1814
Op 14 mei 1814 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de CONSTANTIA, aangevraagd door Messchaert & Co, Hoorn (alleen boekhouder), voor D. Kempes van der Laag als kapitein. Het schip was buitenslands gebouwd.
RC 101114
Amsterdam, den 8 November. Van Kroonstad wordt van den 5 October gemeld dat het Hollandsche schip (opm: brik) CONSTANTIA, kaptein D.K. van der Laag, van Petersburg naar Amsterdam moetende, den 28 September bij Braken Eiland op een blinde klip geraakt was waarop het twee en een halve dag gezeten had. Doch na de helft van de lading overboord geworpen te hebben, met verlies van twee ankers en touwen, vlot geworden was. Helzelve was in de haven op de grond gezet en werd door pompen lens gehouden. De kaptein dacht dat het overige der lading onbeschadigd zou zijn.
1815
RC 180315
Amsterdam, 16 maart. Lijst der schepen welke te Croonstadt overwinterd te hebben: CONSTANTIA, D.K. van der Laag. (opm: sterk bekort; verder overwegend Amerikaanse en twee Engelse schepen)
RC 240815
Advertentie J. Salm, J.E. Lublink en P. Bel Jr, makelaars, zullen, ten overstaan van een daartoe bevoegd beambte, op maandag den 28 augustus 1815 des avonds ten zes uren te Amsterdam in het Nieuwezijds-Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen een extra ordinair, welbezeild Brikschip, genaamd CONSTANTIA, gevoerd door kapt. Drewes Kempes van der Laag, lang over steven 92 voet, wijd, binnen zijn huid, 23¼ voet, hol, in het ruim, 11½ voet, het verdek hoog aan boord 4½ voet, alles Amsterdamse maat. Breder bij inventaris omschreven. Nadere onderrichting te bekomen bij de voornoemde makelaars.
Op 5 december 1815 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de JOHANNA, aangevraagd door Bel, Messchaarts & Co, Hoorn, voor Andries Douwes van der Laag als kapitein.
1816
RC 220216
Amsterdam, 20 februari. Den 5 februari is in de Cove van Cork binnengelopen het schip (opm: brik) JOHANNA, kapt. A.D. van der Laag, van Amsterdam naar Rio de Janeiro, had in de Spaanse Zee (opm: Golf van Biscaye) een zware storm doorgestaan, waarop de equipagie, vrezende dat het schip daardoor lek mogt zijn geworden, de kaptein genoodzaakt heeft ene haven te zoeken.
1817
RC 150417
Advertentie. J.H. de Witt, R. Hoyman, J. Salm, J. van Ouwerkerk de Vries, T. van Olivier, P. Bel Jr. en J. Corver, makelaars, zullen op maandag den 21 april 1817, des avonds ten 6 uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren-Logement, verkopen: een extraordinair welbezeild Brikschip, genaamd JOHANNA, gevoerd door kaptein C.J. Schots, lang 92 voet, wijd 23 en 1 half voet, hol 11 en 1 half voet, het verdek 4 en 1 half voet, alles Amsterdamse maat; breder bij de inventaris, en berigt bij de makelaars.
1821
RC 140721
Haarlem, 12 juli. Vervolg en slot van de aanspraak van Zijne Excell. de Heer Staatsraad, Gouverneur van Noord-Holland, bij de opening van de vergadering der Staten van Holland, te Haarlem, den 3 juli 1821.
Voor Holland toch, is de handel, hetgeen voor de mens het bloed voor het ligchaam is; zonder handel is Holland niets, met de bloei des handels is dit ons gewest alles. Hollands handel is de moeder van de echt Hollandse fabrijken en trafijken. Trouwens, de staat der echt Hollandse fabrijken en trafijken gaat misschien met die des handels zelve hand in hand.
Wij zagen het reeds: de suiker-fabrijken gaan een stap voorwaarts, en de handel in suiker neemt toe; de bierbrouwerijen bloeijen meer bij het bloeijen van de graanhandel; de jenever-stokerijen werken onder dezelfde omstandigheden met verdubbelde veerkracht; de prijzen der jenever en der granen zijn echter laag en schadelijk voor de trafijken en handelaren.
De scheepsbouw, gelijk wij dit straks zullen zien, kwijnt, en ziet daar alle daarmee verbonden werkplaatsen werkeloos. De Rijnhandel neemt af en de zoutketen lijden; en zo is door enige voorbeelden reeds de stelling bewezen: Hollands handel is de bron van welvaart voor Hollands fabrijken.
