeilijkheden. Het 208 ton metende Nederlandse kustvaartuig „Berend N", dat in de mond van de Solent aan de grond was gezet, is gisterochtend vlot gekomen. Het is daarna op eigen kracht langzaam in de richting van Southampton gevaren. Het dek lag gelijk met het water en het schip had zware slagzij.
NvhN 03-09-1954: Het ongeluk met de Berend-N. Op 7 Januari van dit jaar heeft het m.s. Berend-N op reis langs de Engelse Zuidkust zoveel water gemaakt, dat het schip om twee uur 's middags een slagzij van 10 graden maakte, die spoedig opliep tot 40 graden. De kapitein, die als getuige door de Raad voor de Scheepvaart werd gehoord, heeft zijn schip toen aan de grond gezet. Bij eb kwam hij tot de ontdekking, dat de dop van een peilpijp aan stuurboordzijde verdwenen was. Toen dit euvel verholpen was en men met behulp van de eigen pompen het water uit het ruim had gepompt, heeft dit schip op eigen gelegenheid de reis kunnen voortzetten en is in Southampton in het dok gegaan. Daar is gebleken, dat de bodem geheel geen schade had opgelopen. De Inspecteur-Generaal . voor de scheepvaart, de heer J. Metz, gaf als zijn conclusie, dat het gedeeltelijk vol lopen van het schip te wijten is geweest aan het verdwijnen van de dop van de peilpijp. Als les wilde hij uit dit ongeval trekken, dat op elk schip tijdens stormomstandigheden — het was slecht weer toen de Berend-N vol liep — in detail nagegaan moet worden of alle buitenboordopeningen goed afgesloten zijn. De Raad zal zijn uitspraak later schriftelijk bekend maken.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Vrijdag 15 October 1954, no. 200. Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart: No. 73. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake het gedeeltelijk vervuld raken van het ruim van het motorschip „Berend N" tijdens de reis van Par naar Antwerpen. Op 7 Januari 1954 heeft het motorschip „Berend N" op de reis van Par naar Antwerpen, ter hoogte van de Needles, zware slagzij over stuurboord gekregen. Als noodhaven werd Southampton binnengelopen. Het bleek, dat er veel water in het ruim stond. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur- generaal voor de scheepvaart Besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit gedeeltelijk vervuld raken. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 2 September 1954, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein, de stuurman en de motordrijver van de „Berend N", zomede van het scheepsdagboek, twee monsters van de lading, benevens van een rapport van de expert van de Scheepvaartinspectie B. D. Teensma met een schets van het achterdek van de „Berend N", en hoorde als getuige onder ede de kapitein J. H. Meyer. Als beëdigd deskundige hoorde de Raad de expert bij de Scheepvaartinspectie B. D. Teensma. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Berend N" is een Nederlands schip, toebehorende aan N.V. Martenshoek, te Delfzijl. Het meet 208 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 195 pk-motor. De „Berend N" laadde op 6 Januari 1954 te Par een volle lading china stones en clay. Men nam over 92 ton china clay in zakken, welke aan de vóórkant van het ruim werden gestuwd van het vóórpiekschot tot een/derde van het ruim naar achter, en daarachter 149 ton china stones in bulk. De stones werden vlak getrimd en lagen toen met de bovenkant circa 1,50 m onder het dek. De zakken lagen ongeveer een halve meter hoger. Vóór men met de belading was aangevangen, waren de vullings en pompflessen schoongemaakt. Het luik werd gesloten en afgedekt met goede presennings en geschalkt. De luchtkokers waren afgenomen en de potten afgedekt met ijzeren deksels en zeildoekse kappen. De luchtpijpen der tanks waren afgedicht met houten proppen. De dubbele-bodemtanks, evenals de vóór- en achterpiektanks, waren leeg. In een drinkwatertankje achter de achterpiek bevond zich 1,5 ton drinkwater, een tank in de motorkamer bevatte 2 ton dieselolie en in de dubbele-bodemtanks V en VI bevond zich nog 7 ton dieselolie. De diepgang was vóór 7'4", achter 8'6"; het schip lag recht. