Familiegegevens en opleiding
Geen sluitende gegevens gevonden op Tresoar.
Wèl is er op 18 februari 1841 sprake van een huwelijk van Henderina Jans Stuut, geboren te Nes, oud 21 jaar, en dochter van Jan Ooitzes Stuut en Eelkjen Heeres.
Voorts overlijd te Harlingen op 10 september 1869 een Jan Stuut, 51 jaar en gehuwd.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.O.Stuut was effectief lid van het Herlinger zeemanscollege “Zeemansvoorzorg” maer er is geen vlagnummer bekend.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lid van het college Zeemansvoorzorg te Harlingen
vlagnummer periode type naam van het schip036 boekhouder/reder
geen 1838-1842 glj. Jonge Barend Barend Visser, Harlingen
1854-1858 brigt. Frits & Betsy (ex Koophandel) B.van Loon & Zn, Harlingen
1859-1864 brigt. Frits & Betsy (ex Koophandel) J.H.van Loon & Zn, Harlingen
Bouma025 vermeldt J.O.Stuit als gezagvoerder gedurende:
- * 1835 t/m 1838 van de kof “Groot Lankum”, gebouwd in 1817, bouwlocatie niet vermeld, 137 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen. Het schip werd in 1838 verlaten in het Kanaal. De bemanning werd aangebracht te Liverpool;
- * 1839 t/m 1843 van de galjoot “Jonge Barend”, gebouwd in 1815, bouwlocatie niet vermeld, 166 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen;
- * 1844 t/m 1848 van de sch.kof “Barend”, gebouwd in 1844 te Harlingen, 176 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen;
- * 1848 t/m 1852 van de kof “Concordia” ex Jonge Gerrit, gebouwd in 1815 te Woudsend, 184 ton o.m., varend voor B.van Loon & Zn te Harlingen. Het schip is in 1852 benoorden Helgoland gezonken en de bemanning is gered;
- * 1853 van de kof “Catharina Elisabeth”, gebouwd in 1837, bouwplaats en tonnage niet vermeld, varend voor B.van Loon & Zn te Harlingen;
- * 1855 t/m 1859 van de schbrik/galjoot “Frits & Betsy” ex Koophandel, gebouwd in 1831 te Rotterdam, 178 ton o.m., varend voor B.van Loon & Zn te Harlingen;
- * 1860 t/m 1865 van hetzelfde schip maar nu varend voor J.H. van Loon te Harlingen.
Overige bijzonderheden
Een “Jan O.Stuit”– rustend scheepsgezagvoerder ” was medeondertekenaar van een brief dd februari 1876 aan de gemeenteraad van Ameland “met het verzoek om te willen bevorderen dat er op Ameland weer een zeevaaartkundige school met bekwame onderwijzer komt”.
In: Een zeevaartschool in Nes door Douwe Hz de Boer, Pôllepraat, Blad van de Stichting “De Ouwe Pôlle”, nr. 34, juni 2001.
Familiegegevens en opleiding
Otto Zwaal werd geboren te Terschelling op 03 maart 1823 als zoon van Jurjen Volkertsz Zwaal en Janke Otto van Marle.
Hij trouwde op 10 december 1846 te Harlingen met Mijsje Duinmeyer, geboren 24 mei 1824 te Harlingen als dochter van Pieter Duinneyer en Elisabeth Kramer. Overlijden niet gevonden op Tresoar.
Het schip van Otto werd vermist in 1872 op reis van Stockholm en Rotterdam.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Otto Zwaal werd per vermoedelijk 01 juli 1851 met vlagnummer H32 ingescchreven als effectief lid van het Harlinger zeemanscollege “Zeemansvoorzorg”. Zijn schip was de “Barend”, boekhouder Barend Visser & Zn. De contributie werd betaald door de boekhouders. Hij was gehuwd met M.P.Duinmeijer, geboren 24 mei 1824. Het echtpaar had ten tijde van de inschrijving 1 kind i.c. Elisabeth (22 oktober 1848). 028-fol.031
Otto was met vlagnummer H32 lid van Zeemansvoorzorg in de periode 1851-1872.034
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
| kap.Otto Zwaal laatsgevoerd hebbende het Nederl. schip Fortuna … is blijkens bij de Directie ingekomen bescheiden, verongelukt…”. Zij weduwe Antje Doekzen (!**) had aanspraak op een bijdrage uit het fonds van f 875,- uit te betalen in 12 maandelijkse termijnen. Zijn zoon Pieter (15 mei 1864) had reccht op een uitkering ineens van f 10,-.028-fol.031
**Antje Doekzen moet een verschrijving zijn want Tresoar geeft op 01 november 1849 een huwelijk te Terschelling van een echtpaar waarvan bruid Trijntje Anes Zwaal als ouders heeft: Ane Volkerts Zwaal en Antje Jans Doeksen
De schepen van de kapitein
lid van het College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlag periode type scheepsnaam reder/boekhouder
H32 1848-1854 sch.kof Barend Barend Visser & Co, Harlingen
1855-1859 sch.brik Zeemeeuw idem
1860-1864 kof Johanna Elisabeth Zeilmaker & Co, Harlingen
1865-1872 brik Fortuna idem
Bouma025 vermeldt als go.J.Zwaal als gezagvoerder gedurende:
* 1849 t/m 1854 van de schoenerkof “Barend”, gebouwd in 1844 te Harlingen, 176 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen;
* 1856 t/m 1860 van de 2-mastschoener “Zeemeeuw”, gebouwd in 1855 te Harlingen, 170 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen;
* 1861 t/m 1865 van de kof “Johanna Elisabeth”, ex Pieter, gebouwd in 1837 te Pekela, 141 ton o.m., varend voor Zeilmaker & Co te Harlingen;
* 1866 t/m 1872 van de brik “Fortuna”, ex Hendrika Roelina, gebouwd in 1856 te Hoogezand, 168 ton o.m., varend voor Zeilmaker & Co te Harlingen. Het schip werd vermist tussen Stockholm en Rotterdam (Zeetijdingen 25 januari 1873).
