1810
RC 201210
Amsterdam den 18 december. Den 16den dezer is in Texel binnengekomen het schip de VERANDERING, kapitein A. Lant (opm: Ole Lind), van Bergen.
1811
AC 230411
Advertentie. Uit de hand te koop, het sloepschip de VERANDERING, kapitein Ole Lind, in het jaar 1810 nieuw uitgehaald, groot circa 20 rogge lasten, ingericht ter kaapvaart. Te bevragen by Petrus Scheffer.
RC 070511
Advertentie. Carel Faber en Johannes Wesseling, Makelaars, zullen, op maandag den 13 mei 1811, 's avonds ten 5 uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren Logement, op den Haarlemmerdijk, verkopen: een extra welbezeild sloepschip, genaamd de VERANDERING, kapitein Ole Lind, is in het jaar 1810 nieuw uitgehaald, lang over Steven 46 voet; wijd 15 voet; hol 7 voet 5 duim; alles breder bij biljetten omschreven en bericht bij bovengemelde makelaars en bij Petrus Scheffer, op de Buitenkant, bij de Kraansluis.
1812
AVA 191012
Advertentie. H.D. Canne, makelaar, zal, ten overstaan van den Keizerlijke notaris P.F. Baum, op maandag den 26sten oktober 1812, 's avonds ten 6 ure, te Amsterdam, in het Nieuwezyds Heeren Logement, op den Haarlemmerdijk, verkopen:
No 1. Een extra ordinair welbezeild gefranciseerd tjalkschip, genaamd La Dame Gotje, gevoerd door kapt. Cornelis de Boer, lang over steven 70 voet, wijd binnen zijn huid 14 voet 8 duim, hol in het ruim 7 voet 2 duim.
No 2. Een extra ordinair welbezeild gefranciseerd tjalkschip, geraamd La Fortune, gevoerd door wijlen kapt. Pieter Wagenaar, lang over steven 70 voet, wijd binnen zijn huid 14½ voet hol in het ruim 7 voet.
No. 3. Een extra ordinair welbezeild sloepschip, genaamd de Roos, lang over de steven 45 voet, wijd binnen zijn huid 16 voet, hol in het ruim 9 voet.
No. 4. Een extra ordinair welbezeild sloepschip, genaamd de VERANDERING, is in het jaar 1810 nieuw uitgehaald, lang,over steven 46 voet, wijd binnen zijn huid 15 voet, hol in het ruim 7 voet 5 duim.
No 5. Een schoener schipshol, lang over steven 60 voet, wijd binnen zijn huid 16½ voet, hol in het ruim 1 voet 5 duim.
No. 6. Een extra ordinair welbezeilde snebbe.
No. 7. Een hechte, sterke zolderschuit.
Alles breder bij biljetten omschreven. En laatstelijk: Ene extra grote partij scheepsgereedschappen, bestaande in ankers, touwen, zeilen, want, lopend touwerk, enz, enz. Liggende als bij notitie zal worden aangewezen, welke bij bovengenoemde makelaar zal te bekomen zijn.
1813
Op 24-12-1813 wordt voor de VERANDERING door Hendrik Westerbaan Cz een zeebrief aangevraagd voor kapt. Pieter Bentsen.
1814
Op 23-04-1814 wordt voor de JONGE CASPARUS door Casper Bekker uit Rotterdam een zeebrief aangevraagd voor kapt. Boije Hendricksen.
Op 03-09-1814 wordt voor de JONGE CASPARUS door Casper Bekker uit Rotterdam een zeebrief aangevraagd voor kapt. Dirk Haentjens.
1815
RC 071015
Amsterdam, 5 oktober. Kaptein D. Haentjes, gevoerd hebbende het schip (opm: sloep) de JONGE CASPARUS, van Amsterdam naar Christiansund en Drontheim gedestineerd, meldt van Wallerhou bij Breesond (opm: Noorse naam: Breisund Dybet; positie 62º26’ N.B. 6º00’ O.L.), van den 26 augustus, dat zijn schip den 25 augustus, na zware storm, is gezonken.
OHC 141015
Kapt. Dirk Haentjes, gevoerd hebbende het schip de jonge Casparus (opm: sloepschip, bouwjaar 1810), van Amsterdam naar Christiansund en Dronthem gedestineerd, meldt van Wallerhou, bij Breezand (opm: Walderoe, thans Valderö resp. Breesond thans Breisund Dybet), van den 26 augustus, dat hij, den 5 dito met gunstige wind uit het Vlie gezeild zijnde, twee dagen daarna contrarie wind gekregen had, na met afwisselende winden gesukkeld te hebben, was hij den 20 dito op 58 gr, 46 min. noorderbreedte door een zware storm uit het noorden overvallen, die den volgende dag in stilte verkeerde, dan door de hoge zee en sterk werken geraakte het schip zo lek dat men het met gestadig pompen moest lens houden; de wind gedurig toenemende en het schip al lekker wordende, zoo dat het met twee pompen niet lens te houden was, bevond hij zich den 25 met het aanbreken van den dag 8½ mijl van den noordhoek stad (opm: Noordhoeck van het schiereiland Stadt), waar op hij sein deed om lootsen te bekomen, ten einde het schip en de lading, of voor het minst het volk te bergen, hetwelk drie etmalen gepompt hebbende, geheel afgemat was; 's namiddags kreeg hij een lootsboot aan boord met vier man, die aannamen het schip voor 1300 daalders binnen of op het naaste strand te brengen; waarop men dadelijk aan het boegseeren ging, doch zeer stil en de stroming aflandig zijnde, nam het water in het schip intussen zoodanig toe, dat terwijl de kapitein met des konings loots nog op het dek stond, het schip reeds van voren tot achter het groote luik onder water was; het volk reeds in de booten gevlugt zijnde, had ook hij eindelijk zich in de boot moeten redden, en zag, nog geen 10 minuten daarna, het schip geheel zinken, zijnde toen nog 6 mijlen van land; de kapitein, en zijn volk hadden niets van het hunne kunnen bergen en waren met assistentie van nog een bijgekomen lootsboot, 's nachts, op het eiland Wallerhou aangebracht, van waar zij naar Bergen zouden trachten te komen en aldaar gelegenheid zoeken om naar Amsterdam terug te keren.