1816
AC 260416
Uit de hand te koop het driemast 2-deks barkschip APRIL, groot ca 380 roggelasten, in 1810 te Dantzig nieuw uitgehaald, gevoerd door kapt. J.E. Holtz.
1817
Op 25 juni 1817 wordt een eerste zeebrief aangevraagd voor de pink de APRIL door Seemann & Co. te Amsterdam, voor kapitein Dirk Cornelis de Groot.
Op 26 juni 1817 wordt een Turkse Pas verstrekt voor de pink de APRIL voor kapitein D.C. de Groot.
www.findagrave.com(opm: vertaald)
Het gezin Fricker maakte deel uit van een groep emigranten onder leiding van Max Reymann, die vanuit Wölflinswil, een Zwitsers dorp nabij Oberhof, wilde emigreren door over de Rijn naar Amsterdam te reizen en vandaar naar Philadelphia. Het plan was opgevat door gebeurtenissen aan de andere kant van de aarde in Nederlandsch-Indië. Op 10 en 11 april 1815 had er een eruptie plaatsgevonden van de vulkaan Tambora, waardoor 88.000 mensen werden gedood. De explosie resulteerde voor de rest van de wereld in twee jaren van verstoorde weerpatronen, en in Europa in hongersnood als gevolg van slechte oogsten. De familie Fricker besloot, na de hongersnood in Zwitserland van 1816, dat men het volgende voorjaar naar Amerika wilde emigreren.
Na aankomst in Amsterdam scheepten zij zich weldra in op het spoedig beruchte Nederlandse schip APRIL onder kapt. D.C. de Groot. Het schip verliet Amsterdam met 233 passagiers, maar de reder gaf de kapitein opdracht om (onder Texel) van drie andere schepen ook de emigranten over te nemen, waardoor het totaal op 1.200 kwam. Vanwege typhus werd de APRIL voor vertrek bij Texel in quarantaine geplaatst. Toen het schip Texel verliet, waren er nog 720 passagiers over, van wie nog eens 125 stierven gedurende de overtocht naar Amerika. Op 1 januari 1818 arriveerden zij in de haven Newcastle, Delaware, na een aangrijpende tocht van 7½ maanden van Zwitserland naar Amerika, gedurende de meeste tijd omgeven door de dood van hun medereizigers.
(opm: vergelijk dit verhaal met de details genoemd in onderstaand artikelen.
Family history has that Catherine Raudebaugh, née Bumgardner, was born off the coast of Holland on the ship APRIL and that she was Dutch. The 1910 Census actually has Catherine's married surname, Raudebaugh, spelled correctly – NO WHERE else is it, including on her death certificate. On top of that, an amazing find: Catherine told the 1910 Census worker that her parents' origins were "Germans from Switzerland". HOORAY! Finally, the truth was noted. Only after 1817 and due to the horrific voyages of several ships, the APRIL included, was maritime law changed to require accurate passenger logs. It has been found that on board the APRIL was indeed a "Matthieu Baumgartner, age 23; two passengers". However, according to more recent research information from the ship's log, the wife of Matthieu Baumgartner may have died during the journey, as only one person was posted for Matthieu later. This is a mystery probably never to be resolved... hb 09/09/09
Partial Passenger List of the Dutch Ship APRIL to New Castle, Delaware, June 1817; Dr. Robert P. Swierenga, Editor.
"The Dutch ship APRIL carried some 600-700 Swiss and Palatine emigrants from Amsterdam to New Castle in 1817. The voyage is notorious in the annals of immigration because 400 passengers out of 1,000 died from a typhus epidemic before the ship left Dutch territory on the island of Texel in the North Sea. Subsequently, 70 out of some 620 passengers died on the transatlantic passage.
The APRIL departed Amsterdam on June 26, 1817 with 400 passengers and a crew of 20 and arrived at Texel on July 11, 1817. Between July 12 and 29, more than 700 additional passengers were boarded. Severe overcrowding caused a minor outbreak of typhus (called ship's fever) to become an epidemic that killed more than 400. During the month of August, all passengers were finally disembarked and quarantined for treatment, while the ship was disinfected.
After a delay of two and one-half months, during which the surviving passengers suffered great privation and neglect, on October 11, the APRIL set sail for New Castle, Delaware with 620 passengers. After nearly three months of braving winter storms, and the death of 70 more people, the damaged vessel was tied up at New Castle on January 3, 1818. The 300 redemptioners on board, mainly farmers, then began signing labor contracts to pay for their fares.
