Levensloop:
1830 Piet Hein - Firma Colin Campbell Dent & Co., Rotterdam
1844 Aletta - Firma Romswinckel, van der Burg & Co., Batavia
Na 03-1847 Nog onbekend
Kapiteins en RA vermeldingen:
1830 William Turnbull
1836 Edward Wylde [Piets scheepsindex]
1839 Leendert Hawegh [Piets scheepsindex]
1843 Pieter Ysbrand Jobs
1845 G. Batten
Kronieken:
(Staat de bronvermelding naar een krant voor het bericht dan is dit bericht overgenomen uit de kronieken van marhisdata.nl. Staat voor de bronvermelding naar de krant nog het woord “Delpher”, dan is dit opgezocht in de website www.delpher.nl. Het kan eventueel een samengevat bericht zijn en is niet altijd letterlijk overgenomen. Over het algemeen staan er in delpher.nl nog veel meer berichten dan hieronder zijn aangegeven.
Surinaamsche Courant 070244 Uittreksel uit de Hollandsche Couranten tot en met 20 november 1843.
Nederlanden. ’s-Gravenhage, 17 november. Men heeft dezer dagen in de dagbladen gelezen, dat het schip PIET HEIN, kapt. Jobs, van Rotterdam naar Batavia, op 9 graden noorderbreedte 23 westerlengte, gepraaid was, hebbende de grote- en bezaansmast verloren. Thans vernemen wij uit een brief, aan boord van dat schip, op de 15e oktober ll., te Sierra Leona op de kust van Guinea, geschreven, dat die bodem behouden aldaar was binnengelopen, en dat het ongeluk veroorzaakt was door het treffen van de bliksem. De kapitein en verdere equipage bevonden zich welvarende.
NRC 280244 Amsterdam, 26 februari. Aangaande het schip PIET HEIN, kapt. Jobs, van Rotterdam naar Batavia, te Rio Janeiro masteloos binnengelopen,, wordt van daar van de 21 december gemeld, dat hetzelve bezig was de bekomen schade te repareren, en tegen de 15 januari gereed zoude zijn, de reis voort te zetten
NRC 170444 Rio Janeiro, 27 januari. Het schip PIET HEIN, kapt. Jobs, van Rotterdam nar Batavia, alhier met schade binnengelopen, heeft gisteren na geëindigde reparatie, de reis weder voortgezet.
JC 220245 Delpher Batavia aangekomen: 18 februari. Nederlandse bark ALETTA, kapt. P.IJ. Jobs, van macao de 3e februari.
JC 040645 Delpher Samarang vertrokken: 29 mei. Nederlandse bark ALETTA, kapt. G. Batten, naar Soerabaija, passagiers twee officieren.
JC 270845 Delpher Aan- en uitvoer te Soerabaija, van en naar plaatsen buiten de Oosterse archipel gelegen, gedurende de laatste helft der maand juli 1845. Uitvoer. Naar Nederland, via Batavia, met het Nederlandse schip ALETTA, kapt. G. Batten. 15 45/100 pic. Europees rood koper, 1.697 pic. tabaksbladeren, 78 pic. rotting, Adam en Co.
RC 281045 Delpher De 12e is van Batavia vertrokken ALETTA, kapt. Batten, naar Amsterdam.
AH 281145 Delpher Binnengekomen. Helvoetsluis, 26 november, Z.W. , H. Batten, ALETTA, Batavia.
NRC 270146 Delpher Dezer dagen heeft het provinciaal gerechtshof van Zuid-Holland, ter gelegenheid van de volgende zaak, beslist, dat in een assurantie op behouden varen van een schip, geen zeeschade en kosten van reparatie begrepen zijn en dat de assurantie, voor uit-en thuisreis, rechtens vervalt, bij een veranderde bestemming aan het schip gegeven, na de aankomst in de haven, waarnaar de uitreis was bepaald.
