1804-1806
De bark werd in 1804-1805 als GUSTAVUS gebouwd door scheepsbouwer Michael Voigt Junior, Eckernförde voor koopman Johann Detlef Kruse uit Eckernförde.
Nog voordat de bark in de vaart kwam werd het schip in 1805 reeds verkocht aan Cordes & Gronemeyer, Hamburg. Deze vernoemden het schip in GUSTAV.
In 1805 maakte de GUSTAV een rondreis vanaf Dantzig via Santander, Bayonne, Lissabon naar Engeland om daarna in Hamburg terug te keren. In 1806 deed de bark nog een rondreis Hamburg / Havana / Hamburg.
1807-1814
Van 1807 tot 1814 lag de GUSTAV, temidden van een vloot andere schepen, in Hamburg opgelegd als gevolg van de blokkade van de Elbe door de Engelsen als reactie op het verbod tot handeldrijven met Engeland, zoals in november 1806 was uitgevaardigd door Keizer Napoleon, bekend als het Continentaal Stelsel.
1814-1816
In 1814 werd de GUSTAV aangekocht door Peter Kleudgen, Hamburg, waarna de bark in 1814-1815 twee reizen maakte naar St. Thomas en Havana.
In 1815 werd het aangekocht door Itzehoer Interessenschaft zur Ausreglung auf den Walfisch- und Robbenfang, Itzehoe.
Door scheepswerf Hermann Wullf in Itzehoe werd het schip verbouwd tot walvisjager. De meetbrief van 16 oktober 1816 vermeldt een grootte van 141 Commercielasten, waarmede de GUSTAV het grootste koopvaardijschip van Itzehoe werd. De koop, verbouwing en uitrusting hadden meer dan 60.000 mark resp. 10.000 Reichsbankthaler gekost; met deze tonnage voldeed de GUSTAV aan de eisen om van de staat (Denemarken) een premie te ontvangen. Deze bestond uit vijf jaren lang een uitkering van 10 zilveren Reichsbankthaler per (maximaal 130) commercielast. De bemanning bestond uit een kapitein (bij walvisvaarders commandeur genoemd), een stuurman, 48 matrozen en een kajuitsjongen.
1817-1825
Op 23 maart 1817 werd de GUSTAV onder commandeur Dirk Meyerdierks Sr. voor haar eerste tocht uitgeklaard en bracht na 4½ maand 3100 robbenhuiden en 60 kwardelen (opm: een maat van vaten) spek naar huis; in 1818 ving men niet meer dan 25 robben en twee kleine walvissen welke tezamen goed waren voor 50 vaten spek; in 1819 bedroeg de buit slechts een schamele 20 robben. Nadat ook in de volgende jaren de vangsten zeer gering waren werd de GUSTAV na terugkomst van haar negende reis op 18 juni 1825 voor 18.800 mark naar Harlingen verkocht.
Een door Herbert Karting, Itzehoe, gemaakt uittreksel van de door notaris J.H. Hubbe opgemaakte koopakte nr. 149, welke met veel moeite kon worden gelezen en samengesteld.
Auszug des Kaufkontrakts vom 18. Juni 1825 betr. Bark GUSTAV von Itzehoe
Am 18. Juni 1825 erscheint vor Johann Heinrich Hubbe, Notar in der freien und Hansestadt Hamburg, Herr Carsten Heinrich Meyer, Kaufmann aus Itzehoe, als Miteigner und Bevollmächtigter der Itzehoer Interessentschaft zur Ausrüstung auf den Walfisch- und Robbenfang, ausgewiesen durch die dem Vertrag im Original angehängten Vollmacht, als Verkäufer und Herr Friedrich Rucker, Kaufmann in Hamburg, wohnhaft am Herrengraben, im Namen und im Auftrag der Nederlandsche Groenlands- en Straat Davis Visscherij-Societeit als Käufer.
Sie erklären, wie sie durch Vermittlung des bekannten Schiffsmaklers Friedrich Balthasar Hubbe am 20. April [1825] über den Verkauf des grönländischen Barkschiffes einen Kaufkontrakt folgender Art und Weise miteinander verabredet und geschlossen haben:
Es erklärt Carsten Heinrich Meyer, das ihm und der Interessentschaft zur Ausrüstung auf den Walfisch- und Robbenfang in Itzehoe (laut vom Notar Johann Christian Lucas am 26. September 1815 in Hamburg errichteten Kaufbrief und anliegendem Protokollauszug, datiert Itzehoe, 15. Oktober) gehörende, 140 dänische Commerzlasten große dänische Barkschiff GUSTAV an die Niederländische Straat Davis Visscherij Societeit in Harlingen für die Summe von 18.800 Mark Grob Courant verkauft und überlassen zu haben. Dieses ist zur Grönlandfahrt eingerichtet und mit zugehörigem grönländischen Fleth sowie mit allem Zubehör an Ankern, Tauen, Segeln, Masten, Wanten, stehender und laufender Takelage und übrigem Gerät versehen, und in einem Zustande, wie es gegenwärtig zulässig ist. Er erklärt ferner, obige Kaufsumme von 18.800 Mark Grob Courant von der Societät durch den vorgenannten Herrn Friedrich Rucker empfangen zu haben, was er hiermit nochmals gehörig bestätige und das Barkschiff GUSTAV der besagten Societät zu deren Eigentum abtrete.
Herr Carsten Heinrich Meyer verpflichtet sich, alle und jede Abgabe, welchen Namen sie auch haben und wie auch die Königlich preußische Regierung daran interessiert sein möge, die vor Übernahme durch die Societät entstanden sind, zu übernehmen, sowie in allen Häfen und Strömen für Schulden und Lasten, welchen Namen sie auch haben und bis dato aufgetreten sein möchten, jederzeit einzustehen. […]
1826
Op 8 februari 1826 werd de eerste zeebrief aangevraagd door Groenlandsche & Straat Davids Visscherij Societeit, Harlingen; er is nog geen naam van een kapitein ingevuld. Er blijkt een dispuut te zijn met de Ontvanger inzake de betaling van rechten, waarbij het schip was gearresteerd. In het algemeen wordt het scheepstype nu aangeduid als pink.
Op 1 maart werd weer de eerste zeebrief aangevraagd door Groenlandsche & Straat Davids Visscherij Societeit, Harlingen; er was nog geen naam van een kapitein ingevuld. De Staatsraad in Den Haag verlangde een cedule; het schip was in het buitenland gebouwd.
Op 6 maart 1826 werd de eerste zeebrief afgegeven voor de NEDERLAND, onder kapt. J.J. Adriaan.
LC 060626
Harlingen, 3 juni. Heden kwam behouden van Groenland terug het door de alhier gevestigde Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Sociëteit uitgeruste pinkschip NEDERLAND, gevoerd door commandeur Jacob Adriaan, gevangen hebbende 1990 robben. Door aanhoudende stormen en slecht weer het schip lek geworden zijnde, heeft de commandeur het besluit moeten nemen, tot voorkoming van grotere schade terug te keren, en zich met genoemde vangst te vergenoegen.
