Waar, door wie en wanneer de kof JONGE MARGHIJNA is gebouwd valt niet meer na te gaan. De scheepsnaam wordt overigens ook wel geschreven als JONGE MARGINA, JONGE MARGIENA resp. JONGE MARCHINA. In een inschrijving in de gemeente Nieuwe Pekela wordt kapt. G.H. Nieten, dan 34 jaar (dus rond 1812), beschreven als capitain de grand cabotage, kapitein ter grote kustvaart. Waarschijnlijk voer kapt. Nieten toen reeds op de – vanaf 1814 bij Marhisdata bekende – JONGE MARGHIJNA, en is het bouwjaar 1812 of eerder.
1814
Op 28 februari 1814 vroeg G.H. Nieten, Nieuwe Pekela, als kapitein en mede-eigenaar voor de JONGE MARGHIJNA de eerste zeebrief aan.
Op 29 april 1814 werd in Amsterdam een monsterrol opgemaakt, bestemming ‘op avontuur’, dus nog niet bepaald, voor de VROUW MARGINA onder kapt. G.H. Nieten.
1815
Op 3 februari 1815 verkochten de erfgenamen van Antje Jans Cappen in het openbaar via notaris S.C. Pickardt, Pekela 1/32ste aandeel van de JONGE MARGHIJNA aan K.H. Dijkhuis uit Nieuwe Pekela.
Op 20 juni 1815 werd in Amsterdam een monsterrol opgemaakt, bestemming ‘op avontuur’, voor de VROUW MARGINA onder kapt. G.H. Nieten.
1816
Op 4 januari 1816 verkocht rentenier Nanno Jans Mulder in het openbaar via notaris S.C. Pickardt, Pekela 1/32ste aandeel van de JONGE MARGINA. Klaas Okkes Kuiper, schipper te Oude Pekela werd voor 110 gulden de koper.
Op 20 mei 1816 vroeg G.H. Nieten, Nieuwe Pekela, voor de JONGE MARGHIJNA voor zichzelf als kapitein een nieuwe zeebrief aan.
1818
Op 15 september 1818 vroeg G.H. Nieten, Nieuwe Pekela, voor de JONGE MARGHIJNA voor zichzelf als kapitein een nieuwe zeebrief aan.
Op 18 september 1818 werd in Amsterdam een monsterrol opgemaakt, bestemming ‘op avontuur’, voor de VROUW MARGINA onder kapt. G.H. Nieten.
1820
RC 231020
Rotterdam, 22 oktober. Den 20, na posttijd, arriveerden in de Maas de schepen de JONGE WILLEM, H.J. Schelts (opm: kof, kapt. Ibe Jans Schelts), van Hamburg, en de JONGE MARIA (opm: JONGE MARGHIJNA), G.H. Nieten, van Memel (opm: Klaipeda)
1821
GRC 160121
Advertentie. De Griffier van het Vredegeregt, Kanton Pekel-A, gedenkt, ten verzoeke van E. Eertwijn Willems Boswijk, als boekhouder, en consorten, publiek te verkopen:
een Kof-schip, de JONGE MARGIENA, groot ongeveer 60 roggelasten, liggende te Schiedam, laatst door kapitein Geert H. Nieten bevaren. De voorlopige veiling zal zijn op vrijdag den 19 dezer, en de finale verkoop op vrijdag den 26 dezer maand, telkens des avonds te 5 uren te beginnen, ten huize van de Kastelein B.E. Brouwer, ter Nieuwe Pekel-A, alwaar de inventaris van het gezeide schip en annexen, drie dagen voor de voorlopige veiling, ter lezing zal liggen.
A. Wildervanck Bruins, Griffier
Op 26 januari 1821 werd de kof tijdens een veiling te Nieuwe Pekela verkocht aan kapitein Derk Hesseling de Jonge uit Oude Pekela. De verkoop geschiedde op verzoek van de boekhouder, hetgeen er op lijkt te wijzen dat de zaken slecht waren gegaan. Overigens gold dat voor de scheepvaart in het algemeen. Er was weinig handel, waardoor er nauwelijks behoefte aan schepen was, met als gevolg opleggen en (gedwongen) verkopingen.
Op 7 maart 1821 vroeg J.D. de Jonge uit Pekela voor de ENGELINA een nieuwe zeebrief aan. Kapitein werd D.H. de Jonge, met op het inschrijfformulier de opmerking ‘verdoopt, was de JONGE MARGIENA, kapt. G.H. Nieten’).
