Inloggen
H. WILLEBRORDUS - ID 7739


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1851-11-18 / 1862-06-28 | Reden uitgevlagd: Verongelukt of vermist (zie final fate)

Identification Data

Bouwjaar: 1851
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Brik
Masten: Two masts
Material Hull: wood, oak
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: G. Lindeman - Werf 'De Lelie', Schiedam, Zuid-Holland, Netherlands
Date Laid Down: 1851-03-29
Launch Date: 1851-10-23
Delivery Date: 1851-11-00
Technical Data

Net Tonnage: 181.00 lasts
Net Tonnage 2: 342.00 tons (oude meting)
 
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1851
Datum agenda: 1851-11-18
Register nr: 18510782
Scheepsnaam: H. WILLIBRORDUS
Type: Brik
Lasten: 181
Gebouwd in provincie: Zuid Holland
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Gent, J.H. van
Plaats: Schiedam
Kapitein op moment van verzoek: Lion, G.G.
Opmerkingen: eerste zeebrief

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1851-00-00 H. WILLEBRORDUS
Manager: Firma J.H. van Gent, Schiedam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Firma J.H. van Gent, Schiedam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Schiedam / Netherlands

Date/Name Ship 1861-00-00 H. WILLEBRORDUS
Manager: J. D. Meyer Jzn., Schiedam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: J. D. Meyer Jzn., Schiedam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Schiedam / Netherlands

Ship Events Data

1862-06-28: Final Fate: Wrecked

Onderweg van Singapore naar Amoy, Zuid China, op 28.06.1862 verongelukt op de Lamok Eilanden, ca. 30 mijl zuidoost van Swatow. De opvarenden werden beroofd en zijn met hun eigen boot op een verlaten klip geland. Zij kwamen 29 juni te Namo aan en arriveerden op 4 juli met een kustboot te Amoy. (LCH)

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Govert Godefridus Lion werd geboren te Rotterdam c. 1832 als zoon van Abraham Lion, commissionair, en Maria Theresia Wolff.

Hij trouwde op 07 juli 1852 te Rotterdam met Anette Petronella Schiedges, geboren te Rotterdam c. 1833, dochter van Johannes Matthijs Schiedges, boekhouder, en Johanna Hendrika Versluys005.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

G.G.Lion was met vlagnummer R193 in de periode 1851 t/m 1872 lid van het Rotterdamse zemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) was G.G.Lion met vlagnummer R193 gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1851                    van de brik “H.Willibrordus”                         181 last             J.A. van Gent te Schiedam

*    1855                    van de bark “Louize Prinses der Nederl.       314 last             J.A. van Gent te Schiedam

*    1858, 1859         van de bark “Patriarch Samhirie”                  384 last             J.H. van Gent te Schiedam

*    1862 t/m 1867   van de bark “Patriarch Samhirie”                  384 last             J.D.Meijer J.Hz te Schiedam

 

Van Sluijs013 en Bouma025 vermelden G.G.Lion als gezagvoerder gedurende:

*    1851 op de brik Heilige Willebrordus, de kiel gelegd op 19 maart 1851 en te water gelaten op 23 oktober 1851 op de werf van de Lelie te Schiedam onder scheepsbouwmeester G.Lindeman, 181 last/342 ton o.m., varend voor reeder J.H.van Gent te Schiedam;

NRC 25 oktober 1851

Rotterdam, 24 oktober. Gisteren is te Schiedam, van de werf van de heer Lindeman, met het beste gevolg te water gelaten, de brik, genaamd H. WILLIBRORDUS, groot omtrent 180 gemeten lasten, gevoerd zullende worden door kapt. Lion. Daarna is de kiel gelegd van een bark, H. LIDUINA, genaamd, groot ruim 300 Java lasten. Beide zijn bestemd voor de grote vaart, en voor rekening der rederij onder directie van de heer J.H. van Gent.

