Naast Zeilinga, de naam die de Burgerlijke Stand kent en die Marhisdata aanhoudt, wordt de naam ook wel als Zeilenga of Zeylenga geschreven.
Kapitein Meint Douwes nam soms Wouters als zijn familienaam aan, welke zijn vader reeds eerder gebruikte en hij eveneens bij zijn huwelijk in 1803 met Grietje Hendriks.
Wanneer de tjalk VROUW MARIA is gebouwd is niet gevonden. Scheepsbouwer Jan Ottes Bok werd in 1782 geboren, in 1811 bouwde hij de VROUW HINDERIKA, dus rond 1810-1812 zal de VROUW MARIA waarschijnlijk tot stand zijn gekomen. De VROUW MARIA bleek in 1814 gefranchiseerd te zijn geweest. Die vaart onder Franse vlag heeft dus vermoedelijk vanaf de bouw 1810-1812 plaatsgevonden.
1814
Op 3 april 1814 werd de eerste Nederlandse zeebrief verstrekt voor de VROUW MARIA, aangevraagd door Meint Douwes, te Schiermonnikoog, voor zichzelf als kapitein. Het schip was gefranchiseerd.
Op 5 april 1814 monsterde kapt. Meint Douwes van de VROUW MARIA, varend onder Hollandse vlag, ten overstaan van de waterschout in Amsterdam, zijn drie bemanningsleden, te weten stuurman, matroos en jongen. De boekhouder was Costa en de bestemming Londen.
Op 4 oktober werd voor de VROUW MARIA opnieuw volk gemonsterd, nu voor een reis naar Bergen.
1816
Op 9 maart 1816 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de VROUW MARIA, aangevraagd door Meint Douwes, te Schiermonnikoog, voor zichzelf als kapitein.
1818
Op 21 april 1818 werd de zeebrief van de VROUW MARIA, kapt. Meint Douwes, ingetrokken wegens naamsverandering, nu de GEBROEDERS ZEILINGA. Overigens was de zeebrief na twee jaren sowieso verlopen. Waarom deze naamsverandering werd doorgevoerd is onbekend: zowel boekhouder als kapitein bleven dezelfde. Wellicht had er een wisseling van aandeelhouders plaatsgevonden waarbij Ede Zeilinga de meerderheid had verworven.
Op dezelfde dag, 21 april 1818, werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GEBROEDERS ZEILINGA, aangevraagd door E.A. Zeilinga, Schiermonnikoog, voor Meint Douwes als kapitein. (opm: zeebrief van 09-03-1816 vervallen door naamsverandering)
1819
Op 14 maart 1819 werd een nieuwe wet aangenomen houdende ‘Algemeene bepalingen op het stuk der Zeebrieven en Turksche Paspoorten’. Deze wet, die bekend werd omdat hij tot doel had de scheepsbouw in Nederland te stimuleren, bevatte onder meer de volgende bepaling: Een zeebrief werd in het vervolg alleen verleend aan schepen gebouwd en uitgerust in dit Koninkrijk tenzij aan een schip gebouwd in het buitenland vóór de invoering van deze wet al een zeebrief was verleend.
Deze wet was de aanleiding om op 28 april 1820 alsnog een bijlbrief op te stellen en te laten registreren van een nieuw tjalk- of hekschipshol, d.w.z. casco, ten bewijze dat deze was gebouwd door Jan Ottes Bok, scheepstimmerbaas te Anderveensche Compagnie. Wanneer de tjalk was gebouwd en dat het schip inmiddels niet meer VROUW MARIA heette maar GEBROEDERS ZEILINGA, ook wel GEBROEDERS ZEILENGA, deed kennelijk niet meer ter zake.
1820
Op 12 mei 1820 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GEBROEDERS ZEILINGA, aangevraagd door Meint Douwes (Wouter), te Schiermonnikoog, voor zichzelf als kapitein.
RC 050920
Amsterdam, 3 september. Het schip de GEBROEDERS ZEILINGA, schipper M. Douwes, van Dantzig (opm: Gdansk) naar Amsterdam, is, met verlies van anker en touw, te Oostmahorn binnengelopen.
(opm: waarschijnlijk is de tjalk hierna ‘binnendoor’ door Friesland naar De Zuiderzee gevaren om vandaar Amsterdam te bereiken)
1822
Op 24 juli 1822 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GEBROEDERS ZEILINGA, aangevraagd door Meint Douwes, te Schiermonnikoog, voor zichzelf als kapitein.
