Familiegegevens en opleiding
Henry George Surie werd geboren op 12 januari 1824 te Amsterdam als zoon van de Lutherse Joan Hendrik Willem Surie, boekhouder, en Wilhelmina Elizabeth Sievers. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Westerhaven nr. 2.
Hij trouwde op 13 september 1854 te Rotterdam met Catharina Helena Lehman, geboren 10 januari 1830 te Rotterdam als dochter van de Lutherse Johan Sebastiaan Lehman, rijtuigmaker, en Dorothea Catharina Frederika Apell. Hij werd na zijn loopbaan op zee koopman en commissionair.
Hij overleed te Rotterdam aan de Calandstraat op 10 oktober 1905005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.G.Surie Hij was met vlagnummer R390 in de periode 1853 t/m 1867 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1867 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij voor het effectief lidmaatschap heeft bedankt en honorair lid is geworden058
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein H.G.Surie met vlagnummer R390 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
1855, 1858, 1859,
1862 t/m 1864 van de bark “Almonde” 294 last voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam
1865 t/m 1867 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt H.G.Surie als gezagvoerder gedurende:
* 1854 van de brik “Harmonie”, gebouwd in 1830 te Alblasserdam, 246 ton o.m., varend voor Bonke & Co te Rotterdam;
* 1855 t/m 1866 op de bark “Almonde”, gebouwd in 1854 te Papendrecht, 556 ton n.m., varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
H.G.Surie vervoerde per 08 mei 1863 vanuit Nieuwediep met de “Almonde” 1 landmachtsoldaat naar Indië en arriveerde te Batavia op 29 augustus 1863 na een reis van 113 dagen065.
Familiegegevens en opleiding
Maarten Pijl werd geboren op 31 augustus 1835 te Alblasserdam als zoon van de Nederlands Hervormde Adrianus Pijl, herbergier, en Klasina Jonkers. Hij woonde te Alblasserdam en vestigde zich te Rotterdam waar hij o.a. woonde aan de Florastraat Wijk 13 nr. 24.
Hij was in 1869 gehuwd en in 1877 gescheiden van Rigtje Schaafsma, geboren 07 juli 1845 te Almerumsweerd, Nederlands Hervormd. Te Alblasserdam werden geboren de kinderen Klasina (1870) en Adrianus (1877).
Hij overleed te Rotterdam aan de Vissersdijk nr. 81 op 09 april 1909005 en 062a.
Hij werd in 1863 lid van de societeit De Eendracht te Alblasserdam. In 1877 was hij logement- en societeits/koffiehuishouder en postdirecteur te Alblasserdam064.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
M.Pijl werd per 01 januari 1873 met vlagnummer H28 ingeschreven als lid van het Harlinger zeemanscollege "Zeemansvoorzorg". Zijn schip was de "Helena", boekhouders Repko & Co. De contributie werd betaald door zijn vrouw Rigtje Schaafsma, geboren te Almenum op 07 juli 1845. Ten tijde van de inschrijving had het echtpaar een dochter Klasina (3 jaar)028-fol.135.
Hij was met vlagnummer H28 lid van het College Zeemansvoorzorg te Harlingen in de periode 1873-1901034.
M.Pijl was met vlagnummer R172 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart van 1865 t/m 1874. Dat betekende dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein M.Pijl met vlagnummer R172 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
1865 t/m 1867 van het fregat “Almonde” 294 last varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam
lid van het college Zeemansvoorzorg te Harlingen036
vlagnummer periode type naam van het schip boekhouder/reder
H28/R172 1872-1874 bark Helena Repko & Co, Harlingen
gestrand bij Schagen en wrak
1874-1876 3/m sch. Maria Elisabeth (ex Aliës) Repko & Co, Harlingen
Scheepstijdingen 12 maart 1874: bark “Helena”, kapitein M.Pijl, “op Schagen gestrand en wrak” 021.