*    1853 t/m 1856 van de bark “Louisa Prinses der Nederlanden”, gebouwd in 1826 te Dordrecht, 750 ton o.m., varend voor J.H.van Gent  te Schiedam;

*    1857 t/m 1858 van de bark “St.Jan”, gebouwd in 1855 te Schiedam, 584 ton o.m., varend voor J.H. van Gent te Schiedam;

*    1859 t/m 1860 op de bark “Patriarch Samhiri”, gebouwd in 1858 te Schiedam, 660 ton o.m., varend voor J.H.van Gent te Schiedam;

*    1861 t/m 1869 op hetzelfde schip maar nu voor J.D.Meyer Jz te Schiedam. Het schip ging in 1870 weer over naar J.H.van Gent te Schiedam en herdoopt in “Samhiri”.

*    1870 t/m 1871 op de “Samhiri” ex “Patriarch Samhiri” (zie hiervoor) voor J.H.van Gent te Schiedam.

 

Overige bijzonderheden

In het kader van de discussie over de invoering van de Tuchtwet in Nederlands Indië werd in 1865 een memorie aangeboden “aan zijn Excellentie den Gouverneur Generaal van Nederlandsch-Indië over de Wettelijke bepalingen omtrent de handhaving der orde en tucht aan boord der koopvaardijschepen binnen Nederlandsch-Indië.” Deze memorie werd ondertekend door G.G.Lion.104.

 

Zierikzeesche Courant 23 januari 1864

Gearriveerd te Brouwershaven op 21 januari 1864 de “Patriarch Samhirie”, kapitein G.G.Lion, komend van Batavia naar Schiedam. Passagiers de heer Koelman met vrouw en 5 kinderen (secretaris van Tegal) en een onderofficier van de marine.

 

 

Datum vanaf: 1851
Kapitein: Lion, Govert Godefridus
College: Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam
Vlagnummer: 193

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

Van Sluijs013 en Bouma025 vermelden P.Lommerse als gezagvoerder gedurende:

*    1853 op de brik “Heilige Willebrordus”, de kiel gelegd op 19 maart 1851 en te water gelaten op 23 oktober 1851 op de werf van de Lelie te Schiedam onder scheepsbouwmeester G.Lindeman, 181 last/342 ton o.m., varend voor reder J.H.van Gent te Schiedam;

*    1854 t/m 1858 van de bark “Heilige Liduina”, gebouwd op 1853 te Schiedam, 463 ton o.m., varend voor J.H. van Gent te Schiedam;

*    1859 t/m 1860 van de bark “St.Jan”, gebouwd in 1855 te Schiedam, 584 ton o.m., varend voor J.H. van Gent te Schiedam;

*    1861 t/m 1869 van hetzelfde schip maar nu varend voor J.D.Meyer Jz te Schiedam;

*    1870 t/m 1871 van hetzelfde schip maar nu varend voor J.H. van Gent te Schiedam. Het schip werd in 1871 verkocht naar het buitenland.

 

Overige bijzonderheden

P.Lommerse vertrok op 10 december 1864 van Brouwershaven met de “Sint Jan” en een detachement van 3 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 21 maart 1865 na 101 dagen.

Op 01 december 1865 vertrok hij van Hellevoetsluis met de “Sint Jan” en een detachement van 6 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 16 maart 1866 na een reis van 105 dagen.

Op 17 januari 1867 vertrok hij van Hellevoetsluis met de “Sint Jan” en een detachement van 3 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 25 april 1867 na een reis van 98 dagen065.

 

In Gens Nostra 61, p.290, 2006, wordt gesproken over een militair Petrus Vrolijk. Deze keerde als sergeant op 18 oktober 1866 met het schip “Sint Jan” terug in Nederland vanuit NOI. (niet vermeld of dit vertrek of aankomstdatum is).

 

Zeetijdingen 07 mei 1855.

Antwerpen 6 mei 1855. Op het tot vertrek gereed liggende schip "H. LIDUINA", kapt. P. Lommerse (voor Kapt. Matthias Josephus Witsch), vond een vechtpartij plaats tussen enkele Italiaansche Landverhuizers, de eerste stuurman en een matroos. Hierbij werd één der Landverhuizers zwaar verwond en overleed later in het Gasthuis. De eerste stuurman en de matroos zijn in verzekerde bewaring genomen.  1858. Uit de hand verkocht naar rederij J. D. Meyer Jzn. Schiedam. !867. Te Batavia uit de hand verkocht.  

