|
Rotterdam, 25 mei. In de Staats-Courant leest men het volgende: Een bericht van het Nederlandse consulaat te Gent behelst bijzonderheden wegens bedriegelijke handelingen, aldaar door zekere Henri Brant, een Engelsman, gepleegd, ten gevolge waarvan onder anderen verscheidene gezagvoerders van Nederlandse koopvaardijschepen in ongelegenheden gewikkeld zijn. Genoemde persoon had zich een jaar geleden aldaar gevestigd en een graanhandel begonnen, waaraan hij steeds grotere uitbreiding gaf. Laatstelijk had hij een twintigtal schepen van onderscheidende natiën, waaronder vijf Nederlandse, te weten de JOHANNA MARIA, kapt. W.K. de Grooth, de JACOBINA, kapt. H. W. Bontekoe, de HARMONIE; kapt. S.K. Mulder, de JACOBA ALIDA, kapt. H. van der Laan; en de JANTINA, kapt. C.J. Boon, aangenomen, die in de haven te Gent lagen, op hun bevrachting wachtende. De ligdagen waren reeds enige tijd verstreken, en de kapiteins maakten reeds aanstalten om de schadevergoeding te eisen, waarop zij recht hadden, toen op de Gentse beurs vertegenwoordigers van Engelse huizen verschenen, in het bezit van cognossementen, die door de bedoelde kapiteins heetten ondertekend te zijn, en waarop die huizen aan voormelde Brant voorschotten hadden gedaan. Deze cognossementen bleken al spoedig vals te zijn, ofschoon de handtekeningen met grote bekwaamheid nagemaakt waren. Brant werd in staat van faillissement verklaard, maar slaagde er in zich door de vlucht aan gerechtelijke vervolgingen te ontrekken, terwijl de kapiteins in Gent gebleven zijn, de van hun vermeende handtekeningen voorziene cognossementen te hunnen laste hebbende, ter zake waarvan zij, zolang deze zaak niet geheel opgehelderd is, aan ernstige moeilijkheden blootstaan van de kant dergenen, die de ladingen gekocht hebben. Sommige hunner, die door de reis naar en het verblijf in Gent reeds op grote kosten gejaagd waren, hebben willen vertrekken zonder een afschrift te lichten van het vonnis waarbij Brant failliet verklaard is; zich vergenoegende met een certificaat van den procureur des konings in het arrondissement Gent, houdende dat tegen Brant een gerechtelijke vervolging wegens valsheid in geschriften begonnen is, en met een certificaat van hun scheepsmakelaar en van de controleur der douane, verklarende, dat hun schepen in Gent geheel onbevracht zijn gebleven.
|