De vlashandel herstelt zich langzaam; de verzending naar Schotland houdt sedert 1820 met kracht aan, terwijl die naar Engeland bestendig lijdt, door de cultuur van vlas in Ierland, gedurende de continentale oorlog bij de hand genomen. De prijzen van vlas in Holland zijn zo laag dat dit speculatie heeft opgewekt, waardoor vlas naar Denemarken en Noorwegen werd uitgevoerd, terwijl gehekeld vlas werd verscheept naar Portugal, Spanje, Duitsland, Zuid-Frankrijk en Italië.
De Groenlandse visserij heeft aanhoudend met teleurstelling te worstelen. Eén bodem, bestendig door Amsterdam uitgerust, is dit jaar gevolgd door een in Wormerveer uitgerust schip. Deze visserij heeft als bron van volksvoorspoed echter sterk ingeboet. Dit heeft commandeur Broertjes op de gedachte gebracht van een nieuwe proeve van uitrusting voor de walvisvangst. De Texelaar Willem Rab heeft dit plan aan de koning voorgelegd en koninklijke goedkeuring verkregen. Op verminderde schaal zal de visserij worden uitgevoerd met een schip van ongeveer 100 lasten, en met de helft der bij de wet bepaalde equipagie, onder genot van de bij K.B. toegekende gelijke premie.
Aan de scheepsbouw, als met de bloei van alle takken van handel en industrie nauw verbonden, mag niet worden voorbijgegaan. Hij maakt als het ware een uitzondering op de algemene beginselen, hier boven vastgesteld. De scheepsbouw is in onze dagen niet aan de scheepvaart onmiddellijk verbonden. Terwijl de scheepvaart vermeerdert kan dat niet wel gezegd worden van de scheepsbouw, dus van de constructie van nieuwe bodems op onze werven. De eigenlijke nationale scheepvaart is eerder af dan toegenomen, eendeels omdat het getal der schepen onder nationale vlag varend langzamerhand vermeerdert, en anderdeels omdat, naast zo veel oorzaken die de nationale bouw in de weg staan, de vrachten in 1820 te goedkoop, en de retouren uit West-Indiën te schraal en te onzeker geweest zijn. De grote scheepsbouw in deze provincie kan niet aanmerkelijk toenemen of verbeteren zo lang de vreemde schepen zo goedkoop kunnen worden aangekocht. De scheepsbouw is de laatste jaren in andere landen zodanig toegenomen daar dat van overcapaciteit sprake is. De goede wil van de Amsterdamse handelaren is echter voldoende gebleken uit het door particulieren laten bouwen en uitrusten van een schip voor Java. (opm: mogelijk het door scheepstimmerman Cornelis Ernst Duijts in 1820 gebouwde scheepshol dat in 1821 verder werd afgetimmerd en in juli als het fregat ALIDA HESTER aan de Amsterdamse kooplieden Hackman en Asschenbergh werd opgeleverd) Men hoopt op die werf een tweede schip te bouwen, terwijl ook op een andere werf een schip op stapel staat om bij de eerste aanvrage te worden gereed gemaakt. Maar het valt niet te loochenen dat de in ons land gebouwde schepen duurder zijn dan die uit het buitenland geïmporteerd.
(opm: bewerkt en sterk bekort)
1822
Op 28 maart 1822 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de SPITSBERGEN, kapt. Wm. Rab, ex-JOHANNA, welke volgens de Minister van Staat ‘zoude zijn bevaren geweest door kapt. Cornelis Jacobs Schots’ (opm: van wie geen zeebrief is gevonden en die kennelijk nooit is verleend. Evenmin is een zeetijding gevonden, zodat het schip zal opgelegd hebben gelegen.. Er bleef ook bij opleggen natuurlijk wel enig volk aanboord en dus moest er een gezagsverhouding bestaan. Mogelijk is om die reden kapitein Schots formeel gemonsterd.
G.R. Kramer was scheepstimmerman te Amsterdam. Hij zal het schip in 1817 als ‘klus’ en op speculatie hebben gekocht. Toen hij klaar was waren de economische omstandigheden inmiddels zo slecht geworden (zie ook RC 140721) dat er geen kopers waren en zelfs veel schepen gingen opleggen. In de loop van 1821 verbeterde de situatie enigszins en kon hij zijn brik alsnog verkopen.