 

NRC 07 mei 1855114

Rotterdam, 6 mei. Nopens de oorzaak van de medegedeelde vechtpartij aan boord van het te Antwerpen tot vertrek gereed liggende schip H. LIDUINA, zijn wij in staat mede te delen, dat deze te zoeken is in een misverstand bij de uitdeling der levensmiddelen aan de zich aan boord bevindende Italiaanse landverhuizers, welk misverstand voornamelijk is toe te schrijven aan de omstandigheid dat de Italianen in hun taal zich niet verstaanbaar genoeg voor het scheepsvolk konden uitdrukken. Enige Italianen wilden toen de kajuit binnentreden. De eerste stuurman trachtte hun zulks te beletten, waarop een matroos, onbekend met de oorzaak van het geschil, toesnelde en terstond tot dadelijkheden overging. Alsnu ontstond een worsteling tussen de Italianen en de stuurman en de matroos, welke laatste aan een der landverhuizers met een mes in de buik en op het aangezicht wonden toebracht, aan de gevolgen waarvan deze in het gasthuis te Antwerpen is overleden. Men voegt er bij, dat nog een andere Italiaan gewond is, terwijl ook de aanvallers wonden hebben bekomen.

De gezagvoerder van de H. LIDUINA was op het ogenblik, dat dit voorviel, afwezig, daar hij zijn rekeningen met de cargadoors afsloot; anders zou dit betreurenswaardig voorval waarschijnlijk geen plaats gehad hebben, daar te meer deze Italiaanse landverhuizers over het algemeen geschikte lieden zijn. De eerste stuurman en de matroos zijn in verzekerde bewaring genomen en aan boord van de bodem bereids door andere personen vervangen.

 

NRC 28 juli 1855114

Rotterdam, 27 juli. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn bevracht de navolgende 14 schepen, als:…..

…..Voor Schiedam: H. LIDUINA, kapt. P. Lommerse.

 

NRC 02 juni 1856114

Batavia, 12 april. Het Nederlandse schip H. LIDUINA, kapt. Lammerse (Lommerse), dat te Tjilatjap (opm: Cilacap) bezig was een lading voor de Nederlandsche Handel Maatschappij naar Nederland in te nemen, heeft de 9e maart aldaar in een hevige storm zware schade bekomen. Het schip is 2 april na geëindigde reparatiën naar Schiedam gezeild.

 

 

Zeeuwsche Zierikzeesche Courant 02 januari 1864

Uitgezeild van Brouwershaven op 31 december 1863 de “St. Jan” kapitein P.Lommerse. Bestemming Batavia.

 

 

Datum vanaf: 1853
Kapitein: Lommerse, P.

Familiegegevens en opleiding

Geen

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.Douwes de Boer was met vlagnummer R38 in de periode 1853 t/m 1870 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1864 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat J.Douwes de Boer in 1864 “volgens Art. 37 … van het Lidmaatschap vervallen verklaard moet worden”. Dit artikel regelt royement wegens het niet voldoen aan de financiële verplichtingen. Inderdaad ontbreekt hij in de ledenlijst bij dit Jaarverslag 1864, maar in 1865 wordt hij weer vermeld. Dit klopt, want in het Jaarverslag 1865 wordt vermeld dat in het vorige Jaarverslag door “eene toevallige omstandigheid”ten onrechte is vermeld, dat artikel 37 op hem van toepassing was058.

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappi tot Nut der Zeevaartj staat kapitein J.Douwes de Boer met vlagnummer R38 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

  • 1855, 1858, 1859 van de brik “H.Willibrordus”      181 last     varend voor J.H. van Gendt te Schiedam
  • 1862 t/m 1867 geen schip vermeld

 

Op 20 april 1859 vertrok van Hellevoetsluis de brik “H.Willebrordus” onder kapitein L.Douwes de Boer en arriveerde te Batavia op 20 augustus 1859 na een reis van 121 dagen026(38/049).

Van Sluijs013 en Bouma025 vermelden J.Douwes de Boer als gezagvoerder gedurende:

  • 1856 t/m 1857 op de brik Heilige Willebrordus, de kiel gelegd op 19 maart 1851 en te water gelaten op 23 oktober 1851 op de werf van de Lelie te Schiedam onder scheepsbouwmeester G.Lindeman, 181 last/342 ton o.m., varend voor reeder J.H.van Gent te Schiedam;
  • 1859 t/m 1860 op de brik “Heilige Willebrordus”, de kiel gelegd op 19 maart 1851 en te water gelaten op 23 oktober 1851 op de werf van de Lelie te Schiedam onder scheepsbouwmeester G.Lindeman, 181 last/342 ton o.m., varend voor reeder J.H.van Gent te Schiedam.

