1946-02-26: |
NvhN 27-02-1946: De Caribia gestrand. De kustvaarder Caribia, kapt J. Nieboer van Zuidbroek, is op Scroby Sand vastgeloopen. De echtgenoote van Nieboer is met haar beide kinderen in veiligheid gebracht. Kapt. Nieboer bleef zelf nog aan boord, omdat getracht zal worden de coaster weer vlot te krijgen. Sleepbootassistentie ligt klaar. De kok van de Caribia, J, J. Harcksen uit Rotterdam, is bijna verongelukt, toen hij aan boord van de reddingboot wilde overstappen. Hij viel n.l. in zee en dreigde tusschen de beide vaartuigen verpletterd te worden.
De waarheid 27-02-1946: Hollands schip op de Engelse kust gestrand. Bij Yarmouth in Engeland liep gisteren op het Scrooy Sand het 325 ton metende Hollandse kustschip “Caribia'' aan de grond. De reddingsboten van Gorlstone en Caisteri Hepen uit en brachten met een sleepboot uit Yarmouth de bemanning van de Caribia binnen. Mede werden de vrouw van den kapitein en twee kinderen van boord gehaald. Kapitein J. Nieboer weigerde zijn schip te verlaten De kok Jacobus Harcksen uit Rotterdam die over boord viel werd in een reddingsboot getrokken. Hij werd bijna tussen twee boten gekraakt. Men zou bij vloed trachten het schip vlot te brengen.
NvhN 06-03-1946: De „Caribia” verloren? Naar wij vernemen, zijn de pogingen om de kustvaarder „Caribia", welke verleden week vastliep op de droogte Scroby Sand bij Great Yarmouth, weer vlot te krijgen, voorloopig opgegeven. In het eerste bericht meldden wij, dat de bemanning met uitzondering van kapitein Nieboer, het schip had verlaten. Toen de omstandigheden gunstig waren is zij evenwel weer aan boord gegaan, om te trachten, de „Caribia" vlot te krijgen. Het schip zit evenwel vastgezogen in het drijfszand en is waarschijnlijk verloren. De bemanning heeft voor de tweede maal de coaster verlaten. Een reddingsboot lag in de buurt, doch kon de mannen niet zonder meer overnemen. Vanwege het drijfzand was de redding geen sinecure. Met een lijn zijn de opvarenden van de plaat afgetrokken. Naar de berichten luiden, is kapitein Nieboer gewond.
NvhN 09-03-1946: Nogmaals Caribia. Over het m.s. Caribia vernemen wij nog, dat het schip op de top van de bank Scroby Sands zit. Er zal nog een laatste poging worden gedaan om over 10 dagen, met het begin van het nieuwe springtij, het schip weer vlot te krijgen. De nabijheid van een mijnenveld zal het werk evehwel zeer bemoeilijken.
NvhN 18-04-1946: De Caribia weer vlot! De kustvaarder „Caribia", welke gestrand was op de „Scrobysands" in de buurt van Great Yarmouth op 26 Febr. j.1., is vannacht door de sleepboot Richard Lee Barber uit Great Yarmouth weer vlot geraakt. Vanmorgen werd het schip naar Great Yarmouth gesleept voor herstel-werkzaamheden. Bijna een maand lang heeft de sleepboot gepoogd de Caribia vlot te krijgen. De kustvaarder strandde, toen zij uit Vlissingen op weg was naar Middlesborough.
De Caribia is eigendom van den heer Van Wattum uit Groningen (vroeger Delfzijl). Kapitein is de heer Nieboer, afkomstig uit Zuidbroek. Zooals men zich zal herinneren, leek de toestand van de coaster direct na de stranding vrijwel hopeloos. De eerste pogingen om het schip te bergen mislukten en toen ook bij hoogtij de Caribia niet vlot kwam, meende men het schip als verloren te moeten beschouwen omdat het in het drijfzand steeds verder wegzakte. Niettemin werden de bergingspogingen met verbeten energie voortgezet en blijkens bovenstaand bericht uit Londen met uiteindelijk gunstig resultaat.