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Jelle Jans Dijk werd per 30 januari 1856 met vlagnummer 51 ingeschreven als lid van het Harlinger zeemanscollege "Zeemansvoorzorg". Zijn schip was de "Barend", boekhouders Barend Visser & Zn. De wijze van contributiebetaling is niet vermeld.
Hij was gehuwd met Trijntje Jeltje Ringers, geboren 31 januari 1832. Op een los briefje in het Register staan 9 kinderen vermeld: Jan (04 oktober 1855), Menso Johannes (15 mei 1857), Jacob (03 mei 1863), Trijntje (11 augustus 1865), Wilhelmina (22 augustus 1866), Hinkje (04 augustus 1867), Jacobus (20 maart 1870), Tietje (31 maart 1871) en Jelle (12 mei 1873)028-fol.059.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Hij was met vlagnummer 51 lid van het Harlinger College “Zeemansvoorzorg” in de periode 1856-1870 en met vlagnummer 19 in de periode 1871-1895. Zeer waarschijnlijk heeft hij in 1871 het nummer 19 overgenomen van zijn vader Jan J.Dijk034.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Geen
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”
Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp
In Appendix 5, p.323 staat een “Overview of Pupils of the Nautical College in Harlingen (1842-1864) en kennelijk degenen die aan de walvisvaart hebben deelgenomen waaronder:
Johann Both, oud 18 jaar, geboren te Seestermühe, opleiding gedurende 3 winters rond 1844-1845. Maakte een reis naar Groenland na het behalen van het diploma voor 1ste stuurman. Zijn gedrag werd omschreven als ´bescheiden en zeer vlijtig” en zijn berip als “vatbaar” (= 2 op een schaal van 5). Voorts is vermeld: “Has received sufficient theoretical training in navigation. Calculates longitude at sea by lunar distances in various ways.”
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
Johan Both werd per 01 augustus 1854 ingeschreven als lid tweede klasse van het Harlinger zeemanscollege “Zeemansvoorzorg”. Hij was toen stuurman op de schooner “Johannes Hermanus”. De contributie werd voldaan door zijn vrouw Wilhelmina Henriette Mulder. Hij werd overgeschreven als gezagvoerder in de eerste klasse029-fol.017.
Johan Both werd vermoedelijk december 1857) met vlagnummer 60 ingeschreven als lid van het Harlinger zeemanscollege “Zeemansvoorzorg”. Zijn schip was de “Barend”, boekhouder Barend Visser & Zn. Over de wijze van contributiebetaling is geen mededeling gedaan. Hij was gehuwd met H.W.Mulder, geboren 20 oktober 1823. Het echtpaar had ten tijde van de inschrijving drie kinderen: Johan, Martha en Frans (geen geboortedata)028-fol.070.
Johan Both was van 1858-1873 lid van het College “Zeemansvoorzorg”034.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lid van het Harlinger zeemanscollege Zeemansvoorzorg036
vlagnummer periode type naam van het schip boekhouder/reder
H60 1857-1859 sch.kof Barend Barend Visser & Zn, Harlingen
in september verongelukt bij Lemvig
1861-1864 sch.kof Harmonie Barend Visser & Zn, Harlingen
1865-1869 brik Mercurius Barend Visser & Zn, Harlingen
Bouma025 vermeldt J.Both als gezagvoerder gedurende:
-
1841 t/m 1849 van de brik “‘Spitsbergen”, gebouwd in 1829 te Harlingen, 250 ton o.m., geen vermelding van eigenaar en thuishaven;
-
1858 t/m 1860 van de sch.kof “Barend”, gebouwd in 1844 te Harlingen, 176 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen. Het schip is in september 1860 verongelukt bij Lemvig en verongelukt;
-
1862 t/m 1865 van de sch.kof “Harmonie”, gebouwd in 1846 te Harlingen, 175 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen;
-
1866 t/m 1870 van de brik “Mercurius”, gebouwd in 1850 te Harlingen, 264 ton o.m., varend voor Barend Visser & Zn te Harlingen.