PGC 190422
Harlingen, 13 april. Heden zeilde uit deze haven het brikschip SPITSBERGEN, kommandeur (opm: kapitein) Willem Rab, uitgerust door de heren Barend Visser en Zoon en verdere reders alhier, ter walvisvangst naar Groenland. Het is nu 50 à 60 jaren geleden, dat er dergelijke expeditiën van deze plaats geschied zijn, en dus was dezelve weder geheel nieuw. Ondernemingen van deze aard, zijn voor de algemene welvaart, en inzonderheid voor de plaats alwaar de uitrusting geschiedt, van een zo groot belang, dat alle wensen zich voor een gelukkige vangst en terugkomst verenigen, opdat de ondernemers genoegen en voordeel van hun werk oogsten, en anderen daarin een prikkel vinden mogen, tot meerdere uitbreiding dezer aloude tak van nationale nijverheid. (opm: zie RC 140721)
LC 230422
Harlingen. Den 13 april uitgezeild het brikschip SPITSBERGEN, kommandeur Willem Rab, ledig naar Groenland;
RC 230422
Amsterdam, 20 april. Kapt. W.D. Kleininga, den 15 in het Vlie binnengekomen, rapporteert, dat hij den 8 april laatstleden, in goede staat bij Bevesier (opm: Beachy Head) gepraaid heeft een brik, voerende een blauwe vlag met Nr. 37; uitgezeild is (opm: ondermeer) W. Rab, SPITSBERGEN, naar Groenland.
LC 270922
Harlingen. Den 20 september binnen gekomen het brikschip SPITSBERGEN, kapt. Willem Rab, met walrus spek, tanden en huiden van Groenland.
1823
Op 17 februari 1823 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de SPITSBERGEN, aangevraagd door Barend Visser & Zoon, Harlingen, voor Ymke J. Ruig als kapitein.
AC 300823
Terschelling, 25 augustus. Heden is alhier gearriveerd het schip (opm: brik) SPITSBERGEN, kapt. Imke J. Ruijg, uit Groenland met 190 stuks robben.
1824
Fondsenwerving ten behoeve van de op te richten Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Sociëteit en soortgelijke rederij in Rotterdam:
AC 131024
Advertentie. De ondergetekenden wensende op te richten een Sociëteit, ten doel hebbende het uitzenden van schepen naar Groenland en Straat Davids, ter walvis- en robbenvangst, en daartoe begunstigd met de approbatie en autorisatie van Zijne Majesteit de Koning, nodigen hunne stads- en landgenoten uit tot deelneming in deze Sociëteit.
De actiën zijn bepaald op NLG 500 ieder, en van nu af, gedurende vier weken, zal de inschrijving kunnen geschieden en de statuten verkrijgbaar zijn bij de volgende heren:
- Lamaison en Brouwer te Amsterdam,
- J.B. Westerwoudt te Amsterdam, en F. Smit te Amsterdam,
- Coopman de Witt en Lennaerts te Amsterdam,
- G. van der Spruijt, te Leiden en A. Bruin te Leiden,
- W. van der Vlugt te Haarlem,
- J.A. Kluppel te Alkmaar,
- Telting en Versteeg te Edam,
- C. van der Wolff Courrech te Hoorn,
- Mr. M.K. Reijffert te Enkhuizen,
- K.A. en C. de Vries te Zaandam.
Harlingen, den 6 oktober 1824
Pieter Rodenhuis, Dirk C. Zijlstra, Y. Rodenhuis, Jan S. IJzenbeek, en Jarig Mollema
RC 141024
Advertentie. De ondergetekenden, wensende op te richten een Sociëteit ten doel hebbende het uitzenden van schepen naar Groenland en Straat Davids voor de walvis- en robbenvangst, en daartoe begunstigd met de approbatie van Zijne Majesteit de Koning, nodigen hunne stad- en landgenoten uit tot het deelnemen in deze Sociëteit. De actiën zijn bepaald op NLG 500 ieder en van nu af aan gedurende vier weken zal de inschrijving kunnen geschieden en de statuten te verkrijgen bij de volgende heren:
Kuyper, Van Dam & Smeer te Rotterdam; Jan Loopuijt te Schiedam; Hartsink & Co te Delft; Mr. W.J. van der Jagt te ’s Gravenhage en Vogelsang & Co te Dordrecht.