AC 070626
Vlie, binnengekomen den 3 juni: NEDERLAND, kapt. J.J. Adriaan, uit Groenland, met 1990 robben, dezelve heeft den 12 mei, wegens bekomen zware lekkage het ijs moeten verlaten, en den 11 april gepraaid commandeur Cupido (opm: pink MAASSTROOM), welke toen 23 à 2400 robben aan boord had.
1827
LC 310727
Harlingen, 28 juli. Heden is bij de alhier gevestigde Groenland en Straat Davids Visscherij Societeit, de tijding ontvangen, dat het schip NEDERLAND, commandeur Jacob Adriaan, behouden in Texel is binnen gekomen met vijf walvissen en enige robben. De equipage van de verongelukte Straat-Davidsvaarder HARLINGEN, commandeur Klaas Hoekstra, heeft na het verlaten van het Engelse schip DUNDEE, tien dagen met de sloepen omgezworven en veel uitgestaan, en is, na één man door koude te hebben verloren, te Upermavik aangekomen. Bij Upermavik en Pröven vijf man, die te zeer uitgeput waren om de anderen te volgen, achter gelaten hebbende, zijn de overige den 23 van Pröven vertrokken, en den 27 met veel moeite en gevaar te Norsoak gekomen, vanwaar de commandeur en een gedeelte van het volk beproefd hebben om door het Waaigat naar Ritterbenk te gaan, doch terug hebben moeten keren, waarop de commandeur dertien zieken te Norsoak gelaten en zich met de 27 overige gezonde manschappen naar Omenak en Niakovna begeven heeft. Gedurende den winter op die kust zo goed mogelijk verzorgd zijnde, bevond zich de gehele equipage (uitgezonderd een der te Upermavik gebleven, die overleden is) den 18 mei nog te Omenak, Ritterbenk en Claushaven, behalve drie man, die door den kapt. luit. inspecteur Holböl naar Gohavn zijn overgebracht, een van welken aan boord van een Engels schip is geplaatst geworden; zijnde men voornemens om, zodra de gelegenheid dit toeliet, ook het overige volk successievelijk met aankomende schepen thuiswaarts te doen keren.
LC 070827
Leeuwarden, 6 augustus. Het schip WILLEM DEN EERSTEN, commandeur J.C. Groendijk (opm: fregat WILLEM DE EERSTE, kapt. Jan Cornelisz Groendijk), door de Nederlands Groenlands en Straat Davids Visscherij Sociëteit, te Harlingen, uitgerust en de 27 maart uit het Vlie gezeild, is de 27 mei in Groenland verongelukt; de equipage is door den Rotterdamse commandeur D.J. Cupido, opgenomen en vervolgens gedeeltelijk overgezet op onderscheiden Bremer en Hamburger schepen, alsmede op het schip van de commandeur J.J. Adriaan, die de commandeur en veertien man in Texel heeft aangebracht, vanwaar zij te Harlingen zijn aangekomen.
LC 070827
Harlingen. De 3 augustus binnen gekomen het pinkschip NEDERLAND, kapt. J.J. Adriaan, met vijf walvissen van Groenland.
1828
PGC 180728
Amsterdam,12 juli. Volgens rapport van commandeur N. Paulsen, van de Groenlandse visserij te Flensburg teruggekomen, bestond de vangst van het schip de NEDERLANDEN (opm: pink NEDERLAND), commandant J.J. Adriaan, van Harlingen ter walvisvangst uitgevaren, in het begin van mei uit 3.000 robben. De visserij was zeer ongunstig, zo dat den 10 juni geen der schepen nog één vis (opm: walvis) gevangen had. Die dag had het aldaar zwaar gestormd, doch commandeur Paulsen had niet vernomen, dat de schepen daardoor geleden hadden.
1829
LC 170329
Harlingen. Uitgezeild: Den 8 maart het barkschip NEDERLAND, commandeur J.J. Adriaan, naar Groenland.
LC 240729
Verslag over den staat en het beheer van de provincie Friesland. Tot mijn leedwezen moet ik Uw Edele Groot Achtbare Heren mededelen, dat het jaar 1828, voor de Groenlandsche en Straat-Davids Visscherij-Sociëteit te Harlingen gevestigd, wederom ongunstig geweest is; dezelve heeft slechts één schip kunnen in zee brengen, welks vangst in ene partij robben heeft bestaan, onvoldoende om voordelige uitkomst op te leveren. Hartelijk wensen wij dat de pogingen door deze Sociëteit, dit jaar weder in het werk gesteld met gelukkiger uitkomsten en beteren vangst bekroond mogen worden, ten einde het voortdurend bestaan van deze in zo vele opzichten, Sociëteit te verzekeren en derzelve aanwezen in Harlingen te bestendigen. (opm: bekort)
1830
Op 8 maart 1830 werd een nieuwe zeebrief afgegeven voor de NEDERLAND, nu onder kapt. K. Hoekstra
RC 170430
Amsterdam, 15 april. Het schip (opm: pink) NEDERLAND, commandeur K. Hoekstra, de 5e dezer van Harlingen naar Straat Davids vertrokken, is, volgens brief van Harlingen van de 10e dezer met 7 el 25 duim water in het ruim aldaar teruggekomen.
RC 200430
Amsterdam, 18 april. Aangaande de walvisvanger NEDERLAND, commandant (opm: op een walvis- of robbenjager werd een kapitein commandeur genoemd) K. Hoekstra, van Harlingen naar Straat Davis, meldt men nader van Harlingen, dat deze niet met 1 el 25 duim water in het ruim teruggekomen was, maar wel zo veel water maakte in het etmaal.
RC 220430
Amsterdam, 22 april. De Harlinger walvisvanger NEDERLAND, commandant K. Hoekstra, naar Straat Davis bestemd, doch te Harlingen teruggekomen, is, volgens brief vandaar van de 17e dezer, aan beide zijden over kant gehaald en het lek daarvan spoedig ontdekt, doch het schip overigens volkomen hecht en dicht bevonden; men veronderstelde, het binnen acht dagen tot het hervatten der reis weer in gereedheid gebracht te zullen hebben.
LC 261030
Harlingen. Binnen gekomen: Den 23 oktober het pinkschip NEDERLAND, commandeur K. Hoekstra, van Straat Davids;
1831
LC 010431
Harlingen. Uitgezeild den 20 maart de pinkschepen NEDERLAND, commandeur K. Hoekstra en SPITSBERGEN (opm: bark), commandeur H. Rickmers, beide met ballast naar Groenland;
AH 180831
Vlie, 14 augustus. Binnengekomen: NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra van Groenland met 3 vissen (opm: walvissen) en 1000 robben.
1832
AH 260332
Vlie, 22 maart. Vertrokken: NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra, naar Spitsbergen;
AH 060832
Terschelling, 1 augustus. Binnengekomen: NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra, van Groenland;
1833
AH 060833
Vlie, 2 augustus. Nog binnengaats NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra.
AH 070833
Vlie, 3 augustus. Kapt. K. Hoekstra, gisteren binnengaats gemeld, is ter rede gekomen en heden door de harde wind niet gepraaid.