Overige bijzonderheden
In de Harlinger Courant van 17 oktober 1860 staat in de rubriek BINNENLANDSCHE BERIGTEN het volgende096:
“HARLINGEN, 16 October
In den storm van 6 dezer is het kofschip Barend, van de firma Barend Visser & Zoon, kapt. J.Both. geladen met lijnzaad, van Petersburg naar hier bestemd op de kust van Denemarken, in de nabijheid van het stadje Lemvig op het strand geraakt. De bijzondere berigten , daaromtrent ingekomen, beschrijven den storm van dien dag buitengewoon hevig. In het gezigt van de Barend zaten nog acht schepen op het strand, waaronder eene stoomboot, die zijne ankers had uitgworpen op verdere afstand van het strand. Toen nu de storm in volle woede opstak, werd het onmogelijk haar hulp te verleenen, en ’s Vrijdags morgens was het vaartuig gezonken; de equipage zat in de masten en riep om hulp. Door de Deensche regering zijn langs de kust overal reddingstoestellen aangebragt, bestaan in eene soort van mandewerk, dat door touwen wordt geregeerd en waarmede men de menschen van gestrande schepen redt. Tot dat einde weet men met werpgeschut eene lijn aan boord te brengen van het hulp vragende vaartuig. Op deze wijze is ook de manschap der Barend gered. Het was wel te wenschen, dat ook bij ons te lande, waar de Noordzeekust zoveel overeenstemming heeft met de Deensche, zulke reddingstoestellen werden geplaatst. Wel hebben wij in der tijd aan den Hoek van Holland bij mooi weder zien manouvreren met werp geschut om in tijd van nood te dienen, maar wij hebben er niet van gehoord, dat men de toen aangevangen pogingen tot gewenschte uitvoering heeft gebragt, of dat er ooit van de machine werkelijk gebruik gemaakt is.”
Amsterdamsche Courant 15 juni 1844114
Amsterdam, 14 juni. Volgens bericht van de Groenlandsche Visserij, had het Harlinger schip SPITSBERGEN, kommandeur Both, de 3e mei 3 robben geslagen, de DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, was op die datum nog ledig.
Algemeen Handelsblad 00 juli 1844114
Uit een provinciaal verslag over 1843 waren de visserij uitkomsten over dat jaar niet slecht. Beide schepen van Harlingen, DIRKJE ADEMA had aangebracht 4536 stuks robben en 5 walvissen, zijnde de hoogste vangst van al de naar Groenland uitgezonden bodems. Met de SPITSBERGEN zijn aangebracht 3189 stuks en 1 walvis, hetwelk een middelmatige reis wordt genoemd.
Amsterdamsche Courant 23 juli 1845114
Harlingen, 19 juli. De alhier te huis behorende Groenlandvaarders DIRKJE ADAMA, kommandeur Mehlen, en SPITSBERGEN, kommandeur Both, hadden ieder, volgens bericht van het blad De Visscherij, een vis (opm: walvis) gevangen en 2000 robben geslagen.
NRC 01 augustus 1849114
Rotterdam, 31 juli. De Harlinger Groenlandsvaarder SPITSBERGEN, commandant J. Both, is l.l. vrijdag (opm: 27 juli) van Groenland in het Vlie binnengekomen, hebbende 850 robben geslagen. (opm: vergelijk het aantal geslagen robben met het in Kroniek 1847 in dato 2 augustus, genoemde aantal)
Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”
Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp
p.130 “In 1841, Captain Hinrich Braren Rickmers was succeeded by Otto Mehlen, who left Harlingen harbour on 9 March on board Dirkje Adema , in company with the Spitsbergen (II), which was under the newly appointed Captain Johan Both, who in turn had succeeded Hendrick Rickmers.
In de volgende pagina’s ontleendt Schokkenbroek aan berichten in de Leeuwarder Courant en de Provinciale verslagen gegevens over afvaarten, terugkomsten en vangstresultaten, die hier niet verder zullen worden vermeld.
p.134 “… Johan Both remained employed by Visser & Son until 1849. P.Nagel was his successor for the following three seasons (1850-1852).”
“Johan Both pursued a long and successful career. He eventually returned with Barend Visser & Son to sail their ships as Captain between 1858 and 1870. …”