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 6 personen. Op 6 Januari 1954, te 17.45 uur, vertrok de „Berend N" uit Par met bestemming Antwerpen. Volgens de verklaring van de motordrijver zou deze kort na vertrek hebben gepeild en de doppen op de peilpijpen hebben geschroefd. Te 23.30 uur werd Start Point op korte afstand aan bakboord gepasseerd. Vanhier werd 80° r.w. gestuurd naar Bill of Portland. De wind was noord 6/7, er stond een ruwe zee en het schip stampte en slingerde zwaar, terwijl voortdurend veel water over dek en luiken sloeg. Op 7 Januari 1954, te 9.20 uur, werd Bill of Portland dichtbij gepasseerd en koers veranderd tot 70° r.w. naar Needles. Deze kaap werd te 13 uur op 2 mijl afstand gepasseerd. Nu werd verder de kust van Wight gevolgd naar Catherinepoint. De kapitein had de wacht van 8 tot 12 uur en werd daarna door de stuurman afgelost. Hij bleef echter tot 13 uur op de brug. Het schip lag toen nog normaal, het stampte en slingerde erg en het liep volle kracht, circa 6¾; de stroom kenterde. Te 14 uur waarschuwde de stuurman de kapitein, dat het schip slagzij maakte; de kapitein ging direct naar de brug en constateerde, dat het schip ongeveer 10° over stuurboord lag. De kapitein vermoedde, dat de lading was overgegaan, en daar men zich ongeveer 6 mijl Z.O. van de Needles bevond, besloot hij zo snel mogelijk onder de wal te komen; tevens gaf hij de motordrijver order op het ruim te pompen; de pomp bleek een goede straal te geven. Door het overkomende water was het, na vertrek van Par, niet mogelijk het ruim te peilen; daarom werd nu en dan op de vullings gepompt; dit was het laatst gedaan te 12 uur. Te 14.30 uur werd onder de kust geankerd. Toen werd het luik aan de achterkant geopend en bleek er ongeveer 1,50 m water in het ruim te staan. De kapitein herinnert zich niet of toen al de lading over was gegaan. Hij besloot zo snel mogelijk naar binnen te gaan. Het luik werd gesloten, het anker liet men slippen en volle kracht voer men dan naar de Needles. Het was toen 14.40 uur. De kapitein vroeg per radio-telefoon hulp aan van een reddingboot en een pompboot. Aan boord werd ook de reddingboot klaargemaakt en werden de zwemvesten omgedaan. De slagzij was voortdurend toegenomen. Er werd steeds gepompt; de patrijspoorten werden van de blinde kleppen voorzien. Te 14.55 uur werd de Needles gepasseerd; de slagzij was toen 30°. Het bleek, dat de afsluiter van de W.C. achteruit, waardoor water naar binnen liep, niet kon worden gesloten; er liep daardoor water in de verblijven. Te 15.10 uur werd bij de westingang van de Solent de vaart geminderd en de loods aan boord genomen. Onder diens aanwijzing voer men volle kracht verder. Na een halfuur varen aldus was de slagzij zo ver toegenomen, dat het water tot aan de lijn door kiel en stevens aan dek stond; de slagzij bedroeg toen 45°. Besloten werd het schip op een gunstige plek aan de grond te zetten. Te 16.48 uur werd de „Berend N" bij Hurstcastle aan de grond gezet. Te 17.30 uur viel het op, dat de slagzij niet meer toenam. Te 19 uur was het laagwater. Bij een onderzoek aan dek bleek, dat van de peilpijp op s.b.- vulling achterkant de dop was verdwenen. De dop van b.b.-peilpijp is toen daarop geschroefd en b.b.-pijp is afgesloten met een houten prop. Een reddingboot kwam nabij en bleef op verzoek in de buurt; de scheepsboot werd te water gevierd voor eventuele ongelukken. Te 21.30 uur dreef de „Berend N" vlot van de bank; tevoren had de kapitein b.b.