1823
AC 180223
Advertentie. R. Hoijman, T. van Olivier, J.E. Lublink, F. der Kinderen, J. Boelen, H.F. Rietveld en G.W. Sesink Clee, makelaars, zullen op maandag den 24 februari 1823, des avonds ten 6 ure, te Amsterdam in het voormalig Nieuwezijds Heeren Logement op de Haarlemmerdijk verkopen: een extra ordinair welbezeild Nederlands gebouwd Barkentijnschip, genaamd WELBEDACHT, gevoerd geweest door kapt. G. Scheepen, lang 28 ellen 10 duimen, wijd 7 ellen 14 duimen, hol 3 ellen 80 duimen, alles Nederlandse maat. (Zijnde Amsterdamse maat lang 99 voeten, wijd 25¼ voeten, hol 13 voeten 4 duimen). Breder bij de inventaris en bericht bij de bovengenoemde makelaars.
1825
Op 15 september 1825 wordt de zeebrief voor de hoeker de THALIA, kapt. C. Brandligt, retour gezonden door de Ontvanger te Amsterdam. Het schip is verkocht.
1828
Op 7 oktober 1828 wordt de zeebrief voor de hoeker de HELENA EN MARIA, kapt. B. Karstens, door de consul te Falmouth retour gezonden via de Gouverneur van Noord-Holland. Het schip is na averij te Falmouth verkocht.
RC 240128
Amsterdam, 22 januari. Het schip HELENA EN MARIA, kapt. B. Kerstens (opm: kapt. B. Karstens), van Amsterdam naar Rio-Janeiro, is de 15e dezer op de hoogte van de Manackle Rots (opm: Manacles Rocks: verraderlijke rotsen nabij Falmouth; psn 50 03 N 05 03 W) geheel masteloos ontmoet en nog dien dag te Falmouth binnengesleept door de paketboot PLOVEN, van de Leward-Eilanden (opm: Leeward Islands; Benedenwindse Eilanden; de pas aangekochte driemast hoeker onder kapt. Bartolomeus Karstens werd te Falmouth verkocht en de zeebrief in oktober geretourneerd).
(opm: De op 12 december 1827 door kapt. Bartolomeus Karstens, 5/8e aandeel, plus 2 partners voor in totaal 10.000 gulden aangekochte driemast hoeker, bouwjaar waarschijnlijk 1789, werd op 14 juli in Falmouth in veiling gebracht maar niet verkocht. Daarop probeerde kapt. Karstens de hoeker voor scheeps rekening te herstellen. De passagiers hadden echter geen vertrouwen meer in het schip. Engelse inspecteurs werden erbij gehaald die het schip alsnog afkeurden. De zeebrief werd ingevolgde de voorschriften daarop in oktober naar Den Haag geretourneerd. De ‘lading’ had bestaan uit circa 370 uit de Pfalz afkomstige emigranten bestemd voor Brazilië; zie ook AH 051128).
AH 051128
De Times van 26 jl. bevat het volgende:
Duitse volksverhuizers naar Brazilië. In de herfst van 1827 zag men een aantal Duitse huisgezinnen, gezamenlijk ongeveer tot 370 zielen uitmakende, hun klein eigendom in geld verwisselen, met oogmerk om naar Brazilië te verhuizen. Te dien einde kwamen zij naar Holland, alwaar zij met kapt. Karstens, voerende de HELENA EN MARIA, een overeenkomst troffen, om hen derwaarts te vervoeren aan wien zij, alvorens zich in te schepen, het grootste deel van de vracht betaalden.
Dienvolgens zeilden zij van Amsterdam uit, doch, in het Kanaal gekomen, troffen zij zeer slecht weer, waardoor hun schip masteloos en een volslagen wrak werd; zelfs in zodanig slechte staat, dat allen zich niets anders voorstelden, dan met ieder eerstkomend ogenblik met man en muis om te komen. Terwijl zij zich in deze rampvolle toestand bevonden, zeilde gelukkig een Brits schip in hun gezicht op, ijlde hen ter hulp en boegseerde hun wrak tot in de naastbijgelegene haven, die Falmouth was. Dit geschiedde in januari 1828 (opm: zie RC 240128). Falmouth’s bewoners ontvingen de ongelukkige lijders met het liefdadigst mededogen en met de krachtsdadigste vriendschapsbetoning. Onmiddellijk voorzagen zij in hun behoeften en door deze immer voortgezette bijstand hebben de ellendigen tot op deze dag blijven bestaan.
(opm: op 24 juni stond [in een onbekende krant] de volgende advertentie [vertaald]
Te koop door middel van veiling op maandag 14 juli a.s., 11 uur ’s ochtend, in het Pearce’s Hotel in Falmouth, de bark HELEN EN MARIA, Nederlands gebouwd, gekoperd, draagvermogen volgens register 113 Nederlandse lasten. Liggende ter hoogte van scheepswerf Shipwright, Klein Falmouth. Voor inspectie van het schip en de inventaris vervoege men zich bij kapitein Bartholomew Karstens, aan boord, of bij Banfield and Lake.)
De HELENA EN MARIA werd hersteld en was voornemens deszelfs tocht met de volksverhuizers te vervolgen, maar deze hoorden zeggen dat dit schip niet meer in staat was, om de reis te doen en weigerden daarom met hetzelve te vertrekken. Dientengevolge werd aan de Lord Groot-Admiraal het verzoek gedaan het schip op hoog gezag te doen keuren. Dit geschiedde en de HELENA EN MARIA werd onbekwaam om zee te bouwen verklaard; daar het nu buiten het vermogen van kapt. Karstens was, om een ander schip te bezorgen tot het voortzetten der reis voor welke hij had gecontracteerd en voor welke hij inderdaad het grootste bedrag der passagegelden ontvangen had; zo geraakten de volksverhuizende lieden weldra van alles ontbloot en vonden hun onderhoud nu alleen in de welwillendheid der inwoners van Falmouth.
(opm: de Engelse regering stelde tenslotte het fregat JAMES LAING ter beschikking, dat eind december de in Falmouth gestrande passagiers ophaalde en deze naar Rio de Janeiro bracht. Intussen was gebleken dat er in Amsterdam veel te veel boekingen hadden plaatsgevonden, met als gevolg dat bij vertrek vanuit Den Helder 31 mannen, 25 vrouwen en 113 kinderen moesten achterblijven. Door het overhaaste vertrek werden vele families uiteengereten. De achterblijvers werden in april 1828 met de ALEXANDER nagezonden, zie DC 220328, en arriveerden zo alsnog ruim een half jaar vóór de mensen uit Falmouth)