Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Deze kapitein plus het ss. Jan van Rijswijck” wordt niet in Bouma025 genoemd.
Overige bijzonderheden
In het tijdschrift De Zee, Jg.1901, p.294-298 staat een vonnis van de Raad van Tucht voor de Koopvaardij inzake een aanvaring van het ss. “Jan van Rijswijck”. Er werd een klacht ingediend door de NV Stoomvaart Maatschappij “Rotterdam” tegen de kapitein M.S.Kruisinga, die werd beschuldigd van “eene hoogst ernstige dwaling … in ieder geval van zijn daad of nalatigheid …”waardoor het ongeval werd veroorzaakt.
De Raad kwam op grond van diverse documenten en getuigenverklaringen tot de volgende reconstructie. Het schip stoomde op 21 januari 1901, beladen met stukgoederen op reis van Amsterdam naar Bristol tussen Nash Point en Breakseavuurschip. Het koerste naar Flatholm. Er kwam een loods aan boord en volgens diens aanwijzingen stoomde men het Bristol-Kanaal in naar Kingroad. Om half vier kwam men bij Kingroad .Na diverse manoevres kwam men in aanvaring met het ss “Princess Mary” waardoor de “Jan van Rijswijck” ernstige averij opliep. Vanwege binnenstromend water was men genoodzaakt het schip op de modder te zetten om zinken te voorkomen. Vervolgens werd het schip door een sleepboot naar Bristol gebracht. Aldaar werd bevolen het schip op de Briridon, een dok, te zetten. het lek werd gedicht en op 23 januari 1901 werd het schip naar de losplaats gesleept en de lading werd gelost.
De Raad oordeelde dat er bij de diverse manouvres fouten zijn gemaakt, alhoewel dat niet aan achteloosheid kan worden geweten. De Raad acht het derhalve dan ook niet nodig hem in zijn bevoegdheden als gezagvoerder te straffen.