In 1843 leverde P.D…., koopman en winkelier te Rotterdam, aan C.C…., reder te Delfshaven, voor de som van NLG 997,34 aan victualie voor zijn schip, toen PIET HEIN genaamd, bestemd naar Batavia en van daar terug naar Roterdam. Leverancier en reder kwamen tezamen overeen, dat het bedrag van het verschuldigde voor de geleverde victualie, eerst behoefde betaald te worden, na volbrachte reis naar Batavia en terug, en daarenboven, dat voor de som van NLG 997,34 een assurantie zou worden gesloten op het behouden varen van schip, tegen een premie van 2½ procent voor de uitreis en 2½ procent voor de tehuis reis, zonder enig ander beding; zodat, indien enige ramp of gebeurtenis, naar de assurantie voor rekening van de assuradeur komende, en deze tot betaling verplichtende, de aankomst van het schip verhinderde, de rede zoude kunnen volstaan, met de enkele betaling van de premie en de kosten van assurantie.
Het schip PIET HEIN kwam na zeeschade te hebben geleden en te Rio Janeiro te zijn gerepareerd, te Batavia aan, van waar het na voor bodemerijschuld executoriaal te zijn verkocht en de naam ALETTA te hebben ontvangen, naar Sourabaya is gestevend en van daar naar China.
De leverancier C.D. vermeende nu gerechtigd te zijn, van de reder het bedrag zijner leverantie, met de premie en assusrantiekosten te vorderen, en dagvaardde hem dientengevolge voor de arrondissementsrechtbank te dezer stede. De reder C.C. deed, na procureurstelling, aanbod in rechten, tot betaling van het geëiste; wat echter het verschuldigde voor geleverde victualie betrof, alleen tegen overgave van de polissen van assurantie. Daarop werden door de leverancier P.D. aan de reder C.C. overgegeven; twee ongedateerde, door dezen zelven getekende verklaringen, waarbij hij, aan de eerste op het behouden varen van het schip PIET HEIN had verzekerd, de som NLG 997,34, wegens geleverde victualie aan dat schip. De reder wees die stukken af en persisteerde bij zijn aanbod. De rechtbank alhier stelde de reder in het ongelijk. Hiervan appel van de zijde des reders, bij het provinciale rerechtshof van Zuid-Holland, dat het vonnis der rechtbank bevestigde op de navolgende gronden:
O., dat, wat er zijn mocht van het beweren des app., dat volgens de overeenkomst van partijen, de geïnt. De onderwerpelijke assurantie niet kon aan zich behouden, maar hij verplicht zoude zijn geweest, die met derden te sluiten, waarvoor echter door hem app. geen bewijs ten processe is bijgebracht, zulks zou zijn zonder invloed op het bestaande geschil, vermits de geïnt. aan de bekomen order tot het laten doen van verzekeringen bij derden, zo die bepaaldelijk mocht gegeven zijn, niet voldaan hebbende, naar de wet verstaan wordt zelf verzekeraar te zijn gebleven op de aan hem opgegevene voorwaarde, of, bij gebreke van die opgave, op zodanige voorwaarden, als waarop de verzekering had kunnen worden gesloten, en derhalve in dat geval de app. te dier zaken tegen de geïnt. zoude hebben hetzelfde recht, en jegens hem zou staan in dezelfde verplichtingen, als hij anders tegen derden had kunnen uitoefenen, of deze tegen hem had kunnen doen gelden.