Vlie, 4 augustus. NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra, vroeger gemeld, komende uit Groenland, met 20 kwartdelen spek.
1834
Op 24 februari 1834 werd de laatste nieuwe zeebrief afgegeven voor kapt. K. Hoekstra,
AH 200334
Vlie, 17 maart. Uitgezeild NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra, naar Groenland;
RC 160834
Rotterdam, 15 augustus. Commandeur J. Ocken, van de Groenlandse robbenvangst te Nyborg aangekomen, rapporteert, dat de 23e juni de Harlingse Groenlandse SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers en NEDERLAND, commandeur K. Hoekstra, de eerste slechts 20 en de laatste 4 robben geslagen, doch nog geen vis gevangen hadden.
AH 180834
Vlie, 15 augustus. Nog binnengaats: NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra; SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers.
AH 190834
Binnengekomen: Vlie, 16 augustus. NEDERLAND, kapt. K. Hoekstra, van Groenland, met 300 robben en 8 vaten spek; SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, van Groenland, met een vis (opm: walvis), 30 quardelen (opm: een maat van vaten) spek;
1835
Op 16 februari 1835 werd de zeebrief van 24 februari 1834, welke voor kapt. K. Hoekstra was afgegeven, door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten en Accijnzen te Harlingen naar de Staatsraad in Den Haag teruggezonden, met als reden ‘schip verkocht’.
Koper was Barend Visser en Zoon, negotianten te Harlingen; waarschijnlijk maakte een aantal mede-aandeelhouders deel uit van de rederij. De NEDERLAND werd in de volgende twee jaren in de vrachtvaart ingezet.
Op 18 maart 1835 werd een nieuwe zeebrief voor de NEDERLAND afgegeven, nu aangevraagd door Salm, Heemskerk & Co (boekhouder en waarschijnlijk mede-reder), Amsterdam, voor kapt. Jeppe Pieters Carst. Deze zeebrief werd op 31 maart 1837 door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten en Accijnzen te Amsterdam naar de Staatsraad in Den Haag teruggezonden onder vermelding ‘schip verkocht’, waarna op 5 april royement volgde.
Het jaar werd verder gebruikt om de pink waar nodig te herstellen en om het schip weer als robben- en walvisjager te kunnen inzetten.
LC 090135
Advertentie. De notarissen Hanekuijk en Wijma te Harlingen zullen, op maandag de 26e januari 1835, des voormiddags ten 10 ure, bij de beschrijving, en des avonds ten 7 ure, bij de eindelijke toewijzing, ten verzoeke van heren directeuren der Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Societeit te Harlingen, in de herberg Roma, in het openbaar, veilen, de voor gemelde visserij gebruikt geweest zijnde schepen, enz., als:
- Het pinkschip, genaamd NEDERLAND, lang over stevens 29 el 55 duim, wijd 5 el 80 duim, hol 4 el 77 duim, tussen deks 1 el 47 duim, groot 363 gemeten tonnen of circa 240 rogge lasten; waarop tot strijkgeld wordt gesteld NLG 100.
- Het brikschip, genaamd SPITSBERGEN, lang over stevens 26 el 18 duim, wijd 5 el 26 duim, hol 4 el 10 duim, tussen deks 1 el 68 duim, groot 251 gemeten tonnen of ongeveer 150 rogge lasten, in het jaar 1829 te Harlingen nieuw uitgehaald; waarop tot strijkgeld wordt gesteld NLG 150
Beide met derzelver rondhout, opstaand en lopend want, ankers, touwen, zeil en treil, en verdere daarbij zijnde goederen of complete inventaris, zoals dezelve zijn liggende in de Zuiderhaven, voor na te melden pakhuis, te Harlingen.
- Een hecht en sterk en tot berging van allerlei koopmansgoederen geschikt pakhuis, voorzien van verscheidene zolders en een zeer grote kelder, met ene brede loods aan de Zuidzijde en 15 v. roede achtergrond, zeer gelegen ter plaatsing van houtwaren en andere artikelen, staande aan de Zuiderhaven, bij de Westerkerk, te Harlingen, wijk H, no. 219, waarop tot strijkgeld wordt gesteld NLG 50.
De schepen, zowel als het pakhuis, terstond na den verkoop vrij te aanvaarden, en breder bij biljetten, te bekomen bij gemelde notarissen, gespecificeerd.
- Op dinsdag den 27 januari 1835, in de herberg Roma, te beginnen ten 10 ure voor den middag: De Vleeten met visgereedschappen, en hetgeen verder te voorschijn zal worden gebracht, volgens daaraf gedrukte catalogussen, te bekomen bij den heer D. Fontein, Pz., ten gemelde stede.
Alles te bezichtigen in de week, voorschreven geannonceerde verkoop voorafgaande.
DC 050235
Dordrecht, 4 januari. De verkoop der eigendommen en goederen, aan de thans gedissolveerde Harlinger Groenlands- en Straat Davids Visscherij Sociëteit toebehoord hebbende, heeft, in de op 26 en 27 januari ll. daarvan gehouden publieke veilingen opgebracht, te weten:
Het pinkschip NEDERLAND, groot 363 gemeten tonnen of ongeveer 240 roggelasten NLG 6.605,-.
Het brikschip SPITSBERGEN, groot 251 gemeten tonnen of ongeveer 150 roggelasten NLG 15.277,-
Het pakhuis De Walvisch NLG 1.970, en de vleten en andere goederen bij kavelingen, pl.m. NLG 8.000,-.
Voorts schrijft men uit Harlingen, dat het brikschip SPITSBERGEN door de kopers wederom ter walvisvangst zal worden uitgerust.
AH 180235
Advertentie. Schepen in lading. Naar Noord- en Zuid-Amerika en de W.I. Eilanden: Baltimore. Het pinkschip NEDERLAND, kapt. Jeppe Pieters Carst, van Amsterdam.
Adres bij Jan Corver en Comp. en Kranenborg en Zoon.
AH 200435
Texel, 17 april. Uitgezeild: NEDERLAND, kapt. J.P. Carst, naar Baltimore;
RC 140535
Rotterdam, 13 mei. Kapt. H. Fägels, van Charleston te Amsterdam gearriveerd, heeft de 23e april, op de hoogte van Lezard, gepraaid het schip NEDERLAND, kapt. J.P. Carst, van Amsterdam naar Baltimore; aan boord was alles wel.
RC 190935
Rotterdam, 18 september. Kapt. J. Myers, alhier in 23 dagen met het barkschip LOUISA, van Baltimore aangekomen, rapporteert, dat hij de 11e dezer, op 49º17’ NB 13º17’ WL, gepraaid heeft het Nederlands schip NEDERLAND, kapt. Carst, van Baltimore naar Rotterdam.
RC 081035
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar New-York (ook voor passagiers), het Nederlands fregatschip NEDERLAND, kapt. Jeppe Pieters Carst.
Adres bij Wambersie en Burger.
RC 121135
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading:
Naar Baltimore (mede voor passagiers), het Nederlands fregatschip NEDERLAND, kapt. J.P. Carst. Adres ten kantore van Hudig en Blokhuyzen.
