1821
Op 2 maart 1821 werd de eerste zeebrief afgegeven voor de JONGE ENGBERDINA, welke was aangevraagd door H.J. Mulder te Veendam voor kapitein Jacob Hiddes Mulder.
Monsterrol: 1821-34
Datum: 21-02-1821
Scheepsnaam: Jonge Engberdina
Scheepstype: niet vermeld
Grootte: niet vermeld
Bewaarplaats: Veendam, Gemeentearchief (Veendam)
Achternaam |
Voornaam |
Rang |
Gage |
Woonplaats |
Leeftijd |
Hazewinkel |
Cornelis Derks |
Matroos |
16 |
niet vermeld |
niet vermeld |
Hazewinkel |
Hidde Ruurts |
Kok |
6 |
niet vermeld |
niet vermeld |
Kammenga |
Pieter Jans |
Stuurman |
26 |
niet vermeld |
niet vermeld |
Mulder |
Hindrik Hiddes |
Matroos |
13 |
niet vermeld |
niet vermeld |
Mulder |
Reint Jacobs |
scheepsjongen |
2 |
niet vermeld |
niet vermeld |
Mulder |
Jacob Hiddes |
Schipper |
niet vermeld |
niet vermeld |
niet vermeld |
1822
LC 100721
Harlingen. Den 25 juni zijn uitgezeild de smakschepen DIANA, kapt. W.J. Stuit, de TWEE VRIENDEN, kapt. R.J. Boeling, ELSINA, kapt. F.G. Pekelder, alle met ballast op avontuur, de GOEDE HOOP, kapt. D.H. Puister, de kofschepen de JONGE ENGBERDINA, kapt. J.H. Mulder, de JUFVROUW BIBIANA, kapt. Israel H. Uiling, alle drie met dakpannen op avontuur,
RC 010122
Amsterdam, 30 december 1821. Kapt. J.H. Mulder meldt van Frederikshald dat zijn schip de JONGE EGBERDINA (opm: kapt. Jacob Hiddes Mulder, kof JONGE ENGBERDINA, in maart 1821 in de vaart gebracht), van Dantzig (opm: Gdansk) naar Amsterdam gedestineerd, in de nacht tussen 28 en 29 November 1821, 3 mijlen bewesten Frederikshald, met de lading totaal verongelukt is; zijn zoontje is daarbij omgekomen, doch hij en zijn volk zijn, zonder iets van het hunne te kunnen redden, met de boot aan land gekomen.
RC 140322
Amsterdam, 12 maart. De equipagie van het schip (opm: kof) de JONGE ENGBERDINA, kapt. J.H. Mulder, van Dantzig naar Amsterdam, welke zich bij het vergaan van het schip, uitgezonderd de zoon van de kapitein, gered heeft (opm: zie RC 010122 en PGC 150322), is met een boot, aan welker boord twee loodsen waren van Fredrikshald, naar Laurvig verzeilende, ten einde van daar naar Jutland over te steken, in de Bogt van Laurvig verongelukt.
PGC 150322
Advertentie. Op heden ontvingen wij, nog dobberende tussen hoop en vrees, eindelijk de zekere en voor ons ouderhart diep grievende tijding, dat onze geliefde zonen Jacob H. Mulder en Hendrik H. Mulder, benevens onze kleinzoon Hidde R. Hazewinkel, bij de overvaart van Fredrichshall naar Larwich (opm: Larvik) de 2 december 1821 zijn verongelukt, bij welke treurige gelegenheid ook de verdere equipage, benevens twee loodsen, zijn omgekomen (opm: zie RC 010122 en 140322), hebbende eerstgemelde enige dagen te voren op de Noorse kust zijn schip verloren. Bij deze omstandigheid heeft deszelfs oudste zoon Reint J. Mulder, mede zijn dood moeten vinden.
De eerste der omgekomenen bereikte circa de ouderdom van 40, de tweede die van bijna 20, de derde die van omtrent 16 en de laatstgemelde die van 14 jaren.
Hoe zielroerend deze tijding voor ons, de weduwe van de eerstgenoemde en onze overige kinderen, zij, beseft elk gevoelig hart, doch, daar wij onze troost alleen in de Godsdienst van onze Here Jezus Christus, die ons het uitzicht op een beter leven opent, zoeken, kunnen brieven van rouwbeklag onze smart niet lenigen, en wij verzoeken daarom daarvan verschoond te zijn.
Veendam, den 11 maart 1822 H.E. Mulder, F.J. Mulder geb. Muis
(opm: op de monsterrol Veendam nr. 1821-34 d.d. 21 februari 1821 van de kof JONGE ENGBERDINA staan de namen van schipper Jacob Hiddes Mulder, 40, stuurman Pieter Jans Kamminga, 29, matroos Cornelis Derks Hazewinkel, matroos Hendrik Hiddes Mulder, 19, kok Hidde Ruurts Hazewinkel, 16, scheepsjongen Reint Jacobs Mulder, 14; wellicht waren allen nog aangemonsterd geweest; de leeftijden waren die bij hun overlijden).
.