RC 260521
Rotterdam, 25 mei. Van Vlissingen wordt van den 22 gemeld:
Sedert den 16 dezer zijn, voor Antwerpen bestemd, alhier ter rede gekomen de schepen MATHILDA, kapt. S. Whiley, van Londen; l’AVANTURIER, J.D. Poadts (opm: brik AVENTURE, thuishaven Oostende, kapt. Joseph Poodts), van de Havana; ENGELINA, D.H. de Jonge, van Glasgow.
RC 300621
Rotterdam, 29 juni. Van Vlissingen wordt van den 25 gemeld: van den 22 tot den 25 zijn van Antwerpen de Schelde afgekomen en naar zee gezeild de schepen de DRIE GEZUSTERS, J. Sipkes, naar Riga; ENGELINA, D.H. de Jonge, naar de Oostzee;
LC 210921
Harlingen. Den 13 september binnen gekomen het smakschip de VROUW GESINA, kapt. N.H. Baas, met hout van Noorwegen; het kofschip ENGELINA, kapt. D.H. de Jong, met hout van Dantzig (opm: Gdansk).
LC 091021
Harlingen. Den 4 oktober uitgezeild de kofschepen ENGELINA, kapt. D.H. de Jonge, de VROUW TRIJNTJE, kapt. A.B. Visser, beide met ballast op avontuur.
1822
LC 260322
Harlingen. Den 13 maart uitgezeild de kofschepen VERWACHTING, kapt. Steven de Vries, met stukgoederen naar Engeland, de JONGE CORNELIS, kapt. H.H. Koster, ALIDA CLAZINA (opm: kof), kapt. K.L. Tiktak, de VROUW ENGELINA, kapt. IJ.H. de Jong (opm: kof ENGELINA, kapt. D.H. de Jonge), alles met ballast op avontuur.
1823
AC 221023
Texel, 20 oktober. Heden zijn alhier uitgezeild de schepen VROUW GEZINA (opm: smak), kapt. N.H. Baas, naar Lissabon; VROUW ENGELINA, kapt. D.H. de Jong (opm: kof ENGELINA, kapt. Derk Hesseling de Jonge), naar Port-à-Port (opm: Oporto);
1825
RC 050225
Amsterdam, 4 februari. Kapitein G.A. Jonkhoff (opm: voerende het kofschip ZELDENRUST), van Drobach, in het Vlie binnen, rapporteert, dat den 23 januari van Mandal vertrokken zijn de schepen de VROUW ENGELINA (opm: kof ENGELINA), kapt. D.H. de Jonge, naar Amsterdam,.
RC 170225
Amsterdam, 15 februari. Op de Vrijheidsplaat was vervallen en vervolgens verbrijzeld het kofschip de VROUW ENGELINA, kapt. D.H. de Jonge, met hout, van Mandal naar Amsterdam; het volk was aan de wal gebracht.
(opm: kof ENGELINA, bouwjaar < 1814; de mede-opvarenden van kapt. Derk Hesseling de Jonge uit Oude Pekela waren Andries J. Rietsneijer, stuurman, Gerardus C. Verkade, kok, en Eelke H. Duit, matroos. De Hydrografische Dienst registreerde 53,26º N.B. 5º35,5’ O.L. als positie van wrak nr. 411, VROUW ENGELINA, gezonken op 02.02.1825)
RC 170225
Amsterdam, 15 februari. Volgens brief van Ameland van den 7 dezer waren in de jongste storm en hoge vloed vier vissersvaartuigen en drie zogenaamde droge schepen (opm: zonder volk), aldaar thuis behorende, totaal verongelukt, en alle de overige beschadigd geworden; alle de dijken lagen plat en het gehele eiland was overstroomd; te Hollum, op het West einde, waren verscheidene huizen ingestort, doch over het geheel slechts circa 100 schapen en enig hoornvee verloren gegaan.
Behalve de hier bovengemelde dacht men, dat nog een schip verbrijzeld zou zijn, alzo enige balen ongesponnen katoen aangespoeld waren, benevens enig los hout en een nachthuis, waarop CHARLOTTE, alsmede een stuk hout, waarop JOHN.
Men dacht, dat de lading houtwaren van kapt. D.H. de Jonge (opm: kof ENGELINA) naar de Friese kust zou gespoeld zijn.