NvhN 05-06-1946: Groningen. — Het Nederlandsche motorschip „Caribia", eigenaar de heer C. van Wattum te Groningen, welk schip vier weken op 't strand bij Great Yarmouth heeft gezeten, is thans te Rotterdam aangekomen. De voorloopige reparatie heeft in genoemde Engelsche haven plaats gevonden, terwijl het schip in Rotterdam afdoende hersteld zal worden. In 06-1946 na herstel weer in de vaart.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Woensdag 31 December 1947, no.252. No.167 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake de stranding van het motorschip „Caribia" op de Middle Scroby Bank beoosten Great Yarmouth. Betrokkenen: J. Nieboer, kapitein, en J. Westerkamp, stuurman. Op 26 Februari 1946 is het motorschip „Caribia", toen het op weg was van Vlissingen naar Middlesbrough, beoosten Great Yarmouth op de Middle Scroby Bank gestrand en in April daarop vlotgebracht door bergers. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze stranding. Bovendien besliste genoemde commissie, eveneens in overeenstemming met voorstel van de inspecteur-generaal voor scheepvaart, dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan schuld van de kapitein van het motorschip „Caribia", J. Nieboer, wonende te Zuidbroek. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 10 November 1947 in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij het proces-vetbaal van de verhoren door de inspecteur voor de scheepvaart in het 2de district van .1. Harcksen, kok, en J. Buising, matroos motorschip „Caribia", en hoorde de stuurman van het motorschip „Caribia", J. Westerkamp, aanvankelijk als getuige onder ede. Tijdens diens verhoor besliste de Raad, op voorstel van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart, dat het onderzoek ook zou lopen over de vraag of de scheepsramp wellicht mede was te wijten aan de schuld van voornoemde stuurman. De voorzitter deelde aan getuige 's Raads beslissing mede en wees hem er op, dat hij thans in de positie van betrokkene was komen te verkeren en gelegenheid had alles tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig zou achten, terwijl hem het laatste woord zou worden gelaten. Betrokkene had geen bezwaar, dat het onderzoek terstond werd voortgezet. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Hpt motorschip „Caribia" is een Nederlands schip van 312.34 brutoregisterton, behoort toe aan C. van Wattum, te Groningen, en wordt voortbewogen door een motor van 195 pk. Op 25 Februari 1946 te 7.30 uur vertrok de „Caribia" in ballast van Vlissingen naar Middlesbrough. Bij vertrek was de diepgang vóór en achter 7'. Aan boord waren een bemanning van 6 man en 3 passagiers. Langs de voorgeschreven route stak de „Caribia" de Noordzee over; de vaart was 8 mijl. Het was goed weer met lichte N.O. koelte. Onder de Engelse kust was het heiig. Te 16 uur werd South Fallsboei, te 20.40 uur Sunk-vuurschip gepasseerd en te 21.45 uur Orfordness. De stuurman, betrokkene Westerkamp, kreeg de wacht te 20 uur. De Raad is gebleken, dat bij het overgeven van de wacht, zowel door de kapitein als door de stuurman werd overgegeven welke boei het laatst was gepasseerd en welke boei vooruit te zien was, maar waar deze boeien niet in de kaart waren aangebracht en geen koerslijnen getrokken, kon geen bestek op het moment van wachtovergeven worden getoond. Koersen werden ook niet overgegeven. Hoewel werd medegedeeld, dat op kustvuren door vierstreekspeiling bestek werd bepaald, bleek noch uit de kaart, noch uit het journaal, dat dit inderdaad geschiedde. De stuurman zou te 24 uur worden afgelost. Gedurende de eerste wacht bevond betrokkene Nieboer zich meestentijds in de kombuis, alwaar hij met de machinist, de kok en een vrouwelijke passagier jenever dronk. De kapitein geeft toe, dat hij zeker 6 glazen heeft gedronken. De kapitein, die zegt van uit de kombuis te hebben gezien, dat te 21.45 uur Orfordness werd gepasseerd, is te 22 uur in het stuurhuis of in de kombuis gaan slapen. Toen de stuurman te 0 uur door matroos Buising de kapitein wilde laten roepen, vernam hij, dat de kapitein in de kombuis lag te slapen onder de invloed van alcohol. De stuurman liet de kapitein slapen en bleef op de brug. Te 1 uur van 26 Februari werd Lowestoft gepasseerd. Enige tijd later kwam de kapitein op de brug, volgens de stuurman nog wel beneveld. De stuurman gaf over, dat hij zoeven aan bakboord een boei had gepasseerd, die elke vijf seconden een schittering gaf, en dat even aan bakboord vooruit een boei was, die elke twee seconden een schittering gaf. Ter zitting kon noch de kapitein, noch de stuurman aangeven welke boei even vóór 1 uur was gepasseerd. Het kan de Newcome-boei beoosten Lowestoft zijn geweest, maar ook de 21 mijl noordelijker liggende East Holm-boei. Een gisbestek is niet overgegeven en over een koers is niet gesproken. De stuurman ging naar beneden. De kapitein heeft nog één of twee keer de brug verlaten, maar toen hij na de laatste keer weer boven was gekomen, liep het schip te ongeveer 1.45 uur aan de grond. Achteraf bleek, dat het schip gestrand was op de Middle Scrobybank, beoosten de Scroby Elbow-boei. In plaats van door het Hewett channel over de ree van Great Yarmouth te varen, is de „Caribia" na het passeren van de East Holm-boei in een zelfde koers, ongeveer noord magn., doorgelopen tot ze vastliep. Te 8 uur zijn de opvarenden, behalve de kapitein, door de reddingtoot van boord gehaald. Wel zijn nog enige personen naar boord teruggegaan om hun bagage te halen en hebben toen getracht om een anker uit te brengen, maar dit gelukte niet. De kapitein, die bij zijn bergingspogingen gewond was geraakt, is daarop ook van boord gegaan. In April is de „Caribia" door bergers vlotgebracht. