|
Amsterdam, 26 december. In een brief van de Kaap-de-Goede-Hoop, van de 11 tot den 22 oktober, wordt gemeld, dat in de Tafelbaai, op het Paarden-eiland, gestrand is het Engels schip ELISABETH, met 2000 balen katoen en suiker, van Bombaij komende. De 21 dito was mede in de Tafelbaai gestrand het Engels schip FENISCOLES, groot 600 tonnen, kapt. Humble, met indigo, salpeter en ruwe zijde, van Calcutta komende, schip en lading waren beiden geheel weg. Het schip WILLEM DE EERSTE (opm: PRINS WILLEM DEN EERSTEN), kapt. J. Abes, van Batavia naar Amsterdam gedestineerd, was de 6 dito uit Baai-Fals (opm: False Bay) gezeild, doch de volgende dag lek en met 3 en half voet water in het ruim terug gekomen; men had hetzelve voor het Zeehoofd op strand gehaald en een partij koffij en rijst, welke onbeschadigd was, gelost; voor het overige was de lading zeer zwaar beschadigd. (opm: zie ook RC 220120 en 030220) Den 18 dito was aangekomen het schip (opm: bark) WATERLOO, kapt. D. Hensken, van Batavia naar Amsterdam; hetzelve had den 18 augustus Batavia verlaten, wanneer aldaar gereed lag het schip (opm: pink) HENRIETTE EN BETSEIJ, kapt. L.H. Schneider, met troepen naar Palembang (opm: zie ook RC 080220); werwaards mede zou vertrekken het schip (opm: fregat) ELIZABETH, kapt. C. Pakes; op deszelfs vertrek lagen de schepen JOHANNA ELISABETH, kapt. P. Green, naar Holland, en het schip DE ZEEUW, kapt. L. Wouters, van Middelburg naar Canton; drie dagen na kapitein Hensken zou van Batavia zeilen het schip SAMARANG, kapt. J. Scholtijs, naar Amsterdam, en kapitein M. Lelsz, het schip DE ONDERNEMING, was voornemens binnen drie weken de reis naar Holland aan te nemen.
|