No passenger list is known to exist for the APRIL voyage of 1817. However, a partial list has been provided by Jan Alberts of Krommenie, the Netherlands, whose wife is a descendant of the ship's captain, Dirk Cornelis de Groot. Mr. Alberts has long taken an interest in the history of this vessel and has collected many of the primary documents surrounding the tragic voyage.
Early in 1991, Mr. Alberts received an unsollicited letter from Werner Fasolin, a teacher in the Swiss village of Wölflinswil, in the Canton of Aargau in the north of Switzerland. In the course of writing a history of his village, Mr. Fasolin discovered in the Staat archive in Aargau a list of local inhabitants who had shipped to America on the APRIL. Mr. Fasolin sent Alberts the list of 640 passengers, which was initially compiled in 1817 by the Swiss ambassador to the Netherlands, Mr. P.I. von Planta. It is not known how the ambassador originally obtained the information. Since the APRIL departed from Amsterdam with only 400 passengers, it is likely that the 640 Wölflinswil passengers boarded at Texel, after transferring from another vessel."
H. Bundy
New Lancaster, 15 oktober 2011
Tipton County, Indiana, U.S.A.
(opm: lees ook het hier niet opgenomen uit oktober 1994 daterende artikel in the Pennsylvania Magazine of History and Biography via https://journals.psu.edu/pmhb/article/viewFile/44946/44667 )
1818
Op 14 februari 1818 wordt een Turkse Pas verstrekt voor de pink de APRIL, voor kapitein D.C. de Groot.
AC 030618
Het Hollands schip APRIL, (opm: pink), kapt. D.C. de Groot met 500 passagiers van Amsterdam, is met een gering verlies aan doden te Delaware aangekomen. (opm: diverse verslagen laten andere cijfers zien, zie website Marhisdata onder APRIL)
1819
AC 200819
Veiling te Amsterdam op 30 augustus, het eiken pinkschip APRIL, gevoerd door kapt. D.C. de Groot, lang 138 voet, wijd 33 voet 2 duimen, hol 16 voet 6 duimen. Inmiddels uit de hand te koop. (opm: vermoedelijk is de pink, bouwjaar 1810, eerst rond mei-juni 1820 verkocht; nieuwe naam WILLEM FREDRIK, nieuwe kapitein Hugo A. Post, nieuwe zeebrief 06.07.1820)
1820
Op 6 juli 1820 wordt een nieuwe zeebrief voor de WILLEM FREDRIK aangevraagd door C.J.H. Kraanstuijver & Zoon te Amsterdam, voor kapitein Hugo A. Post.
1821
Op 16 juni 1821 wordt een Turkse Pas verstrekt voor de WILLEM FREDRIK, voor kapitein G.H. Noorman,met bestemming Toulon.
LCO 191021
Het schip de WILLEM FREDRIK, kapt. G.H.Noorman, van Riga naar Toulon is den 6 dezer zeer lek te Cowes binnen gelopen (opm: pink WILLEM FREDRIK, bouwjaar 1810, kapt. G.H. Noorman); de lading, bestaande uit gezaagd dennenhout, werd gelost, waarna deze volgens Engelse kranten op 2 oktober 1822 in gedeelten zou worden geveild; de pink moet ter plaatse zijn afgekeurd.
1822
Hampshire Chronicle 29.04.1822
Cowes, Isle of Wight. Te verkopen, heden om 12 uur, ten behoeve van degene die het aangaat, ongeveer 50 lasten vierkant gezaagd Riga hout, zijnde een gedeelte van de lading van het Nederlandse schip WILLEM FREDRIK (opm: pink).
Hampshire Chronicle 20.05.1822
Cowes, Isle of Wight. De verkoping op de 22ste van de lasten hout uit Riga van het schip WILLEM FREDRIK (opm: pink), kapt. G.H. Noorman, moet tot nader bericht opnieuw worden uitgesteld.
Salisbury and Winchester Journal 30.09.1822
Op 2 oktober a.s. vindt de veiling plaats van een lading superieur Riga’s vierkant gezaagd dennenhout, bestaande tot 600 lasten uit het schip WILLEM FREDRIK (opm: pink), kapt. G.H. Noorman.
Nadere gegevens zijn te bekomen bij de heer James Day, Andover.