1825
AC 190925
Texel, 17 september. Binnengekomen: WILLIAM, kapt. W. Nazeby, van Londen; VRIENDSCHAP, kapt. C. Bradhering en TROMP, kapt. R.T. Nolles, beide van Riga; HARMONIE, kapt. F. Heeven en SARA MARIA, kapt. J.G. de Bloom, beide van Dantzig; LUXERRY, kapt. J. Johannessen, van Stockholm; GEBROEDERS ZEILINGA, kapt. M. Douwes, van Oostrisoer; VROUW ELISABETH, kapt. J.J. Arens, van Oudsoen.
1826
DC 060726
Brielle, 6 juli. Den 6 dito. Gisteren namiddag arriveerden uit zee: GLORY, kapt. W. Frost en HAYTI, kapt. R. Stevenson, beide van Londen; ANN, kapt. B. Scott van Newcastle; RHINE, kapt. R. Hosie van Leith; GEBROEDERS ZEILINGA, kapt. M. Douwes van Demmin (opm: aan de rivier Peene); CONCORDIA, kapt. C. Ouwehand van Tremblade; BETHELL, kapt. T. Hall en PRINS LEOPOLD, kapt. J. Watson, beide van Hull.
Op 8 juli 1826 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GEBROEDERS ZEILINGA, aangevraagd door Meint Douwes te Schiermonnikoog, voor zichzelf als kapitein.
1828
AH 090428
Carga-lijsten: Amsterdam, 8 april. VROUW GEERTRUIDA, kapt. H.A. Bekkering, van Kiel.
ELISABETH, kapt. C.N. Veght, van Drammen; ANNA MARGARETHA, kapt. J. Osman, GEBROEDERS ZEILINGA, kapt. M. Douwes, VROUW MAIKE, kapt. E.J. Visser en VROUW FEMMEGINA, kapt. W.J. Pronk, van Neustadt;
RC 140628
Rotterdam, 13 juni. De 11e dezer, des namiddags, arriveerden in de Maas HARLINGEN, kapt. G.J. Korter van Libau; DE VROUW MARGARETHA, kapt. M.L. de Boer, van Dantzig; DE VROUW GEERDINA, kapt. L. Sap, van Stockholm; DE GEBROEDERS ZEILINGA, kapt. M. Douwes, van Hull.
Op 8 augustus 1828 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GEBROEDERS ZEILINGA, aangevraagd door Meint Douwes, te Schiermonnikoog, voor zichzelf als kapitein.
1830
RC 260830
Amsterdam, 24 augustus. Het schip de GEBROEDERS ZEILINGA, kapt. Meint Douwes, met tarwe van Dantzig naar Amsterdam, is, volgens brief van Delfzijl van de 21e dezer, in de nacht van de 19e dito, met verlies van een gedeelte der zeilen, de beide ankers en touwen, het want, de zwaarden enz., de Eems in en Delfzijl voorbij gestormd en voorbij de Knock, een punt aan de Oostfriese kust, op een zachte grond vast geraakt, doch de volgende dag, met hulp van een Emder loodsschuit, weder vlot geworden en de 21e te Delfzijl binnengelopen. Door zwaar stoten enigszins lek geworden zijnde, moest de lading, welke de kapitein veronderstelde weinig geleden te zullen hebben, gelost worden om te repareren.
1831
Op 21 januari 1831 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de GEBROEDERS ZEILINGA, aangevraagd door Meint Douwes, te Schiermonnikoog, voor zichzelf als kapitein.
RC 040831
Amsterdam, 2 augustus. De schepen DE GEBROEDERS ZEILINGA, kapt. M. Douwes, JOHANNA MARIA, kapt. J.A. Zeilinga, MEMZINA (opm: MEINSINA), kapt. D.D. Klontje en DE VROUW GRIETJE, kapt. P.T. Teensma (opm: kof, kapt. Freerk Daniels Koster), van Lübeck, DE VROUW CHRISTINA, kapt. H.O. Christiaans, DIE DREI GEBRÜDER, kapt. F. Breckwold, MIJN GENOEGEN, kapt. A.G. Veenstra, DE VROUW JACOBA, kapt. H. Riekens, AURORA, kapt. J. Hagen, ANNA KATARINA MARGARETHA, kapt. J.M. Holst en DIE HOFFNUNG, kapt. H. Breckwold, van Hamburg, alle te Ameland binnen, lagen den 28 juli aldaar nog onder quarantaine.