RC 241235
Rotterdam, 23 december. De 21e dezer, des namiddags, zeilde van Helvoetsluis NEDERLAND, kapt. J.P. Carst, naar Baltimore;
1837
RC 180337
Advertentie. G.J. Roland Holst, A. van der Sluys, G.W. Sesink Clee, C.A. Schröder en J.J. Korthals, makelaars, zullen op maandag 20 maart 1837, des avonds ten 6 ure, te Amsterdam, ten overstaan van notaris B. Tideman, in de Nieuwe Stads Herberg aan het IJ verkopen: Een extra-ordinair, welbezeild Fregatschip, genaamd NEDERLAND, varende onder Nederlandse vlag, gevoerd door kapt. J.P. Carst, volgens Nederlandse meetbrief lang 29 el 55 duim, wijd 5 el 72 duim, hol 4 el 65 duim.
1838
Op 7 februari 1838 werd een nieuwe zeebrief, aangevraagd door Barend Visser & Zoon, Harlingen, voor de DIRKJE ADAMA onder kapt. H.B. Rickmers. Diens vader H. Rickmers voer als commandeur op de bark SPITSBERGEN van dezelfde rederij.
LC 010438
Harlingen. Uitgezeild: den 26 maart het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, naar Groenland (opm: walvis- en robbenjager).
ZP 110438
Vlie, 7 april. Het schip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, is heden van hier naar Groenland vertrokken (opm: Harlinger robben- en walvisjager).
LC 100738
De aanbouw van schepen in nauw verband staande met de meerdere of mindere scheepvaart, zo heeft dan ook de opbeuring, welke aan de buitenlandse scheepvaart onder Hollandse vlag is ten deel gevallen gunstig op de scheepsbouw gewerkt. Op alle wel ingerichte scheepstimmerwerven is bestendig werkt geweest; te Harlingen en elders zijn een aantal schepen gebouwd en bij het einde van het jaar waren er verschillende bestellingen tot aanbouw zo op de grote, als op de kleine werven, voorhanden. Het zoude de welvaart dezer Provincie zeer bevorderlijk zijn, indien de scheepsbouw en met dezelve de scheepsrederijen weder in bloei mochten geraken. Het door de Heren Barend Visser en Zonen te Harlingen, ter walvis en robbenvangst, uitgezonden schip SPITSBERGEN heeft geen gunstige vangst gehad, zo dat de premie voor wanvangst aan de onderneming is toegekend. In het vorige jaar deelden wij UEd. Gr. Achtb. mede, dat deze Heren nog een schip hadden aangekocht met het voornemen om ook hetzelve tot visserij uit te zenden. Dit voornemen is ten uitvoer gebracht, en in dit voorjaar zijn de beide schepen SPITSBERGEN en DIRKJE ADAMA uit de haven van Harlingen, ter walvis en robbenvangst, uitgezeild. Tot de kustvisserij zijn in het vorige jaar gebezigd geworden 35 schepen bemand met 180 koppen. De vangst is gering geweest en dit was derhalve oorzaak dat de visserij niet veel voordelen heeft opgeleverd, ofschoon voor de vis anders tamelijk goede prijs konden worden bedongen. De gedroogde vis is tot goede prijzen verkocht, doch over het geheel heeft er te weinig kunnen worden gedroogd, om veel voordeel te kunnen aanbrengen. Te Paesens moet echter een vrij aanzienlijke hoeveelheid zijn gedroogd geworden. (opm: overgenomen uit een veel groter artikel dat verder niets met de scheepvaart te maken heeft)
LC 170738
De commandeur (opm: kapitein) van een den 23 juni van het ijs vertrokken en den 9 juli te Glückstadt (opm: plaats aan de Elbe) aangekomen Groenlandvaarder, rapporteert, dat bij zijn vertrek de Harlinger Groenlandvaarders SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, 2 vissen en 600 robben, en DIRKJE ADAMA, commandeur J. Rickmers, 2 vissen en 130 robben gevangen hadden. Volgens rapport van een Groenlandsvaarder, te Peterhead teruggekomen, had hij den 16 juli een der Hollandse Groenlandsvaarders vol spek, bij het ijs verlaten.
LC 270738
Harlingen, 25 juli. Heden is alhier de tijding bekomen, dat het schip DIRKJE ADAMA, commandeur (opm: kapitein) H.B. Rickmers, behouden in Texel is binnen gekomen, met 4 vissen (opm: walvissen) en 130 stuks robben, zo mede dat het schip SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, met 3 vissen en 600 stuks robben, bij het Vlie (opm: Vlieland) voor de wal gepraaid was.
LC 310738
Harlingen. Binnengekomen den 28 juli het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, van Groenland,
1839
LC 190339
Harlingen. Uitgezeild: den 8 maart het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, naar Groenland (opm: robbenjager). Den 10 dito het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, naar Groenland (opm: robbenjager);
ZP 050839
Commandeur Nickelsen, van Groenland te Aarhuis (opm: Arhus) gearriveerd, rapporteert gepraaid te hebben de schepen SPITSBERGEN, commandeur Rickmers, met 180, en NEDERLAND, commandeur Rickmers Jr, met 200 robben.
LC 130839
Harlingen. Binnengekomen: den 4 augustus het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers en het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, beide van Groenland (opm: robbenjagers);
1840
LC 170340
Harlingen. Uitgezeild den 11 maart het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers en het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, beide naar Groenland.
ZP 150640
De 10e mei zijn gepraaid geworden de schepen SPITSBERGEN, kapt. Rickmers, van Harlingen met 700 robben, en DIRKJE ADAMA, kapt. Rickmers Jr., van dito met 400 robben.
ZP 200740
Commandeurs van de te Glückstad gearriveerde Groenlandsvaarders rapporteren gepraaid te hebben de te Harlingen te huis behorende schepen SPITSBERGEN, kapt. Rickmers, met 1100 robben, en DIRKJE ADAMA, kapt. Rickmers, met 700 robben.
LC 110840
Harlingen. Binnen gekomen: Den 8 augustus het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, van Groenland.
LC 180840
Harlingen. Binnen gekomen: Den 10 augustus het pinkschip DIRKJE ADAMA, kapt. H.B. Rickmers, van Groenland;
1843
DC 060643
Dordrecht, 5 juni. Volgens brief van de Groenlandsche Visscherij, van 13 mei, hadden de Harlinger Groenlandvaarders DIRKJE ADAMA, commandeur O. Mehlen, destijds 4.500, en SPITSBERGEN, commandeur J. Both, 3.000 robben geslagen.
DC 010843
Dordrecht, 31 juli. Op 26 juli is het schip genaamd DIRKJE ADAMA, van de Groenlandsche Harlinger Maatschappij, behouden ter rede van het Vlie gekomen, met een gunstige vangst, bestaande uit 4.800 stuks robben en 5 vissen, waaronder een grote en vier middelmatige. Door deze bodem was omstreeks Pinksteren het schip SPITSBERGEN gepraaid, bestaande te dier tijd derzelver vangst uit ongeveer 3.000 stuks robben en één vis.