-tank III op laten lopen. Men hield het schip gaande in de nabijheid van de bank. De slagzij nam nu meer en meer af; te 22 uur bleek het ruim droog te zijn. Het schip had nog 25° slagzij over stuurboord; dit bleek te zijn veroorzaakt doordat de lading gestorte stones ten dele was overgegaan; ook stond er nog water in de achterverblijven. Dit water liet men nu in de achterpiek lopen, vanwaar het gemakkelijker kon worden weggepompt. Besloten werd nu naar Southampton te gaan. Op 8 Januari 1954, te 7 uur, werd bij Netley geankerd en te 12 uur werd gemeerd aan de kade. Te 14 uur kwam een ploeg bootwerkers, die begon het schip recht te werken. Toen het recht lag, bleek het door in de lading opgenomen water 13 cm te diep te liggen. Door surveyors van Veritas en van de bergers, alsmede door de expert van de Scheepvaartinspectie B. D. Teensma, werd een onderzoek ingesteld. Een duiker kon geen schade aan het schip vaststellen. Voor meerdere zekerheid is het schip daarna in een droogdok opgenomen, maar ook daar heeft men geen lekkage kunnen constateren. Er is later zoveel lading gelost tot het schip weer op zijn merk lag. De heer Teensma heeft een rapport gemaakt en komt daarin tot de conclusie, dat het water alleen door de s.b.-peilpijp op het ruim naar binnen is gelopen. De zijkanten van de luikhoofden lopen als versterkingen door tot het vóórschot van het achterdekhuis. Hierdoor wordt met aan de voorkant de achterkant van het luikhoofd een bak gevormd van 50 cm hoog, die slechts kan afwateren door 2 afvoergaten van ongeveer 2½" diameter. In deze bak bevinden zich de beide peilpijpen op de achterkant van de vullings. Deze bak heeft tijdens het slechte weer steeds vol water gestaan. Daar de schroefdraad van deze peilpijpen niet al te goed was, is de dop op s.b.-pijp weggeslagen en kon ongehinderd water in het ruim lopen. Ter zitting verklaarde de kapitein geheel overeenkomstig het hiervóór vermelde. Hij voegde daaraan toe, dat de „Berend N" 4 luchtkokers heeft en dat het ruim vóór en achter 2 peilpijpen heeft. De 2 achterpeilpijpen bevinden zich in de ruimte achter het luik en steken ongeveer 15 cm boven het dek uit. De machinist peilt de vullings geregeld. Getuige weet niet of vóór vertrek naar de doppen der peilpijpen is gekeken; getuige weet niet of toen de dop op s.b.-achterpeilpijp aanwezig was. Gedurende de reis was het weer ruw en kon niet worden gepeild; de machinist heeft geregeld gepompt, het laatst te 12 uur. Om te kunnen zien of de pomp haalt, moet men buitenboord kijken. De dop van de s.b.-peilpijp is niet teruggevonden. De deskundige, de expert B. D. Teensma, verklaarde nog, dat, toen hij te Southampton kwam, de „Berend N" reeds recht lag. Bij onderzoek van het schip bleek het geen lekkage te hebben. De dop van de s.b.-achterpeilpijp ontbrak. De dop op b.b.-peilpijp kon slechts enige slagen aangedraaid worden en had dan nog speling. De deskundige heeft berekend, dat per uur door de niet afgesloten peilpijp 7,7 ton water in het ruim kon lopen, toen de bak achter het luikhoofd vol water stond. De afwateringsgaten van deze bak waren slechts klein, maar een dop van een peilpijp kon er juist door passeren. Na het ongeval zijn grote afwateringsopeningen in deze bak gemaakt, zodat nu niet meer geregeld water daarin kan blijven staan. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan,, dat, toen werd vernomen, dat de „Berend N" met slagzij in Southampton was binnengelopen, de expert B. D. Teensma met spoed daarheen is gegaan om een onderzoek in te stellen. Het bleek, dat water in het ruim was gelopen door een peilpijp, waarvan de dop ontbrak. De bovenkant van deze peilpijp bevond zich in een bak achter het luik, die maar kleine afwateringsgaten had. Deze bak, die ongeveer 50 cm hoog is, stond tijdens de reis vrijwel steeds vol. De peilpijpen staken ongeveer 15 cm boven dek uit. Berekend is, dat per uur 7,7 ton water door een pijp in het ruim kon lopen. Als de pijp langer was geweest, had niet zoveel water naar binnen kunnen lopen. Er is nu in voorzien, dat een dergelijke ramp zich niet kan herhalen. Het bleek hier hoe een ongeluk in een klein hoekje kan liggen. Bij het onderzoek naar de oorzaak van de ramp van de R.P.S. zijn verschillende mogelijkheden genoemd, waardoor water in het ruim kan lopen. Men moet steeds goed letten op de openingen aan dek naar de ruimen, zoals iuchtkokers en peilpijpen. Uit deze ramp valt de les te trekken, dat men bij slecht weer goed moet letten op de afsluiting van buitenboordopeningen. Men moet ook goed letten op de toestand van de peilpijpen en doppen. Vaak gaat de schroefdraad roesten en wordt de dop slechts enige slagen aangedraaid. Op de „Berend N" waren de peildoppen blijkbaar onder de verantwoording van de machinist. Het is beter, dat de stuurman belast is met de goede afsluiting van alle openingen aan dek naar de ruimen. Het is niet zeker hoe lang water in het ruim is gelopen. Te 14 uur had het schip ongeveer 10° slagzij en toen te 14.30 uur het luik werd geopend, bleek er ongeveer 1,5 meter water aan de lage kant in het ruim te staan. Waarschijnlijk is de dop reeds vóór 12 uur verdwenen. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het ruim van het motorschip „Berend N" is bij slecht weer in de tijd van enkele uren zo vol gelopen, dat het schip ernstige slagzij kreeg en ternauwernood behouden is, doordat het gelukte het bij het eiland Wight aan de grond te zetten en bij dalend water de oorzaak te ontdekken. Deze lag, naar de Raad aanneemt, hierin, dat water is binnengekomen door s.b.-peilpijp achter, waaraan de dop ontbrak. Hoewel deze peilpijp 15 cm boven dek uitstak, kon zich water verzamelen tussen de zijkanten van de luikhoofden, die als versterkingen doorliepen tot het vóórschot van het achterverblijf, pl.m. 50 cm hoog waren en aan beide kanten twee afvoergaten van slechts 2J/2" doorsnee bezaten; dit vormde een bak, waardoor voortdurend water in het ruim kon komen. Deze constructie moet worden afgekeurd, maar zij zou niet tot het ongeval hebben geleid, als de peilpijp afgesloten was geweest. Naderhand is gebleken, dat de schroefdraad van de peilpijpen achter gedeeltelijk was afgesleten. Volgens de motordrijver heeft de dop na vertrek wel op s.b.-pijp gezeten, maar dan is deze losgeraakt; hij kan door een afvoeropening zijn weggespoeld, waartoe juist genoeg ruimte was. De Raad is echter niet zeker, dat bij vertrek voldoende zorg aan de bevestiging der doppen is besteed; anders zou de slijtage zijn opgevallen of althans zou tijdens de reis aan de mogelijkheid van losraken gedacht zijn. Goede controle ook van de peilpijpen bij vertrek is nodig. Voorts zou ook in geval van controle onderweg het ongeval wellicht voorkomen zijn. Weliswaar was onder de reis de zee ruw, maar men voer vrij dicht onder de kust bij noordenwind. In het algemeen worde opgemerkt, dat, ook al valt de afsluiting van de peilpijpen onder de taak van de motordrijver, de scheepsleiding onderweg controle op de buitenboordopeningen, luchtkokers en peilpijpen heeft uit te oefenen; wie daarmede belast is, is een vraag van organisatie en afhankelijk van de grootte van het schip. Aldus gedaan door de heren prof. mr. J. Offerhaus, voorzitter, W. F. v. Vreeswijk, H. A. Broere, L. Meulman en H. J. Timmer, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de Raad van 8 October 1954. (Get.) J. Offerhaus, A. Boosman. |