1832
AH 020232
Advertentie: Schepen in lading te Amsterdam:
Naar Hamburg en Altona. Het Nederl. schip (opm: hektjalk) DE GEBROEDERS ZEILINGA, kapt. Meint Douwes. Adres bij Blikman & Co.
AH 070832
Terschelling, 2 augustus. Binnengekomen: DE JONGE WILLEM, kapt. W.J. Mellema, van Koningsbergen; DE JONGE GERBRAND, kapt. R.C. Jaski, van Koningsbergen; MEINSIENA, kapt. D.D. Klontje, van Lübeck; DE DRIE GEBROEDERS, kapt. B.W. Donema, van Neustadt; GEBROEDERS ZEILINGA, kapt. M. Douwes, van Kiel; FLORA, kapt. N.H. Ollesen, van Husum; de VROUW ANTJE, kapt. M.G. Feyes, van Koningsbergen, laatst uit het Holsteinse Kanaal, ligt in quarantaine.
1833
Op 24 juli 1833 werd de eerste zeebrief (bedoeld wordt nieuwe) verstrekt voor de GEBROEDERS ZEILINGA, aangevraagd door Meint Douwes (Wouter), te Schiermonnikoog, voor zichzelf als kapitein.
RC 141133
Rotterdam, 13 november. Kapt. H.T. Hangelbroek, van Neustadt te Amsterdam gearriveerd, rapporteert, dat met hem te Ameland zijn binnengekomen de schepen DE JONGE BEREND, kapt. J.L. Buiten, DE VROUW ANNECHINA kapt. H.M. Hendriks, beide van Stralsund en een grote Schiermonnikoger tjalk, waarschijnlijk DE GEBROEDERS ZEILINGA, kapt. M. Douwes, van Wismar, alle drie naar Amsterdam.
1834
Op 28 januari 1834 werd de laatste zeebrief van de GEBROEDERS ZEILINGA naar Den Haag geretourneerd met de mededeling “schip verkocht”.
De verkoopakte is niet gevonden, maar de kopers (vermoedelijk op speculatie) waren waarschijnlijk Geert Joosten Bodewes, scheepsbouwer op Martenshoek (2/3e deel), en Koert Pieters van Calcar, negotiant te Hoogezand (1/3e deel). Deze heren treden op 20 november 1834 op als verkopers wanneer de hektjalk voor 900 gulden wordt verkocht aan schipper Doede Deddes van Wijk, uit Hoogezand. Het schip kreeg nu de naam EVERDINA.
De Burgerlijke Stand schrijft de naam als Van der Wijk.
1835
AH 070235
Advertentie. Schepen in lading.
Naar Rusland, Zweden, Noorwegen, Denemarken, de Oostzee, enz.
Bremen. Het schip (opm: hektjalk) EVERDINA, kapt. D.D. van Wijk. Adres bij J.C. van Oven.
Kopenhagen. Het Nederlands kofschip DE JONGE HENDRIK, kapt. Wopke Teunis Hilman. Adres bij Da Costa en Bueno.
Hamburg en Altona. Het Nederlandse schip DE VROUW ELIDA, kapt. L.T. Goeree. Adres bij J.C. van Oven.
Op 12 februari 1835 vroeg kapt. D.D. van Wijk, Amsterdam, een nieuwe zeebrief aan voor de EVERDINA.
PGC 270335
De EVERDINA (opm: eerste reis van de hektjalk onder deze naam, ex-GEBROEDERS ZEILINGA), kapt. D.D. van Wijk, van Amsterdam naar Bremen, is, volgens brief van Delfzijl van de 19e maart, de 16e dito met verlies van bezaansmast, deszelfs want en andere schade, aldaar binnengelopen. De lading was in goede staat en de kapitein dacht over twee dagen gereed te zullen worden om de reis te vervolgen.
PGC 280835
Het schip EVERDINA, kapt. D.D. Van Wijk, van Dantzig naar Bremen, is den 11e augustus met gebroken mast te Dantzig uit zee terug gekomen.
PGC 011235
Het schip EVERDINA, kapt. D.D. van Wijk, van Bremen naar Leith, is volgens brief van Bremerhaven van den 19 november lek en met verlies der boten en twee ankers en touwen, aldaar uit zee teruggekomen en in de haven gehaald. (opm: waarschijnlijk is de hektjalk, gebouwd < 1814, na lossing ter plaatse verkocht voor de sloop)