1810
CVA 191210
Door het admiraliteitshof te Kopenhagen zijn prijs verklaard de schepen Maria Sophia, kapt. P. Laureen, en Olivia, kapitein H. Konsen met de lading, moetende ieder bovendien nog ene zekere som betalen. Door hetzelve hof is vrij gegeven het schip Catharina, kapitein Jacob Berggreen; mits betalende 130 rd. voor de kosten; als mede ter eerste instantie prijs verklaarde schepen de Jufvrouw Maria, kapitein O.E. Visser, de Vrouw Maria, kapitein A. Harmens, en de GOEDE HOOP, kapt. Jan Meesenbroek, alle drie met ballast, onder Hollandse vlag, moeten ieder, behalve de kosten, 500 rd betalen.
1814
Op 19-04-1814 wordt voor de GOEDE HOOP door Evert Arend Everts uit Workum een zeebrief aangevraagd voor kapt. Jan Meesenbroek uit Lemmer
1816
RC 020116
Amsterdam, 31 december 1815. Kaptein Jan Jansen Meesenbroek, voerende het schip de GOEDE HOOP, van Lissabon naar Amsterdam gedestineerd, te Newhaven (opm: zuidkust van Engeland) binnengelopen, heeft, volgens nadere ingekomen berigten, veel zout verloren en veel slijtagie aan de zeilen bekomen.
Op 21- 03-1816 wordt voor de GOEDE HOOP door Jan Meesenbroek uit Lemmer een zeebrief aangevraagd voor zichzelf.
1817
RC 280817
Amsterdam, 26 augustus. Volgens een brief van Harlingen, van den 23 augustus, had men aldaar berigt van Ameland, dat, in de nacht van 22 dito, aldaar gestrand waren de schepen FREDRIK HERMAN, kaptein H.B. Bakker, met rogge, van Koningsbergen (opm: Kaliningrad) naar de Maas, en de GOEDE HOOP, kaptein Jan Meesenbroek, met rogge en garst, van Riga, en de JONGE WILLEM, kapt. P.B. Witkop (opm: Pieter Berends Witkop), met rogge en garst, van Memel (opm: Klaipeda) naar Schiedam.
OHC 211017
De strandvonder van het eiland Ameland, als daartoe behoorlijk geauthoriseerd, zal op maandag den 3 november 1817, ten overstaan van den notaris, B. IJpma, te Holwerd, publiek bij boelgoed en gereed geld verkopen: de tuigagie, zeilen, ankers en touwen, van de kofschepen de GOEDE HOOP, Friedrich Herman en de Jonge Willem, alsmede van het Russisch brikschip Eggo, welke schepen gevoerd zijn geweest bij de kapt. Jan Mezenbroek (opm: Jan Meesenbroek), Hk.B. Bakker, P.B. Witkop en H. Haselop, en alle in den nacht van een 21 augustus laatstleden op voorzegde eiland gestrand. Wie gading maakt kome op dage voorschreven, voormiddag ten negen uren in het pakhuis te Hollum aldaar, alwaar met de verkoop zal worden begonnen. (opm: van de lading wordt niets aangeboden, zodat aangenomen kan worden dat de schepen verbrijzeld zijn en de lading verloren.)