1844
AC 150644
Amsterdam, 14 juni. Volgens bericht van de Groenlandsche Visserij, had het Harlinger schip SPITSBERGEN, kommandeur Both, de 3e mei 3 robben geslagen, de DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, was op die datum nog ledig.
AH 000744
Uit een provinciaal verslag over 1843 waren de visserij uitkomsten over dat jaar niet slecht. Beide schepen van Harlingen, DIRKJE ADAMA had aangebracht 4536 stuks robben en 5 walvissen, zijnde de hoogste vangst van al de naar Groenland uitgezonden bodems. Met de SPITSBERGEN zijn aangebracht 3189 stuks en 1 walvis, hetwelk een middelmatige reis wordt genoemd.
1845
AH 000445
Vlie, vertrokken 6 april DIRKJE ADAMA (opm: pink), O. Mehlen, naar Groenland.
AC 230745
Harlingen, 19 juli. De alhier te huis behorende Groenlandvaarders DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, en SPITSBERGEN, kommandeur Both, hadden ieder, volgens bericht van het blad De Visscherij, een vis (opm: walvis) gevangen en 2.000 robben geslagen.
AC 230745
Harlingen, 19 juli. De alhier te huis behorende Groenlandvaarders DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, en SPITSBERGEN, kommandeur Both, hadden ieder, volgens bericht van het blad De Visscherij, een vis (opm: walvis) gevangen en 2.000 robben geslagen.
1846
NRC 180746
Glückstadt, 12 juli. Volgens bericht van de Groenlandsche Visscherij hadden de Harlinger schepen SPITZBERGEN (opm: SPITSBERGEN), kapt. Both, en DIRKJE ADAMA, kapt. Mehlen, ieder 300 robben geslagen en luidden over het algemeen de berichten over de vangst ongunstig.
1847
NRC 120347
Harlingen, 9 maart. De Groenlandsvaarders SPITSBERGEN, kommandeur J. Both, en DIRKJE ADAMA, kommandeur O. Mehlen, zijn, de eerste de 4e en de laatste de 5e dezer van hier naar de visserij vertrokken. De eerste is reeds de 7e uit het Vlie in zee gezeild.
NRC 270547
Brake, 22 mei. Volgens rapport van de komm. Matt, van Groenland alhier aangekomen, hadden de 6e mei de Harlinger schepen DIRKJE ADAMA, komm. Mehlen, 2000, en de SPITSBERGEN, komm. Both, 5000 robben geslagen.
NRC 200747
Leeuwarden, 17 Juli. Onlangs is één der beide schepen, welke jaarlijks in Harlingen ter walvis- en robbenvangst worden afgezonden, teruggekomen. Dit schip, de DIRKJE ADAMA genaamd, kommandeur Hoekstra (opm: O. Mehlen), heeft een zeer gelukkige vangst gehad, bestaande uit 9500 robben. Het andere schip (opm: SPITSBERGEN) had volgens bericht bereids 5000 robben en een halve vis.
AH 020847
(Geen plaats of datum vermeld) Ook het tweede, ter walvis- en robbenvangst uitgezonden schip, de SPITSBERGEN, kommandeur J. Both is thans binnengelopen, zijnde op 30 juli l.l. in ´t Vlie gearriveerd en hebbende gevangen een halve vis en 5350 robben.
1849
NRC 010849
Rotterdam, 31 juli. De Harlinger Groenlandsvaarder SPITSBERGEN, commandant J. Both, is l.l. vrijdag (opm: 27 juli) van Groenland in het Vlie binnengekomen, hebbende 850 robben geslagen. (opm: vergelijk het aantal geslagen robben met het in Kroniek 1847 in dato 2 augustus, genoemde aantal; over de DIRKJE ADAMA is in deze kroniek gerapporteerd)
1850
NRC 160350
Harlingen, 9 maart. Heden zijn van hier vertrokken, bestemd ter robben- en walvisvangst naar Groenland, de schepen DIRKJE ADAMA (opm: pink) en SPITSBERGEN (opm: bark), bemand met 105 koppen en voorzien van 15 sloepen en de nodige visvangers-gereedschappen. Beide schepen behoren toe aan de heren Barend Visser & Zoon te Harlingen.
AH 130550
Peterhead, 6 mei. De Harlinger Groenlandvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur O. Mehlen, had vóór 26 april 7.000 robben geslagen.
AH 130550
Peterhead, 6 mei. De Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur Mehlen, had vóór 26 april 7.000 robben geslagen.
NRC 280550
Rotterdam, 27 mei. Volgens brief van kommandeur O. Mehlen, voerende de te Harlingen te huis behorende Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, had hij de 1e dezer 9.000 robben geslagen en zou hij nog enige tijd aan de robbenkust vertoeven om daarna de terugreis aan te nemen. Aan boord was alles wel. De overtocht vanaf de Vlierede tot aan Groenland was in acht dagen afgelegd.
NRC 070850
Rotterdam, 6 augustus. Uit Harlingen schrijft men ons d.d. 4 augustus het volgende. De Groenlandsvaarder SPITSBERGEN is op vrijdag de 2e augustus hier binnengelopen, hebbende 6.500 robben gevangen. De vangst is dus dit jaar zeer gunstig over het geheel, want de reeds voor enige weken gearriveerde DIRKJE ADAMA bracht ruim 9.600 robben aan.
1851
NRC 310751
Harlingen, 28 juli. De Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, is heden in onze haven binnengelopen met de aanzienlijke vangst van 3500 robben en een walvis. De andere, gelijktijdig van hier vertrokken SPITSBERGEN, kapt. P. Nagel, is ter rede van ’t Vlie gearriveerd met 900 robben, zodat deze minder gelukkig is geslaagd.
1852
NRC 060752
Cuxhaven, 3 juli. Volgens hier ontvangen rapport hadden de 15e juni de schepen DIRKJE ADAMA 100 en SPITSBERGEN 700 robben geslagen.
NRC 020852
Harlingen, 30 juli. Gisteren liep de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA hier de haven binnen met een vangst van 200 robben en een kleine vis (opm: walvis). De andere, SPITSBERGEN, wacht nog voor de haven op hoger vloed en zal waarschijnlijk heden avond binnenlopen. De laatste brengt 1000 robben aan. De vangst is dus niet zeer groot.
1853
NRC 270253
Harlingen, 24 februari. De Groenlandsvaarders DIRKJE ADAMA en SPITSBERGEN zijn deze morgen onder de gunstigste omstandigheden uit onze haven vertrokken.
NRC 180553
Amsterdam, 16 mei. De Nederlandse Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. Moller (opm: commandeur O. Mehlen), had, volgens brief van Elseneur (opm: Helsingör) van de 11e dezer, de 22e april 8000 robben geslagen.
NRC 060653
Harlingen, 4 juni. De Groenlandsvaarder SPITSBERGEN is met een getal van ongeveer 5000 robben hier aangekomen. Het schip is zwaar lek.
NRC 080653
Harlingen, 5 juni. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA schijnt het plan om op de walvisvangst uit te gaan, mede te hebben laten varen. Het schip is reeds in het gezicht onzer haven en brengt, naar men verneemt, een massa van ongeveer 9000 robben aan.
