1930-02-19: |
1930: R v/d S; op 1 februari vertrok de “Oranje” in ballast van Vlissingen naar Antwerpen om cement te laden voor London. Te Vlissingen was getuige van der Ley als stuurman aangemonsterd. Deze getuige verklaarde reeds op de reis naar Antwerpen geen bijzonder gunstige indruk van het vaartuig te hebben verkregen. Het geheel zag er oud en verwaarloosd uit. Hij betwijfelde o.a. of de scheepswand bij de koppen van de zwaarden wel betrouwbaar was, ook wist hij niet of er reddingboeien en zwemvesten aanboord waren. Uit sympathie voor de schipper, die hem een goed zeeman toescheen, zou hij aanboord gebleven zijn. Op 5 februari vertrok men uit Antwerpen met 120 ton cement in papieren zakken. Het merk was aangeladen, de bemanning bestond uit 3 personen, schipper Tulp die voor het eerst met dit schip de reis overzee zou ondernemen. Stuurman van der Ley en nog een jonge onbevaren Duitse jongen die Walter heette en als matroos-kok dienst deed. Hansweert werd aangelopen voor een nieuwe stagfok en kluiver en om de koppeling van de motor die voortdurend slipte, na te zien. 6 februari vertrok men naar zee. Aanvankelijk met goed weer, doch dit werd geleidelijk slechter en men kreeg met stormweer uit het N.O. te kampen. De deuren van het stuurhuis op het achterdek sloegen stuk. Grootzeil, stagfok en kluiver stonden zonder reven bij, terwijl ook de motor werkte. In de nacht van 6 op 7 februari raakten de zeilen achtervolgens defect, eerst waaiden de voorzeilen stuk en vervolgens brak het schootblok van het grootzeil, zodat dit moest worden gestreken. De motor liep 's morgens omstreeks 7.00 uur warm, zodat deze gestopt werd. Men is daarop in de monding van de Thames, ter hoogte van Foulness op een bank waar 4,5 vadem water stond voor anker gegaan. Vergeefs is getracht de motor te herstellen en is het schip daar, volgens de stuurman voortdurend dwarszee blijven liggen. Nadat rust was genomen, is in de morgen van 8 februari de nieuwe stagfok aangslagen en ging men omstreeks 11.00 uur ankerop om met wind en stroom te proberen de Thames te bereiken. Al spoedig maakte het op de stuurman de indruk dat het schip dieper ging liggen en kreeg hij de overtuiging dat het lek moest zijn. Hij maakte de schipper hierop attent, die het in eerste instantie niet wilde geloven. Spoedig bleek evenwel dat het logies en ook het ruim vol water liep, hetgeen niet van overkomend water kon zijn, aangezien de luiken goed gesloten waren. Gepompt is er niet. Pas om 13.00 uur was de schipper bereid de noodvlag te hijsen. Een Engelse radarboot heeft de “Oranje”, vervolgens achterstevoren opgesleept, met het plan haar op een plaat onder de wal te zetten. Echter plotseling zonk de “Oranje”, met het voorschip naar beneden. De 3 opvarenden, die hun toevlucht boven op het stuurhuis hadden gezocht, sprongen in het water. Alleen stuurman van der Ley is met een boei door het zich reeds enige tijd in de nabijheid bevindende mzs “Geertruida” gered. De “Geertruida” (schipper Edro Smid) komende van London was in de morgen van 8 februari bezig een ankerplaats onder Sheerness te zoeken. In de verte kwam de gesleepte “Oranje”, in zicht. Hij koerste op dit schip toe en vroeg of men hulp nodig had, doch kreeg geen antwoord. Men maakte alleen maar gebaren, in verband met het zinkende schip. Hij had bemerkt dat de stagfok, die nog kort te voren bijstond was gestreken. Ook zag hij de reddingboot, die in goede toestand verkeerde, aan het voorschip meeeslepen. Hij bleef in de nabijheid en zag dat de kluiverboom die aanvankelijk nog nu en dan boven water was, langzamerhand onder water verdween. Na ongeveer een kwartier zonk de “Oranje”, plotseling met de kop naar beneden weg en zag hij de opvarenden van het stuurhuis te water springen. Aan de stuurman, die in de richting van de “Geertruida” sprong, kon men een boei toewerpen en hem aanboord halen. De schipper en de matroos sprongen evenwel in de andere richting en verdwenen met het schip in de diepte. Opvarenden van een mzs dat de “Oranje” op het traject Vlissingen-Thames is opgelopen en voorbij gevaren, kregen de indruk dat het schip zeer slecht stuurde. Men schreef dit toe aan te veel druk op de zeilen, die alle vol bijstonden. De inspecteur voor de Scheepvaart in het 3e district. T.L. Mellema verklaarde dat de expert van Verzekerings Mij. Oranje hen heeft meegdeeld dat, er voldoende zwemvesten aanboord werden aangetroffen tijdens het onderzoek na het ongeval. Zijn mening is: dat de “Oranje” te veel zeil heeft gevoerd en in de monding van de Thames dwars over de banken is gevaren, zonder daar iets van te bemerken. Het schip moet lek zijn gezeild of gestoten. |