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voert aan, dat de oorzaak van deze scheepsramp in eerste instantie ligt in de onvoldoende en zorgeloze navigatie van de kapitein J. Nieboer. Het journaal is onvoldoende bijgehouden; koersen zijn niet vermeld. De wacht wordt op onvoldoende wijze overgenomen; hij oriënteert zich niet voldoende op dat moment. Vast is komen te staan, dat overmatig gebruik van alcohol de primaire oorzaak van de stranding is. Kapitein Nieboer heeft meer alcohol gedronken dan met zijn werkzaamheden was overeen te brengen en heeft daarmee een zeer grote verantwoordelijkheid op zich geladen. Dit is een ernstige misdraging tegenover rederij en opvarenden, waartegen krachtig moet worden opgetreden. Wat de stuurman J. Westerkamp betreft, is vast komen te staan, dat hij de navigatie onvoldoende heeft gevoerd; hij gaf de wacht op onvoldoende wijze over en wist op dat moment niet precies waar het schip stond. Als iemand onder de invloed van drank met een automobiel een ongeluk veroorzaakt, kan hij gevangenisstraf krijgen. Waar dit voor een geval als het onderhavige niet opgaat, stelt de hoofdinspecteur voor, de maximum strafmaat op de kapitein toe te passen en kapitein J. Nieboer de bevoegdheid om als kapitein of als stuurman te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van 2 jaren en aan de stuurman J. Westerkamp voor de tijd van 2 weken.'s Raads oordeel luidt als volgt: Gebleken is, dat de „Caribia" ongeveer 3 mijl buiten Yarmouth aan de buitenkant van de zich daar bevindende bank is gestrand. Aanwijzingen hoe het schip daar gekomen is, ontbreken ten eenenmale. In het journaal is slechts vermeld, dat het schip te 1 uur Lowestoft passeerde en een route volgde, voorgeschreven door de Naval Control. Geen enkele plaatsbepaling, gevaren koers of aangelopen boei komt in het journaal voor. Uit de verklaringen van kapitein en stuurman blijkt, dat beiden op hun wacht eenvoudig van boei tot boei voeren, zonder een koers in de kaart te zetten en zonder elkaar bij het wisselen der wachten een plaats of een koers over te geven. Er werd volstaan met een mededeling welke boei het laatst was gepasseerd. Gebleken is voorts, dat de kapitein, die om 0 uur op wacht zou komen, van halfnegen af tot omstreeks tien uur in kombuis met de kok, de machinist en een vrouwelijke passagier jenever heeft gedronken in bedenkelijke hoeveelheden, vervolgens op een bank in slaap is gevallen, eerst na 1 uur de stuurman heeft afgelost en toen nog beneveld was. Volgens de kapitein heeft de stuurman hem bij het overnemen van de wacht gezegd, dat hij kort te voren aan bakboord een boei was gepasseerd met één schittering in de 5 seconden. Ter zitting van de Raad hebben kapitein en stuurman niet kunnen ophelderen welke boei dat is geweest. Volgens de stuurman heeft de stranding plaats gehad ongeveer 25 minuten nadat de kapitein op de brug kwam, hetgeen zou zijn geweest toen het schip ongeveer ter hoogte van Lowestoft was. Dit kan niet juist zijn, gezien de plaats van de stranding dwars van Yarmouth. De kapitein beweert, dat het schip is gestrand ongeveer 5 minuten nadat hij de wacht overnam. Naar het oordeel van de Raad is de stranding te wijten aan de grove schuld van kapitein en stuurman, immers aan het volkomen gebrek aan navigatie bij beiden. Het meeste verwijt treft de kapitein, die geen behoorlijke leiding of voorbeeld gaf en zich in de kombuis bedronk, zó, dat hij bij het overnemen der wacht, kort vóór de stranding, nog beneveld was. De Raad meent de kapitein, die blijkens bij de stukken aanwezige uitspraak van de bijzondere Raad voor de Scheepvaart te Londen, waarvan de korte inhoud hem ter zitting is medegedeeld, in 1924 wegens zeer ernstige tekortkomingen is gestraft met een jaar ontneming van de bevoegdheid als kapitein te varen, te moeten straffen met de maximum disciplinaire straf. Ten aanzien van de stuurman, die schuldig staat aan ernstige zorgeloosheid, kan, naar 's Raads inzicht, met een aanzienlijk lichtere correctie worden volstaan. Mitsdien: Straft de betrokkene Jan Nieboer, kapitein, geboren 27 Maart 1909 te Zuidbroek, wonende aldaar, disciplinair door ontneming van de bevoegdheid om gedurende 2 jaren als kapitein of als stuurman op een schip, als bedoeld in artikel 2 der Schepenwet, te varen; straft de betrokkene Johannes Westerkamp, stuurman, geboren 17 Maart 1899 te Siddeburen, wonende te Rotterdam, disciplinair door ontneming van de bevoegdheid gedurende 2 maanden als kapitein of als stuurman op een schip, als bedoeld in artikel 2 der Schepenwet, te varen. Aldus gedaan door de heren mr. W. A. Vos, eerste plv. voorzitter, C. H. Brouwer, lid, G. J. Barendse, plv. lid, K. R. Bosma, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman en uitgesproken door de tweede plv. voorzitter mr. A. Dirkzwager ter openbare zitting van de Raad van 22 December 1947. (Get.:) Vos; A. Boosman.
|