1854
NRC 280254
Harlingen, 26 februari. Gisteren avond was men hier zeer ongerust over de zeesluizen en schepen in de buitenhaven, want, bij een hevige storm en ontzettend hoog opgejaagde vloed, werd de Groenlandvaarder DIRKJE ADAMA losgerukt van zijn ligplaats en een spel van wind en golven. Daardoor zijn de stoomboot FLEVO, een paar tjalken, de kazerne en genoemd schip zelf aanmerkelijk beschadigd, enige mensen in de haven gevallen en met moeite er uitgeholpen. Het afvaren der FLEVO is daardoor deze morgen ook enige uren vertraagd.
NRC 030354
Harlingen,1 maart. De enige nog overige Groenlandvaarder DIRKJE ADAMA, is heden van hier ter visserij uitgezeild. Het is te wensen, dat een goede vangst deze tak van nijverheid aanmoedige, opdat er in plaats van het ten vorigen jare alzo afgeschafte schip SPITSBERGEN, een ander in de vaart gebracht worde.
AH 080654
(Geen plaats of datum) De Harlinger Groenlandvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur Mehlen, had tot 16 mei 1854 600 robben geslagen. (opm: zie NRC 290754
NRC 290754
Harlingen, 28 juli. Gisteren avond retourneerde in onze haven de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, aanbrengende slechts 600 robben, zodat deze visserij ditmaal zeer ongunstig is afgelopen.
1855
LC 300355
Harlingen, 28 maart. Heden middag heeft de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA onze haven verlaten, gesleept door de op Amsterdam varende sroomboot HARLINGEN.
LC 030855
Harlingen, 30 juli. Niet zonder leedwezen berichten wij, dat de vangst van de dezer dagen teruggekeerde, alhier te huis behorende walvisvaarder DIRKJE ADAMA dit jaar als geheel mislukt te beschouwen is. Te laat aan de robbenkust gekomen, heeft men niet meer dan 30 robben kunnen slaan, terwijl men, daarna verderop ter visserij gezeild, door ijs en mist belet werd om de walvissen, die echter niet in grote getale aanwezig waren, nabij te kunnen komen. De vangst bestaat dan ook slechts in een zogenaamde botkop, een kleinere soort van vis, tot het geslacht der walvissen behorende. Op reis is men een witte ijsbeer machtig geworden, die, naar wij vernemen, door de reders, de heren Barend Visser & Zoon alhier, aan het zoölogisch genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam ten geschenke zal worden aangeboden.
1856
NRC 230256
Harlingen, 21 februari. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, de enige hier nog bestaande, heeft gisteren morgen onze haven verlaten. Vroeger was die meestal bemand met buitenlanders, thans bijna geheel met binnenlands scheepsvolk. (opm: Groenlandvaarder = walvis- en robbenjager)
NRC 250356
Harlingen, 23 maart. Omtrent de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, onlangs van hier vertrokken, is men niet recht gerust, dewijl er een gerucht verspreid is, als zou dit schip in het ijs gezonken zijn, terwijl de bemanning grotendeels op het ijs redding had gezocht.
NRC 270356
Harlingen, 23 maart. Omtrent de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, onlangs van hier vertrokken, is men niet recht gerust, dewijl er een gerucht verspreid is, als zou dit schip in het ijs gezonken zijn, terwijl de bemanning grotendeels op het ijs redding had gezocht.
NRC 120756
Harlingen, 9 juli. Men heeft hier het zekere bericht ontvangen, dat de Harlinger Groenlands- vaarder DIRKJE ADAMA in het laatst der maand april in welstand gezien was bij de robbenvangst.
1857
NRC 130257
Rotterdam, 12 februari. Men is thans te Harlingen weder bezig om het schip DIRKJE ADAMA, commandeur Otto Mehlen, bestemd naar Groenland ter robben- en walvisvangst, onder tuig te brengen om nog in deze maand de reis te aanvaarden. Het schip wordt bemand met meer dan vijftig koppen, waarvan het grootste gedeelte belang bij de vangst heeft, waarom het voor de equipage zowel als voor de eigenaren te wensen is, dat de vangst voordelig moge uitvallen.
NRC 270257
Harlingen, 24 februari. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA is heden van hier weder uitgezeild, bemand met 53 koppen, meest inlanders (opm: bedoeld zijn autochtonen). Men hoopt, dat de vangst voordelig moge uitvallen.
NRC 270657
Harlingen, 24 juni. Volgens hier aangekomen tijding had de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA op (opm: waarschijnlijk is bedoeld sedert) de 2e mei, toen deze naar de visserij afzeilde, 400 robben geklopt. Komt er nu nog iets bij, dan kan de vangst goed worden.
NRC 280757
Harlingen, 26 juli. Deze namiddag omstreeks 1 ure is de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, in de haven alhier teruggekeerd, inhebbende omstreeks 1300 robben.
1858
LC 090258
Harlingen, 7 februari. De buitengewone zachte winter is oorzaak geweest, dat de zeevaart alhier geen noemenswaardige verhindering heeft ondervonden. Heden morgen heeft ook de stoomboot BURGERMEESTER ZIJLSTRA haar gewone wekelijkse beurt op Kampen weder hervat, terwijl op de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA alle toebereidselen tot vertrek naar de visserij worden gemaakt. Zo wij vernemen wordt reeds morgen de bemanning aan boord verwacht.
LC 120358
Harlingen, 10 maart. Heden verliet onze haven, om naar de visserij te vertrekken, de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapitein O. Mehlen, bemand met 53 schepelingen. Was de afscheidsgroet der overgrote menigte, die op havenhoofden stond, welgemeend en hartelijk, ook onze wens, en gewis die van al onze stadgenoten, “een goede vangst en gelukkige terugkomst”, vergezelt hen naar het barre Noorden.
NRC 260758
Harlingen, 23 juli. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. O. Mehlen, is hier deze middag terug gekomen. De vangst is deze reis gering geweest, als bestaande in circa 400 robben. (opm: zie LC 270758, waar men over slechts 100 robben spreekt).
LC 270758
Harlingen, 25 juli. Na een afwezigheid van ruim vier maanden, kwam hier gisteren terug de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapitein O. Mehlen. De gehele equipage bevond zich in de beste toestand, maar de vangst mag aller ongelukkigst genoemd worden, daar zij slechts uit ruim 100 robben bestaat. (opm: zie NRC 260758, waar men over 400 robben spreekt).
1859
LC 110159
Harlingen, 9 januari. Ofschoon de Groenlandsvaarders alhier ter stede in de laatste jaren ongunstig slaagden en alleen de DIRKJE ADAMA in de vaart bleef, zal toch nog dit jaar het fregat NOORDPOOL ter robbenvangst uitgerust worden, onder directie van de heren Zeilmaker en Co alhier. Omstreeks het midden der volgende maand, of zo mogelijk nog vroeger, denkt men uit te zeilen. Men hoopt dat deze onderneming met een goed gevolg bekroond word, tot opbeuring van deze tak van nijverheid.
