|
Van Nes op Ameland schrijft men ons, d.d. 20 november: Nadat men heden morgen van hier vermeende een schip in nood te zien, kreeg men al spoedig het bericht, dat aan ’t oosteinde van ons eiland, pl.m. 2½ uur gaans van hier, een schoener gestrand was. Binnen weinige ogenblikken zag men de reddingsboot met het benodigde personeel, met 8 paarden bespannen, daarheen gaan, gevolgd door een paar wagens. Enige uren verliepen. Eindelijk, omstreeks te twee uur, ’s namiddags, zag men de wagens terugkeren, die het zestal opvarenden, als een aan de zee ontroofde buit met zich brachten. Een buit zeggen wij, en waarom? Omdat bij aankomst der reddingsboot aan de plaats des onheils het achterste gedeelte van het vastzittende schip reeds door de zee was weggeslagen en het overige gedeelte zó door de overstortende zeeën beheerst werd, dat de bemanning vreesde ieder ogenblik door de golven verslonden te zullen worden. Bij nadere kennisneming is ons gebleken, dat gemeld schip is de schoener CATHARINA, kapt. Arkema, met hout geladen, van Riga bestemd naar en te huis behorende te Delfzijl. Zo als te begrijpen is, zal er van het schip niets en van de lading slechts weinig terecht komen.
|