Harlingen, den 30 september 1824
Pieter Rodenhuis, Dirk C. Zijlstra, Y. Rodenhuis, Jan S. IJzenbeek en Jarig Mollema.
PGC 191024
Advertentie. De ondergetekenden wensen op te richten een Sociëteit, ten doel hebbende het uitzenden van schepen naar Groenland en Straat Davids, voor de walvis- en robbenvangst, en daartoe begunstigd met de approbatie en autorisatie van Zijne Majesteit den Koning – nodigen hun Stad- en Landgenoten uit tot het deelnemen in deze Sociëteit. De actiën zijn bepaald op NLG 500 ieder, en van nu af aan, gedurende vier weken, zal de inschrijving kunnen geschieden, en de statuten te verkrijgen bij de volgende Heren:
H.H. Nap, Hund & Comp. te Groningen.
Harlingen den 30 september 1824
Pieter Roodenhuis, Dirk C. Zijlstra, IJ. Rodenhuis, Jan S. IJzenbeek en Jarig Mollema
RC 091224
Enige voorstanders van Handel en Scheepvaart binnen deze stad (opm: Rotterdam) hebben zich verenigd, om te beproeven, of er ook binnen dezelve (even als zulks in een andere haven geschiedt) een Maatschappij ter Walvis- en Robbenvangst, bij wijze van deelneming, kan worden daargesteld. Deze weleer zo belangrijke tak ook voor deze stad, opnieuw in stand te brengen, en ten algemene nut van derzelver ingezetenen te doen strekken, is het doel, dat men zich voorstelt, en men vermeent te mogen verwachten, dat een ieder gaarne het zijne zal willen bijdragen, om door meerdere of mindere deelneming daartoe mede te werken.
Men zal van heden af de artikelen van overeenkomst kunnen lezen en gelegenheid vinden ter inschrijving voor de deelneming in deze Maatschappij bij de makelaars Fredrik van Dam en Hubertus Montauban van Swijndregt, de voornaamste handelaars in effecten; voorts bij alle scheepsbevrachters en cargadoors binnen deze stad; te Schiedam bij Arij Prins en Comp; te Dordrecht bij Gerard Mauritz en Vogelsang en Comp.
1825
RC 080125
Advertentie. De ondergetekenden berichten aan de heren intekenaren op de lijsten ter oprichting van een walvis- en robbenvisserij binnen deze stad, dat de dezelve, bij besluit van Zijne Majesteit, in dato den 27 december laatstleden, zijn gemachtigd tot het oprichten van een maatschappij voor de walvisvangst te Rotterdam, en het ontwerp daartoe strekkende, bij het zelfde besluit is goedgekeurd, dat zij daarenboven ontvangen hebben een missive van Zijne Excellentie de Minister voor de Nationale Nijverheid en Koloniën, in dato 3 januari laatstleden, hun van wege de Koning kennis gevende, dat het Zijne Majesteit behaagd heeft, vooreerst voor de tijd van vijf jaren, ten behoeve van de schepen, welke door deze Maatschappij ter bedoelde visserij worden uitgerust, de premies toe te staan, bij vroegere wetten en besluiten aan die visserij toegezegd, met toezegging van verlenging van deze termijn van vijf jaren, indien de omstandigheden zulks gedogen.
Daar nu deze premies zo belangrijk zijn, dat bij onverhoopte ongelukkige vangst de ondernemers daardoor een aanmerkelijke tegemoetkoming in hunne verliezen ondervinden, en dat deze onderneming alzo een niet ongunstig vooruitzicht oplevert; zo hebben de ondergetekenden vermeend nogmaals een ieder, die het belang en bloei dezer stad ter harte gaat, te moeten uitnodigen ter deelneming in deze Maatschappij, waarvan lijsten ter intekening nog zullen liggen ten kantore van de makelaars Nicolaus en Hubertus Montauban van Swijndregt en Frederik van Dam, van der Wallen van Vollenhoven en Zoonen, J.F. Hoffman en Zoonen.
Rotterdam, den 7 januari 1825.