NRC 100259
Harlingen, 7 februari. Het Nederlandse fregatschip NOORDPOOL, kapt. K. Helmers, is heden van hier uitgezeild naar Tonsberg in Noorwegen, waar het bemand zal worden voor een reis ter Groenlandvaart. Dit onder directie der heren Zeilmaker en Co zeer solide uitgeruste, fraai en gemakkelijk ingerichte sterke vaartuig, wordt door deskundigen zeer geroemd, zodat men op het welslagen dezer gewichtige onderneming hoopt. De inzender van het bericht in dit blad van 6 dezer omtrent deze nieuwe Groenlandvaarder, heeft dus verkeerd opgegeven, dat de heer C. Teves de directie ter uitrusting van dit schip had. Dit moest zijn de heren Zeilmaker & Co. Ook verwart hij de robbenvangst met de walvisvangst, want de NOORDPOOL is alleen ter robbenvangst uitgezonden. Wat de bemanning aangaat, ook de DIRKJE ADAMA had vroeger en heeft ook thans nog een vreemde commandeur of gezagvoerder en gedeeltelijk zodanige bemanning, omdat die meer geschikt schenen. ’t Is dus geen gebrek aan nationaliteit, dat men zo handelt, en ter voorkoming van onaangename indrukken moet de correspondent deze terechtwijzing er bij voegen, opdat men hem de schuld daarvan niet toerekene. (opm: de krant van 6 februari, waarnaar verwezen wordt, ontbreekt)
LC 220259
Harlingen, 20 februari. De beide Groenlandsvaarders hebben onze haven verlaten. Op maandag den 7 dezer vertrok de NOORDPOOL, onder bevel van de scheepskapitein R. Helmers, naar Tonsberg, die aldaar het vaartuig heeft overgeleverd aan de commandeur C. Koch, om met 60 man Noordse equipage ter robbenvangst te gaan. Heden morgen zeilde de DIRKJE ADAMA uit met 56 man equipage, onder bevel van de commandeur C. Brinkman, om mede aan de visserij deel te nemen. Onze beste wensen voor het welslagen der onderneming vergezellen beide vaartuigen, daar die tak van nijverheid zo bevorderlijk kan zijn voor de bloei dier stad.
NRC 280759
Harlingen, 26 juli. Heden is hier aangekomen de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. Brinkman, met een vangst van omstreeks 2600 robben. De NOORDPOOL, hier te huis behorende, heeft laatstleden zondag (opm: 24 juli) zijn vangst, bestaande in 2.400 robben, met een Noors vaartuig hier doen afleveren. Het schip blijft in Tønsberg overwinteren om met de heropening der visserij spoedig op het terrein te kunnen wezen.
1860
NRC 240260
Harlingen, 22 februari. Deze morgen, omstreeks 10 ure, verliet de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA onze haven onder commando van H. Wilst. De bemanning bedraagt ruim 50 man. Gelukkig slage men dit jaar en kere rijk beladen in welstand terug, opdat deze voor onze stad zo belangrijke tak van nijverheid moge bloeien.
NRC 010560
Harlingen, 29 april. Men heeft hier de tijding ontvangen, dat de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA door stormweer zodanig in de robbenvangst was verhinderd, dat men slechts drie robben had gevangen. Twee man van het scheepsvolk had men door ziekte verloren en 12 man gered en opgenomen van een verongelukte Engelse Groenlandvaarder.
NRC 110760
Harlingen, 9 juli. Heden is alhier in de Blaauwe Slenk behouden binnengekomen de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. H. Wilst. Wegens het vele stormweder heeft men niet meer dan 200 robben gevangen.
LC 130760
Harlingen, 11 juli. Na een afzijn van 5 maanden keerde heden in onze haven terug de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H. Wilds. De bemanning bevond zich in de beste welstand, ofschoon 2 derzelve, de scheepsdokter en een matroos, op de reis overleden zijn. De vangst is echter ongelukkig uitgevallen en bestaat slechts in ruim 200 robben en één vinvis.
1861
LC 120261
Harlingen, 10 februari. Naar wij vernemen is het vertrek der Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, aan de firma Barend Visser alhier toebehorende, weder spoedig op handen. Morgen over 8 dagen komt de bemanning reeds aan boord en kort daarna kan de uitvaart plaats hebben.
NRC 010361
Harlingen, 27 februari. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, voorzien van een bemanning van 55 koppen onder bevel van de gezagvoerder H. Wilst (opm: H. Wildts), heeft heden onze haven verlaten om zijn jaarlijkse tocht ter walvis- en robbenvangst aan te vangen.
LC 010361
Harlingen, 27 februari. Ofschoon de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA in de laatste paar jaren zeer ongelukkig in de vangst is geslaagd, werd die bodem opnieuw tot de tocht toegerust en verliet heden morgen onze haven, met zich voerende 53 man equipage, onder bevel van de commandeur H. Wildts. De herhaalde “Hoera’s!” der bemanning en der talloze toeschouwers bij de uittocht, gaven duidelijk blijk van de hoge belangstelling in deze onderneming, en luid was de algemene wens: Een behouden terugkomst met een goede vangst!
LC 150361
Harlingen, 13 maart. De laatste stormen zijn, ofschoon men geen zware verliezen heeft te betreuren, niet gunstig voor de zeevaart dezer stad geweest. Verscheidene vaartuigen, waaronder de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, zijn daardoor genoodzaakt op de rede van het Vlie te blijven liggen; veertien dagen hebben de meeste schepen daar vertoefd, en dat ze het daar niet ruim hadden getuigt het kofschip WELGELEGEN, kapitein J. Zwaal, dat met gebroken spil en verlies van ankers hier weder is binnen gelopen. Het Harlinger weerglas is echter hedenmorgen vrij wat gerezen. De menigte vissersvaartuigen, die sedert 12 dagen onze haven vulde, heeft ons heden eensklaps verlaten, en, naar wij vernemen, hebben op de rede liggende schepen tevens gelegenheid gehad om in zee te komen.
LC 300761
Harlingen, 28 juli. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H.J. Wildts, is heden, na een afwezigheid van 5 maanden, in onze haven terug gekeerd. De gehele bemanning bevond zich in de beste welstand, maar de vangst is zeer slecht geweest, en bestaat slechts in 170 robben.
NRC 310761
Rotterdam, 30 juli. De 28e juli kwam de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H. Wildts, in Harlingen binnen na een afwezigheid van circa vier maanden. Ook deze keer kan de vangst als totaal mislukt beschouwd worden, daar er door deze bodem niet meer dan een paar honderd robben zijn aangebracht.
1862
LC 180262
Harlingen, 16 februari. De scheepvaart brengt hier na de koude weder nieuwe levendigheid. De vier Noorse schepen, die hier overwinterden, liggen tot vertrek gereed. Enige anderen, die hier oplagen, worden weer getuigd, terwijl ook de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA tot ene nieuwe expeditie wordt uitgerust en morgen reeds de bemanning aan boord krijgt.
NRC 010362
Harlingen, 27 februari. Sedert drie dagen ligt alhier zeilklaar de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. H. Wildts, toebehorend aan de heren Barend Visser & Zn. en bemand met 53 koppen. De lage stand aan het water, veroorzaakt door de oostenwind, belet hem onze haven te verlaten.