Bouma025 vermeldt M.Pijl als gezagvoerder gedurende:
* 1866 t/m 1868 van de bark “Almonde”, gebouwd in 1854 te Papendrecht, 556 ton o.m., varend voor Pistorius & Bicker Caarten te Rotterdam;
* 1870 t/m 1871 van de bark “Francina Willemine”, ex Alcor, gebouwd in 1854 te Capelle aan de IJssel, 573 ton o.m., varend voor C.& H.Looijaard te Rotterdam. Het schip voer in 1872 voor F.E.C.Ooms te Rotterdam en was herdoopt in “Batavier”;
* 1872 t/m 1874 op de bark “Helena”, gebouwd in 1851, 250 ton o.m., varend voor Repko & co te Harlingen. In 1874 gestrand bij Schagen en wrak;
* 1875 t/m 1876 op de 3/m schoener “Maria Elisabeth” ex Aliës, gebouwd in 1856 te Canada, 331 ton o.m., varend voor Repko & Co te Harlingen.
Overige bijzonderheden
In 1859 was hij 2e stuurman op de bark “Generaal de Stuers” onder kapitein F.Fokkens.064
In de collectie van het Veenkoloniaal Museum te Veendam bevindt zich een scheepsjournaal van de “Helena” onder kapitein Pijl varend voor Repko te Harlingen. Het Journaal is bijgehouden door stuurman H.Suk.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.H.Rovers was met vlagnummer R26 in de periode 1866 t/m 1874 lid voor de vlag van het Rotterdamse Zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dat betekent, dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1874 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1874 voor het lidmaatschap voor de vlag heeft bedankt. Hij bleef honorair lid van de Maatschappij058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein J.H.Rovers met vlagnummer R26 als gezagvoerder in de ledenlijsten van025:
* 1866 van de bark “Mercator” 212 last varend voor Kerdijk & Pincoffs te Rotterdam
* 1867 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt J.H.Rovers als gezagvoerder gedurende:
* 1867 t/m 1868 op de bark “Mercator”, gebouwd in 1840 te Schiedam, 450 ton o.m., varend voor Kerdijk & Pincoffs te Rotterdam. Het schip is in 1868 gestrand en afgekeurd;
* 1869 van de bark “Almonde”, gebouwd in 1854 te Papendrecht, 556 ton o.m., varend voor H.G.Surie & Co te Rotterdam. Het schip werd in 1869 afgekeurd;
* 1871 t/m 1873 van het 3/mschip “Noord Brabant” ex Armada, gebouwd in 1859 te Kennebunk, 1858 ton o.m., varend voor G. v/d Beek te Waalwijk.
Overige bijzonderheden
Een afbeelding van het klipperfragat "Noord-Brabant" (ex Armada) door J.Spin (1873) staat op p.111 in E.W.Petrejus - Het schip vaart uit - De Boer Maritiem, 1975. In 1873 stond het schip onder gezag van kapitein J.H.Rovers025. Afbeelding in NSM, Amsterdam.
J.H.Rovers was van 1870-1872 kapitein op de houten bark “Noord Brabant”, in 1859 als “Armada” gebouwd te Kennebunkport in Maine, USA, 1858 ton, varend voor G.v/d Beek te Waalwijk025 en 052.
In het Commissie verslag van de “Enquete omtrent den Toestand van de Nederlandsche Koopvaardijvloot 1874-1875” staat een verslag van het interview dd 04 augustus 1874 met Dirk Cornelis Rietbergen, waarin de bouwwijze van Nederlandse klippers zoals de Noachs wordt vergeleken met Amerikaanse theeclippers. Onze schepen worden beter geacht dan de Amerikaanse “die toch ook goed gebouwd zijn. Deze doen in den regel langere reizen dan de onze. Zoo is het met de Noordbrabant, op het oogenblik het grootste schip van onze vloot, dat een Amerikaansch schip is hetwelk men hier gekocht heeft en dat nu te Liverpool ligt. De reederij zal het verkoopen, ofschoon het goed gebouwd is; maar het is een onhandelbaar schip in zee; het loopt sleccht en stuurt slecht….
Op p. 43 van de Bijlagen van het verslag van voornoemde Parlementaire Enquetecommissie wordt een J.W. Rovers vermeld als oud-kapitein en expert van het bureau Veritas plus lid van de Commissie voor het examinerren van varenslieden te Groningen.
|