RC 180125
Advertentie. De ondergetekende berichten aan de heren intekenaren op de lijsten ter oprichting van een walvis- en robbenvisserij, binnen deze stad, dat de vergadering van deelnemen tot het benoemen van drie directeuren en vijf commissarissen, ingevolge het 6e artikel van het ontwerp van deelneming, zal plaats hebben op donderdag den 20 januari 1825, des middags te twaalf uren, in een zaal boven de Beurs, en worden mitsdien bij deze ook daartoe genodigd die, schoon nog niet hebbende ingetekend, echter genegen mochten zijn door hun medewerking in deze onderneming het belang en de bloei dezer stad te helpen bevorderen; liggende de lijsten nog steeds ter intekening bij de makelaars Nicolaus en Hubertus Montauban van Swijndregt en Fredrik van Dam, en er zal ook bij de aanvang van gemelde vergadering gelegenheid tot inschrijving worden gegeven.
Rotterdam, den 17 januari 1825. J.F. Hoffman en Zoonen.
Op 21 februari 1825 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de SPITSBERGEN, aangevraagd door de Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Sociëteit, Harlingen, voor J.C. Groendijk als kapitein.
AC 100325
Vlie, 7 maart. Uitgezeild: SPITSBERGEN, kapt. J.C. Groendijk, naar Groenland.
LC 150425
Directeuren van de Nederlandse Groenland en Straat Davids Visserij Sociëteit, hebben de eer de gezamenlijke deelhebbers ter kennis te brengen, dat voor rekening van de Sociëteit (in zich verenigende 433 aandelen) zijn uitgerust en in zee gezeild, twee schepen, als het tweedeks pinkschip WILLEM DE EERSTE genaamd, commandeur Imke Jansz Ruyge, naar Straat Davids, en het tweedeks brikschip SPITSBERGEN, commandeur Jan Cornelisz Groendijk, naar Groenland, dat hoezeer het bijeen gebrachte fonds wel toeliet meerdere schepen uit te zenden, zij evenwel daarin niet geslaagd zijn, omdat, sedert de oprichting dezer Sociëteit, zich gene andere, voor het oogmerk dienstig en tot redelijken prijs verkrijgbaar, hebben opgedaan, dat zij in deze toestand voor belang van de Sociëteit nuttiger geacht hebben, zich tegen het volgende voorjaar tot de inkoop of aanbouw van nog 2 of 3 schepen te bekwamen, dan overhaastend ongeschikte bodems – en wat even erg zou zijn – tot veel te hoge prijs te kopen, dat uit dezen hoofde ook vooreerst en niet dan op nader aankondiging, nieuwe fournissementen zullen worden gevorderd.
Directeuren blijven intussen hun landgenoten uitnodigen, de reeds aanvankelijke zo wel gelukte vaderlandse onderneming door nieuwe deelneming tot het bepaalde maximum te brengen, en hun daar door in staat te stellen, om in het volgend voorjaar, nog groter getal schepen ter visserij uit te rusten.
De inschrijvingen daartoe blijven open bij de te voren opgegeven heren correspondenten, vermeerderd door den Heer Corns. Prince te Gouda.
NSC 240825
Rotterdam, 22 augustus. De twee schepen, voor deze stad in het voorjaar naar Groenland uitgerust, zijn, het een geheel ledig, en het ander met anderhalf kwartdeel robbenspek, teruggekomen. Dat van Harlingen is mede teruggekeerd zonder vis, hebbende slechts 40 kwartdelen robbenspek. Volgens berichten, door de Lloyd’s lijst medegedeeld, hebben van twee en twintig Engelse schepen slechts tien enige weinige vis gevangen en zijn alle de overige ledig. Deze slechte visserij wordt algemeen aan de richting en ligging van het ijs toegeschreven.
LC 041125
Directeuren der Nederlandse Groenlands & Straat Davids Visserij Sociëteit te Harlingen, hadden zich gevleid aan de deelhebbers een gunstig resultaat van de beide in dit voorjaar ter Walvis en Robben vangst uitgezonden schepen te kunnen mededelen: zij zijn echter in hun hoop teleurgesteld en in het treurige geval, het volgende bekend te maken:
Nadat een der schepen, genaamd de SPITSBERGEN, commandeur J.C. Groendijk, met ene goede Robben vangst uit Groenland was geretourneerd: viel het andere WILLEM DE EERSTE, genaamd, commandeur Imke Jansz. Ruige, naar St. Davids uitgerust, een zeer ongelukkig lot ten deel, van op den 20 dezer maand met een loods aan boord, tot het gat van Texel genaderd (genoegzaam dus de reis volbracht hebbende) in dezen zelfden avond, door een opkomende hevige storm te stranden en totaal te verbrijzelen (opm: zie AC 241025).