NRC 030362
Harlingen, 1 maart. De Groenlandvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. H. Wildts, toebehorende aan de heren Barend Visser & Zn., verliet hedenmorgen onze haven, ofschoon er wegens oostenwind nog weinig water was, waarom hij opzettelijk scheef lag, om minder diepgang te hebben. Niet ver van de haven geraakte hij echter vast op de Ruggen, en een weinig daarna weer op dezelfde bank, waar hij nog niet af is.
NRC 210662
Rotterdam, 20 juni. Volgens brief van Groenland van 23 mei had de Harlinger Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA toen 2200 robben geslagen.
LC 150762
Harlingen, 13 juli. Na een afzijn van ruim vier maanden keerde l.l. vrijdag in onze haven terug de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H. Wildts, met een zeer goede vangst, bestaande in 2300 jonge en 500 oude robben, waarvan vele buitengewoon zwaar waren. Ook werd door den commandeur medegenomen ene levende, schone, witte sneeuwvogel, hier bekend onder den naam strandputter, een vogeltje ongeveer ter grootte van ene spreeuw, die hier zelden voorkomt, en misschien dienen zal tot een geschenk voor de Artis te Amsterdam. Een beer, die door de bemanning vervolgd werd, wilde echter niet te water om zich levend te laten vangen, en is derhalve afgemaakt. Van de equipage zijn kort na het vertrek van hier twee man overleden, de overigen bevonden zich in den besten welstand.
1863
LC 300163
Harlingen, 28 januari. Het doet ons genoegen een gerucht te kunnen weder spreken, dat wij hier en elders hoorden, alsof de hier te huis behorende Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA niet weder ter visvangst zoude worden uitgerust. Het tegendeel is waar; eerstdaags zal dat vaartuig weder naar de robbenkust en de visserij vertrekken. De werkzaamheden voor de uitrusting zijn reeds begonnen en den 16 februari a.s. komt de bemanning aan boord.
LC 030363
Harlingen, 1 maart. Vrijdag l.l.(opm: 27 februari) is de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, commandeur H. Wildts, door de stoomboot HARLINGEN uit de haven tot over de Ruggen gesleept, om vervolgens naar de robbenkust en de visserij te vertrekken. De equipage bestaat uit 54 man, die onder de veelvuldige wensen der toegestroomde aanschouwers in zee stak.
NRC 080663
Rotterdam, 7 juni. Volgens bericht uit de Groenlandse visserij was de vangst algemeen ongunstig. De Groenlandvaarder MARIA, te Purmerend thuis behorende, had op 5 mei 1300 jonge, 1900 oude robben; de Groenlandvaarder NOORDPOOL, van Harlingen, op 20 mei 300 jonge en 300 oude; van de DIRKJE ADAMA werd niets gemeld.
NRC 100763
Harlingen, 7 juli. De Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kapt. H. Wildts, is hier heden behouden in onze haven teruggekomen met een vangst van 900 robben. De terugreis was zeer voorspoedig en alles wel aan boord.
NRC 200763
Rotterdam, 19 juli. Men meldt uit Harlingen: Volgens rapport van de Groenlandsvaarders, is de onderneming over het algemeen mislukt. Er was te weinig ijs in zee. In jaren tijds heeft men niet zo ver de zee open gezien en was er dus zeer weinig gelegenheid tot een goede vangst. Van de 60 à 70 schepen, die zich in de Noordpoolstreken bevonden, waren er wellicht 10 die iets gevangen hadden. De Engelsen waren al zeer spoedig onverrichter zake afgetrokken. De DIRKJE ADAMA was zelfs tot op 82º NB gezeild, een breedte die ongetwijfeld zelden overschreden is. De minder gunstige resultaten van latere tochten worden door sommigen toegeschreven aan het veelvuldig gebruik van schietgeweer, dewijl robben en walvissen daardoor schuw worden.
1864
NRC 070264
Harlingen, 4 februari. Daar de walvisvangst en robbenslagerij in de laatste jaren zeer slecht is uitgevallen, hebben onderscheidene rederijen, o.a. in Engeland, Hamburg en Flensburg, besloten geen schepen tot dat doel meer uit te zenden. Thans verneemt men, dat de hier te huis behorende Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, kommandeur H. Wildts, dit jaar ook niet ter visvangst zal uitzeilen.
NRC 280764
Harlingen, 26 juli. In andere jaren meldden wij omstreeks deze tijd de terugkomst van de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, hetzij met of zonder goede vangst. Thans moeten wij van dit vaartuig de laatste mededeling doen. De DIRKJE ADAMA zal van hier niet weder naar de IJszee vertrekken, want donderdag l.l. (opm: 21 juli, verkoopprijs NLG 9.000, bouwjaar 1805) is zij verkocht aan een Noors kantoor (opm: nieuwe naam ASTREA, thuishaven Arendal) om te dienen tot vervoer van hout. Deze tak van nijverheid, die hier 39 jaren met afwisselend geluk bestond, heeft dus het voorbeeld van zo vele andere gevolgd en hier opgehouden te bestaan. Alleen te Purmerend bestaat nu nog een rederij, die somtijds één vaartuig ter walvisvangst uitzendt. Zij is derhalve thans de enige van dien aard thans in ons land.
NRC 010864
Harlingen, 30 juli. Men heeft in sommige dagbladen bericht, dat door de verkoop van de Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA de Groenlandsvaart voor hier geheel was geëindigd, doch men heeft gewis vergeten er bij te voegen, dat voor rekening van de heren Zeilmaker & Co. alhier nog de NOORDPOOL jaarlijks wordt uitgezonden, ofschoon deze gewoonlijk te Tønsberg overwintert.
MB 191164
Arendal, 12 november: Volgens hier binnengekomen telegrammen zijn drie schepen, welke in deze stad thuisbehoren, in de loop van de laatste week vergaan, namelijk de schepen PRESTO, kapt. Dedekam, ASTREA, kapt. Bruun en RAGNA, kapt. Pedersen. Het schip PRESTO lag beladen op de rede van Kalmar en tijdens de storm ’s nachts op de 5e van deze maand braken de (anker)kettingen, zodat het schip op drift raakte en op een steengrond stootte, waar het zich nu nog bevindt met gebroken masten en in lekke staat, en is volgens het laatste rapport niet meer te redden. Het schip ASTREA is totaal vergaan bij Rügen op reis van de Oostzee naar Engeland, geladen met hout, en het schip RAGNA is bij de aanloop van Christianstad ten onder gegaan. De gehele bemanning is gered. (opm: de pink ASTREA is de vroegere Nederlandse walvis- en robbenjager DIRKJE ADAMA, zie AH 131264)
AH 131264
Sneek, 9 december. Het bericht is te Harlingen ontvangen, dat de daar vroeger te huis behorende Groenlandsvaarder DIRKJE ADAMA, in het voorjaar aan een Noors kantoor verkocht en van daar vertrokken onder de naam van ASTREA, voor enige dagen in de storm op de kust van het eiland Rügen is vergaan. De equipage is gered, maar van het schip zal weinig terecht komen, daar de masten gekapt waren. De lading bestond uit delen.