1918-10-14: |
Op 14-10-1918, tijdens mist is de “Carlito” voor de Finse kust op het rif van Makiloto aan de grond gelopen. Het schip was op weg van Rotterdam naar Helsingfors met een lading gezouten groenten.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Vrijdag 11 April 1919, no. 86. No.30 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart betreffende het stranden van het motorzeilschip Carlito. Het motorzeilschip Carlito is op 14 October 1918, bij het aandoen van de Finsche kust, tijdens mist op het rif van Mikiloto aan den grond geloopen. Overeenkomstig het voorstel van den hoofdinspecteur voor de scheepvaart besloot een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, dat deze de oorzaak van het ongeval zou onderzoeken. welk onderzoek plaats had in 's raads openbare zitting van 27 Februari 1919. Als getuigen onder eede werden gehoord Pieter Hindriks, wonende te Hoogezand en Petrus Antonius Louis Kok, wonende te Rotterdam, onderscheidenlijk gezagvoerder en bootsman op de Carlito. De raad nam verder kennis van het scheepsjournaal van de Carlito en van de stukken van het door de scheepvaartinspectie ingesteld voorloopig onderzoek. Uit een en ander is den raad het navolgende gebleken: De driemastmotorschoener Carlito , toehehoorende aan de Scheepvaart Maatschappij ,,Amsterdam", te Amsterdam, groot 413,51/304,61 reg. ton, vertrok 11 September 1918 van Rotterdam met een lading gezouten groenten naar Helsingfors. Na op de reis verschillende kleine ongevallen gehad te hebben, bevond de Carlito zich op 13 October nabij het Nekman Grund-licht schip, dat men om 9 uur voormiddags in liet Zuiden peilde op ongeveer-5 mijl afstand. Het was stil weder, wind Z.O., bedekte lucht. Van daar werd de koers O.N.O. (magn.) gesteld. Men loodde 60 vadem. Om 1 uur namiddags zette men den motor aan, daar het stil was geworden. Toen het daarna mistig werd, zette men den motor op halve kracht, later op langzaam, terwijl elk uur gelood werd. Te 1 uur voormiddags van 14 October loodde men 32 vadem. Te 1.30 liep de Carlito aan den grond, toen men op de log 59 mijl had afgelegd. De motor werd op volle kracht achteruit gezet, doch het schip bleef zitten. Pogingen om de Carlito met behulp der ankers af te brengen mislukten eveneens. De pompen werden gepeild en bevonden, dat het schip droog bleef. In den achtermiddag peilde men het baken van Makiloto op 1/3 mijl afstand in het Noorden. In den morgen van 15 October stak de wind sterk uit het Oosten op en nam de zeegang toe. Dientengevolge gleed de Carlito van de steenen, waar zij op gestooten was, en kwam vlot. Men kwam daarop in 4 vadem water ten anker. Bij het peilen der pompen bleek de vooipiek water te maken. Te 12 uur des middags kwam een berginssleepboot ter hulp, die de Carlito eerst tot bij Porkala, daarna naar Helsingfors sleepte, waar zij tijdelijk werd gerepareerd. De raad is van oordeel, dat de stranding van de Carlito moet worden toegeschreven aan een samenloop van omstandigheden. Wegens het slechte gezicht kon men geen verkenning krijgen; waarschijnlijk heeft het schip wat meer vaart geloopen dan waarop men rekende, terwijl ook de stroom de Carlito uit den koers zal hebben gezet. Eindelijk zal tot het ongeval ook hebben bijgedragen de onbetrouwbaarheid van het kompas, dat daar ter plaatse geneigd is afwijking te vertoonen, Aldus gedaan op 27 Februari 1919 door de heeren mr. A. T. Cnoop Koopmans, voorzitter; W. Allirol, C. L. J. Kotting, D. H. Hinlopen. leden; R. Posthumus Meyjes, plaatsvervargend lid ; P. de Boer, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door den voorzitter ter openbare zitting van 20 Maart. 1919. (Getj A. J. Cnoop Koopmans, W. Allirol, C. L. J. Kotting Hinlopen, R. Posthumus Meyjes, P. de Boer. H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris. |