 

Overige bijzonderheden

Melding van het overlijden te New Castle op 30 oktober 1853 door verdrinking van een matroos van de brik “Willibrordus”, onder kapitein Jan Douwes de Boer komend van Manilla.115.

 

Datum vanaf: 1853
Kapitein: Boer, Jan Douwes de

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

Van Sluijs013 (en niet Bouma025!) vermeldt W.Timmerman als gezagvoerder gedurende:

*   1853 van de bark “Boerhave”, gebouwd in 1839 te Rotterdam, 320 ton o.m., varend voor C.Vlierboom & Zn te Rotterdam. Het schip is vergaan bij Akyab met kolen van Rotterdam.

     Volgens van Sluijs013 bestaat er een afbeelding van de “Boerhave door Spin in het Museum “Prins Hendrik” te Rotterdam

*   1854 van de bark “Macassar”, gebouwd in 1849 te Rotterdam, 428 ton o.m., varend voor C.Vlierboom & Zn te Rotterdam;

*   1858 op de brik Heilige Willebrordus, de kiel gelegd op 19 maart 1851 en te water gelaten op 23 oktober 1851 op de werf van de Lelie te Schiedam onder scheepsbouwmeester G.Lindeman, 181 last/342 ton o.m., varend voor reeder J.H.van Gent te Schiedam.

 

Overige bijzonderheden

Geen

 

 

Datum vanaf: 1857
Kapitein: Timmermans, W.

Familiegegevens en opleiding

Geen

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.Douwes de Boer was met vlagnummer R38 in de periode 1853 t/m 1870 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1864 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat J.Douwes de Boer in 1864 “volgens Art. 37 … van het Lidmaatschap vervallen verklaard moet worden”. Dit artikel regelt royement wegens het niet voldoen aan de financiële verplichtingen. Inderdaad ontbreekt hij in de ledenlijst bij dit Jaarverslag 1864, maar in 1865 wordt hij weer vermeld. Dit klopt, want in het Jaarverslag 1865 wordt vermeld dat in het vorige Jaarverslag door “eene toevallige omstandigheid”ten onrechte is vermeld, dat artikel 37 op hem van toepassing was058.

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappi tot Nut der Zeevaartj staat kapitein J.Douwes de Boer met vlagnummer R38 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

  • 1855, 1858, 1859 van de brik “H.Willibrordus”      181 last     varend voor J.H. van Gendt te Schiedam
  • 1862 t/m 1867 geen schip vermeld

 

Op 20 april 1859 vertrok van Hellevoetsluis de brik “H.Willebrordus” onder kapitein L.Douwes de Boer en arriveerde te Batavia op 20 augustus 1859 na een reis van 121 dagen026(38/049).

Van Sluijs013 en Bouma025 vermelden J.Douwes de Boer als gezagvoerder gedurende:

  • 1856 t/m 1857 op de brik Heilige Willebrordus, de kiel gelegd op 19 maart 1851 en te water gelaten op 23 oktober 1851 op de werf van de Lelie te Schiedam onder scheepsbouwmeester G.Lindeman, 181 last/342 ton o.m., varend voor reeder J.H.van Gent te Schiedam;
  • 1859 t/m 1860 op de brik “Heilige Willebrordus”, de kiel gelegd op 19 maart 1851 en te water gelaten op 23 oktober 1851 op de werf van de Lelie te Schiedam onder scheepsbouwmeester G.Lindeman, 181 last/342 ton o.m., varend voor reeder J.H.van Gent te Schiedam.

 

Overige bijzonderheden

Melding van het overlijden te New Castle op 30 oktober 1853 door verdrinking van een matroos van de brik “Willibrordus”, onder kapitein Jan Douwes de Boer komend van Manilla.115.

 

Datum vanaf: 1859
Kapitein: Boer, Jan Douwes de
College: Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam
Vlagnummer: 38

Familiegegevens en opleiding

Doede Roelof Kleve werd geboren te Groningen op 29 november 1804. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Waschbleeklaan Wijk 15 nr.17.