Ofschoon de Sociëteit door deze ramp geen schade lijdt, alzo het kapitaal, volgens de statuten verzekerd is, treft het ongeluk als gemis van een der schepen (moeilijk tegen het voorjaar te herstellen), en boven alles het bedroevende lot van zo veel kundige vissers en zeelieden.
Van de equipage, bestaande in 46 man, zijn slechts 17 gered en 29 benevens de aan boord zijnde loods, ene prooi der golven geworden.
Onder de slachtoffers bevinden zich de commandeur en zijne drie zonen, alsmede de stuurman, dokter en meest alle officieren, waarvan het grootste gedeelte weduwen en kinderen hebben achtergelaten, in enen aller treurigste toestand, waarin zij zeker niet tevergeefs op de hulp van mensen vrienden hopen mogen.
Van de ongelukkig geworden schepelingen volgen hier de namen:
Corns. Jans Ruijge lichtmatroos, Terschelling; Jan Imkes Ruijge, lichtmatroos, Terschelling; Philip Joost Mink, lichtmatroos, Terschelling; Cornelis J. Kupido, lichtmatroos, Terschelling; Jb. Jbs. Wigbond, lichtmatroos, Wieringen; Klaas Zoete, lichtmatroos, Harlingen; Ferdinand Beauvais, dokter, Amsterdam; H. Landwehr, speksnijder, Scharemoor; Christ. Hart speksnijder, Oldenburg; gevonden te Huisduinen, burgerlijk begraven. Imke Jansz Ruijge, commandeur, Terschelling; Corns. De Boer, harpoenier, Terschelling; G. Imkes Ruijge, bootsman, Terschelling; A. Korns. Stade, schieman, Terschelling; Corn. Imkes Ruijge, harpoenier, Terschelling; S. Klazes de Jong, kok, Terschelling; Corns. IJ. Rotgans, matroos, Terschelling; A.H. Bakker, matroos, Terschelling; R. IJmkes Groendijk, matroos, Terschelling; J. Lds. Pals, lichtmatroos, Terschelling; R. Broersma, zeilmaker, Harlingen; K.G. Sewrijn, matroos, Harlingen; M.T. Siebesma, matroos, Harlingen; Jacob S. de Vries, matroos, Harlingen; Jan A. de Boer, matroos, Harlingen; G. Hoek, stuurman, Huisduinen;F. Bouwma, kuiper, Munsterstee; Arend Heins, matroos, Bremen; Arend Steegeman, matroos, Oldenburg; D. Wiehrdeman, matroos, Scharemöör ; allen nog vermist.
Een opgaaf die directeuren vermenen aan familie verschuldigd te wezen.
Ongetwijfeld zal ieder met ons een diep medelijden over deze gebeurtenis en het lot der nagebleven weduwen en kinderen gevoelen: en directeuren wel ten goede houden, dat zij voor deze ongelukkige, ten minste 57 in getal, de hulp van Stad en Landgenoten inroepen, zich tot de ontvangst der bijdragen of liefdegiften aanbieden, en de verzekering bijvoegen, dat zij al het gegeven zullen besteden op ene wijze, die het meest geschikt is hun lot duurzaam te verzachten.
Harlingen, den 21 oktober 1825
directeuren voornoemd,
P. Rodenhuis, president
1826
Op 31 januari 1826 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de SPITSBERGEN, aangevraagd door de Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Sociëteit, Harlingen, voor H. Rickmers als kapitein.
LC 280726
Harlingen, 26 juli. Heden hadden wij het genoegen in de beste orde van Groenland te zien terug komen het brikschip SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, door de Nederlandsche Groenlands en St. Davids Visscherij Sociëteit alhier uitgerust, gevangen hebbende het aanzienlijk getal van 3124 robben. (opm: bij deze tweede reis bleef het; in november 1827 werd de zeebrief teruggezonden ‘zullende het schip worden gesloopt’)
Op 7 november 1827 werd de zeebrief van de SPITSBERGEN door de Ontvanger der Inkomende & Uitgaande Regten en Accijnsen van Harlingen naar Den Haag teruggezonden met de mededeling ‘zullende het schip worden gesloopt’, waarna op 9 november royement volgde.