O., dat wel door de app. al verder is aangevoerd, dat het schip PIET HEIN op de reize van Rotterdam naar Batavia met zeeschade te Rio Janeiro is binnengelopen, dat aldaar gelden zijn opgenomen op bodemerij, om de kosten der noodzakelijke reparaties te bestrijden, dat in de voldoening dier schuld te Batavia niet hebbende kunnen worden voorzien, het schip door de houder van de bodemerijbrief aldaar in executie is genomen en verkocht, en dat hetzelve minder hebbende opgebracht dan de schuld bedroeg, alzo daardoor voor de rederij geheel was verloren gegaan, aan welke omstandigheden, behalve de verandering van naam, ook de bestemming naar China, door de nieuwe eigenaar aan het schip gegeven, was toe te schrijven; doch dat voor deze positieven almede geen bewjs hoegenaamd door de app. is geleverd, en dezelve daarenboven, ook al waren zij ten processe bewezen, ten deze niet zouden zijn afdoende, dewijl daaruit niet zoude volgen, dat de assuradeurs op behouden varen, voor de reize van Rotterdam naar Batavia en van daar terug naar Rotterdam, tot oplegging der verzekerde som zouden gehouden zijn;
O., immers, dat bij een zodanige verzekering de op de reize gevallen schade, indien zij slechts het volbrengen der reis en alzo de aankomst van het schip niet verhindert, en dus ook de uitgave of gecontracteerde schuld voor kosten van reparatie, de assuradeur niet aangaat, en evenmin de ten gevolge van wanbetaling van zodanige schuld gedwongen verkoop, gelijk de app. beweert dat in deze heeft plaats gehad, kan worden gerekend te behoren tot of gelijk gesteld met die rampen of gebeurtenissen, waardoor buiten toedoen des verzekerden het behouden aankomen van het schip ter bestemder plaatse is belet, welke in een verzekering op behouden varen zijn begrepen;
O., dat misdien de app. Niet heeft doen blijken, noch door hem is betoogd, dat hiet het geval zoude bestaan, waarin krachtens de bedoelde assurantie de verzekeraar tot betaling zoude kunnen verplicht worden, en dat daarentegen aan de zijde van de geïnt. beweerd zijnde, dat het schip PIET HEIN, na te Batavia te zijn aangekomen, van daar onder de naam van ALETTA is gezeild naar Sourabaya, en vervolgens naar China, nu consteert van de geïnt. bevoegdheid tot het instellen zijnder actie, vermits door die veranderde bestemming, welke aan het schip is gegeven, de assuranctie voor de reize van Rotterdam naar Batavia, en van daar terug naar Rotterdam, rechtens te Batavia is vervallen;
O., dat uit dit een en ander volgt, dat ook indien de door de geïnt. afgegevene verklaringen, om te doen blijken van de door hem voor zijn rekening genomene assurantie, moeten gerekend worden naar vorm of inhoud niet te voldoen aan de vereisten ener polis van verzekering op behouden varen, zo als die naar de usentie in de regel plaats heeft, de app. geen belang heeft bij de afgiften van andere stukken, gelijk hij daarvan presentatie ten dele afhankelijk heeft gemaakt, en dat overigens en op zich zelve de vordering van de geïnt. niet zijnde betwist, de app. alzo niet bezwaard is bij het vonnis des eerste rechters, waarbij met ter zijde stelling zijner presnetatie, die vordering is toegewezen:
Doet te niet het appel;
Beveelt, dat het vonnis der arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 19 mei 1845, waarvan ten deze is geappelleerd, geheel en volkomen effect zal sorteren; en
Veroordeelt de app. in de kosten, in appel gevallen.
NRC 010347 Delpher Batavia, 31 december. De schepen ALETTA, kapt. Batten, van ….. naar ….., en BINTANG ANNAM, kapt. ….., van ….. naar ….., zijn beiden met schade te Manilla binnengelopen, het eerste na door een Engels vaartuig te zijn aangezeild geworden.
Officiële documenten:
Datum ZB:
Naam:
Info:
Info:
Type:
ex Naam:
Eigenaar:
Kapitein:
Thuishaven:
Reden ZB:
Foto nr.:
Invent. Nr:
Bijzonderheden:
|
1844.10.03 / 1a
ALETTA
een zeebrief
bark
ex-PIET HEIN
firma Romswinckel, Van der Burg &Co.
P.Y. Jobs
Batavia
door eigenaren gekochte Nederlandse bark
IMG 5584, 5585
2662
eigendomsbewijs voor Raad van Justitie te Batavia d.d. 25 september 1844 no. 696
|
Bronnen:
Regeringsalmanakken
Uitgegeven zeebrieven
www.delpher.nl
JC = Javasche Courant
|