Hij was getrouwd met Catharina Anna Verbiste, geboren 02 juli 1806 te Antwerpen, Nederlands Hervormd005.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

D.R.Kleve was met vlagnummer R176 in de periode 1840 t/m 1869 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

D.R.Kleve was in 1856 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein D.R.Kleve met vlagnummer R176 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1849, 1851, 1855 van de bark “Laurens Koster”             291 last     varend voor D.Dunlop te Rotterdam

*    1858                                      van de bark “Cornelis Anthonie”            340 last     varend voor de Vletter & Co te Rotterdam

*       1859, 1862 t/m 1867 geen vermelding van schip en reder

 

Een D.R.Kleve was in 1838 gezagvoerder op de brik “Anjer”, (209 ton). Het Handelsblad 1838 zou een bericht bevatten over het uitzeilen van de “Anjer” onder kapitein D.R.Kleve van Hellevoetsluis naar Batavia. Het schip ging op 09 september 1839 in veiling013.

 

D.R.Kleve was in 1840 gezagvoerder van de "Laurens Jz Koster" (380 Java Last), te water gelaten op 26 september 1840 op de scheepstimmerwerf van W.& J.Hoogendijk & Co te Kralingse Veer voor reder D.Dunlop027.

 

Doede Roelof Kleve maakte de volgende reizen005:

*    Lourens Koster              1841/42   Hellevoetsluis - Batavia - Rotterdam     terug: koffie

                                               1850         Rotterdam - Batavia                                 ballast

                                               1852         Akyab - Rotterdam                                   rijst

                                               1852         Rotterdam - Hartlepool                            ballast

                                               1854         Rotterdam - Londen                                 geen lading vermeld

                                               1855         Callao(?) - Rotterdam                              guano

*    Cornelis Anthonie         1858/59   Rotterdam - Batavia - Rotterdam           heen: diversen; terug: koffie, suiker

*    Heilige Willebrordes     1860         Schiedam - Engeland                                ballast

 

Bouma025 vermeldt D.R.Kleve als kapitein gedurende:

*    1840 t/m 1856 van de bark “Laurens Koster”, gebouwd in 1840 te Capelle aan de IJssel, 555 ton o.m., varend voor D.Dunlopt te Rotterdam;

*    1858 t/m 1860 van de Bark “Cornelis Anthonie”, gebouwd in 1857 te Bolnes, 644 ton o.m., varend voor de Vletter & co te Rotterdam;

*    het schip  “Heilige Willebrordes” wordt niet in Bouma vermeld.

      Van Sluijs013 en Bouma025 vermelden D.R.Kleve in/van:

*    1861 t/m 1862 als gezagvoerder van de brik “Heilige Willebrordus”, de kiel gelegd op 29 maart 1851 en op 23 october 1851 van de werf de Lelie te Schiedam gelopen onder scheepsbouwmeester G.Lindeman, 181 last/342 ton o.m, varend voor J.D.Meyer Johz. Het schip verongelukte in 1862 op de Lamack-eilanden.

 

Overige bijzonderheden

"De Drie Gebroeders" op de rede van Batavia057:

21 januari 1839        "... ontvingen van de brik Anjer kaptijn Kweewe (zeer onduidelijk geschreven) 25 streng 2 draads

zeilgaren ...".

In het Archief van de Amsterdamse Waterschout011 komt geen kapitein voor met de naam Kweewe of een naam die daarop lijkt.

 

Bouma025 vermeldt wèl een bark “Anjer”, gebouwd in 1829 te Amsterdam (420 ton o.m.), maar de eerste kapitein op dit schip die hij vermeldt is pas van 1844. Geen uit de reeks kapiteinsnamen van de “Anjer” lijkt op Kweewe.

Van Sluijs013 vermeldt bij de brik “Anjer” een kapitein D.R.Kleve met de vermelding van een bericht uit het Handelsblad van 1838 (geen dagtekening) dat dit schip uitvoer van Hellevoetsluis naar Batavia.

Omdat de datering van uitzeilen naar Batavia een ontmoeting in januari 1839 van de Anjer met “De Drie Gebroeders” mogelijk maakt, en ook omdat de namen Kweewe en Kleve een fonetische overeenkomst vertonen, neem ik deze persoon hier op onder de naam KLEVE.

 

Het Gemeentearchief van Rotterdam bezit onder archiefnummer 400 een archief van de familie Dunlop. Daarin onder nummer 400:

“Rekening van de aanbouw en geheele uitrusting van het Barkschip genaamd Laurens Jz Koster”. In de index staat dat het schip van stapel liep op 26 september 1840. D.Dunlop was met vele familieleden medereder en zelf tevens boekhouder. Het boek bevat alle jaarlijkse rekeningen tot en met de laatste uitdeling in mei 1857. Het schip werd verkocht op 10 april 1856. (ik heb dit archiefstuk niet ingezien).

 

D.R.Kleve verzorgde per 12 november 1848 vanuit Hellevoetsluis met de “Laurens Koster” een troepentransport van 4 officieren en 140 manschappen naar Nederlands Oost-Indië. Hij arriveerde te Batavia op 04 april 1849 na 143 dagen. Onderweg stierven, vanwege een cholera-epidemie 13 manschappen, terwijl uiteindelijk 4 manschappen in Nederland achterbleven065.Een verslag van dit transport is weergegeven in “Het reisjournaal van H.H.G.Peltzer betreffende een reis van Harderwijk naar Batavia op de bark Laurens Koster (kapitein D.R.Kleve) van 12 november 1848 tot 03 april 1849”  Transcripte en annotaties door S.Parma, mei 2001. Rapport aanwezig in de bibliotheek van het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam en op het RA te Groningen. H.H.P.Peltzer was de landmachtbevelhebber van het troepentransport. In dit journaal komen een aantal opmerkingen voor betreffende kapitein Kleve:

15 januari 1849 (tussen Kreeftskeerkring en evenaar op weg naar Batavia)

“Tegen 12 uur zagen wij eene gansche schaar Ternijnvisschen, duikelende over het water, en in zulke een groot aantal, als wij ze nog niet hadden gezien; daar zij niet langs het schip kwamen, kon men er geene vangen, dat overigens toch ook niet zoude gebeuren, daar de scheepskapitein, welke vóór lang gebleken is een alleronaangenaams mensch te zijn, het er op toelegt, om het den passagiers en scheepsequipage zoo lastig mogelijk te maken; kort en goed sinds eenige dagen spreken wij met hem niet meer; hij heeft heden eindelijk een tent laten spannen, niet voor ons gerief, maar omdat hij het niet uit kan houden; wij vragen hem niets meer, daar hij toch onbeschoft weigert; - iedereen heeft hij tegen zich.

18 februari 1849 (Indische Oceaan ter hoogte van eiland Amsterdam)

“Daar ik langen tijd niet over onzen gastheer gesproken heb, zoo zal het niet ondienstig zijn, weder met een woordje van hem te reppen, te meer daar de man omtrent ons veranderd is, als een blad op een boom; - zo stuursch en onvriendelijk hij vroeger was, zoo voorkomend en beleefd is hij nu reeds sints 4 à 5 weken; hij weet niet wat hij zal doen om het ons aangenaam te maken; al wat wij van hem verlangen doet hij of geeft hij ons, zoodat wij reeds meer dan eenmaal verwonderd hebben gestaan, en ons hebben afgevraagd wat de rede mogt zijn geweest van zijn vroegere onbeschoftheidd; - wilde hij misschien verlangd hebben, dat wij s.v.p. bij hem zouden spelen, dan heeft hij het mis gehad; dit heeft hij zeker bij zich zelve gedacht; nu kort en goed, de vent is niet meer te herkennen, …”

Opm. S.Parma: Uit het reisjournaal komt Peltzer naar voren als een wat pedante officier. Ik acht het niet onmogelijk dat de opstelling van kapitein Kleve een reactie was op deze pedanterie, en dat hij in werkelijkheid een minder grove man was, dan uit deze beschrijving zou kunnen blijken.

 

 

Datum vanaf: 1861
Kapitein: Kleve, Doede Roelof
College: Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam
Vlagnummer: 176

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Bronnen
Documentatie Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders (SKHV), w.o. collectie Hoedemaker/Smit/Suyk
Documentatie Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders (SKHV), w.o. collectie Hoedemaker/Smit/Suyk