1951-05-19: |
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Donderdag 22 November 1951. no. 228. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart. No.71 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake het aan de grond lopen van het motorschip „Saba" op de Little Sunk. Betrokkenen: de kapitein J. Pietersen en de stuurman F. Groen. Op 19 Mei 1951 is het motorschip „Saba", op de reis van Gent naar Londen, op de Little Sunk aan de grond gelopen. Toen het water was opgekomen, slaagde men er in op eigen kracht vlot te komen. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit aan de grond lopen en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Saba", J. Pietersen, en van de stuurman F. Groen, beiden wonende te Delfzijl. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 8 October 1951, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein en de stuurman van de „Saba", zomede van de te Londen afgelegde scheepsverklaring, het scheepsdagboek en de Engelse kaarten no. 1610 North Foreland to Orfordness en no. 1406 Dover and Calais to Orfordness and Scheveningen, en hoorde de kapitein en stuurman, voornoemd, als betrokkenen buiten ede. De voorzitter zette de betrokkenen, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hun gelegenheid tot hun verdediging aan te voeren hetgeen zij daartoe dienstig achtten, hun daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Saba" is een Nederlands schip, toebehorende aan de heer C. J. Roorda, te Voorburg. Het meet 400 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 195 pk Deutz-diesel.
Op 18 Mei 1951, te 17.40 uur, vertrok de „Saba", beladen met fosfaat in bulk, van Gent, met bestemming Londen. De diepgang was vóór 9'8", achter 9'9". Inclusief de kapitein bestond de bemanning uit 6 personen. Op 19 Mei, te 0.45 uur, verwisselde men van loods bij Vlissingen. Te 4.45 uur werd bij NF. 9 de loods ontscheept en werd de reis over de Noordzee vervolgd. Te 6.45 uur werd West Hinder-vuurschip op korte afstand aan stuurboord gepasseerd, de log werd op stand 19,5 uitgevierd. De koers werd 281° r.w., op het stuurkompas W.N.W., recht op Tongue-vuurschip aan. Het was goed weer met matig zicht, de wind was oost 1, de zee kalm; de vaart was volle kracht, 6 ¼ mijl. De kapitein rekende er op, dat hij op het traject naar Tongue-vuurschip gedurende 3½ uur stroom van stuurboord en gedurende 2½ uur van bakboord in zou hebben en dat het schip dus waarschijnlijk bezuiden de koerslijn zou komen. Te 8.00 uur kreeg de stuurman de wacht. De kapitein gaf order, dat hij moest worden gewaarschuwd, indien de stuurman om 12.00 uur nog geen verkenning zou hebben. Het was een algemene order, dat de kapitein moest worden gewaarschuwd bij bijzonderheden of slecht zicht. De kapitein rekende te 12.00 uur nog 8 mijl van Tongue- vuurschip te zullen staan. Het zicht nam na 8.00 uur af tot 1 a 2 mijl. De stuurman controleerde de roerganger geregeld. Te 11.50 uur zag de stuurman bijna dwarsop aan bakboord, op ongeveer 1 mijl afstand, een vaartuig, dat veel leek op een vuurschip. Hij hoorde van dit schip een mistsein van 2 stoten, ongeveer om de minuut. De stuurman, die wist, dat de „Saba" waarschijnlijk om de zuid zou worden verzet, nam zonder nadere verkenning aan, dat het geziene vaartuig North Goodwin- vuurschip was en veranderde de koers tot 329°, een koers, die evenwijdig loopt aan de boeien in de geveegde geul naar Tongue-vuurschip. Te 12.30 uur riep de stuurman de kapitein, die te 13.00 uur de wacht over zou nemen. Toen de kapitein te 12.40 uur op de brug kwam, rapporteerde de stuurman hem wat hij had gezien en gedaan. De kapitein liet daarop l½ streek meer naar bakboord sturen in verband met de uit het Queens Channel trekkende stroom. Men nam aan met de nieuwe gis en koers te 13.30 uur Tongue-vuurschip op b.b.-boeg in zicht te lopen. Te 13.30 uur kreeg men op 3 streken aan bakboord een vuurschip in zicht. Te 13.35 uur kwam vooruit een stompe ton in zicht en begon het water te verkleuren. Daar buiten Tongue-vuurschip niet een dergelijke boei ligt, vertrouwde de kapitein de situatie niet. Hij stopte de motor en zette deze dan op volle kracht achteruit. Te 13.38 uur liep de „Saba", met nog geringe vaart, aan de grond. Daar het water vallende was, slaagde men er niet in met schroef- en roermanoeuvres vlot te komen en werd besloten hoger water af te wachten. Toen het zicht wat opklaarde, bleek, dat het vuurschip Barrow- vuurschip was en de boei Barrow 2 en dat de „Saba" op Little Sunk vastzat, ongeveer 11 mijl benoorden Tongue-vuurschip. Te 21.00 uur kwam het schip vlot en voer door het Black Deep naar Londen. De „Saba" maakte geen water en bleek bij onderzoek ogenschijnlijk niet beschadigd te zijn. Ter zitting heeft de kapitein verklaard, dat hij te 12.40 uur de stuurman heeft gevraagd of hij zeker was North Goodwin-vuurschip te hebben gezien en dat deze bevestigend antwoordde. Betrokkene achtte een wegzetting van 5 mijl na West Hinder-vuurschip mogelijk. De kompassen wezen goed aan, ze werden geregeld gecontroleerd. Op de Schelde was nog vastgesteld, dat op westelijke koers de fout 0 was. Betrokkene heeft er niet aan gedacht om te gaan loden. Doordat hij met drift stuurde, vond hij het niet vreemd, dat hij geen der boeien tussen North Goodwin- en Tongue-vuurschip heeft gezien. Vóórdat het schip vastliep, heeft hij geen andere schepen gezien. De stuurman verklaarde ter zitting, dat hij te 11.50 uur drie keer het mistsein van het geziene schip heeft gehoord. Hij nam door het uiterlijk van dit schip en door het mistsein aan, dat hij North Goodwin-vuurschip had gezien. Met de vaart van zijn schip kwam dit uit en een ander vuurschip kon hij op dit traject niet aanlopen. Hij heeft er niet aan gedacht om naar dit schip toe te varen om de op de zij van lichtschepen aangebrachte naam af te lezen. Evenmin kwam het bij hem op een loding te nemen. De inspecteur voor de scheepvaart heeft aangevoerd, dat het aan de grond lopen van de „Saba" in hoofdzaak is te wijten aan onbegrijpelijke nonchalance van de stuurman, die, voornamelijk afgaande op een geluidssein van een vaartuig, dit voor North Goodwin-vuurschip hield en daarop zijn verdere navigatie baseerde. Ook al was hij zeker geweest, dat het North Goodwin-vuurschip was, dan had hij onder de omstandigheden van zicht van 1 mijl de kapitein moeten waarschuwen, vooral daar hij dan zoveel zuidelijker dan volgens de gis stond. De behouden koers zou dan een streek zuidelijker zijn geweest dan de gestuurde. Indien het geziene vaartuig inderdaad North Goodwin-vuurschip was geweest, dan had de kapitein volgens de nieuwe gis inderdaad mogen verwachten Tonguevuurschip te zien op het moment, dat Barrow-vuurschip in zicht kwam. De kapitein had echter de verkenning van de stuurman in twijfel moeten trekken en had bij het heersende slechte zicht voorzichtiger moeten navigeren. Hij had vaart moeten minderen en moeten loden. Dan zou hij hebben bemerkt, dat hij vóór het aan de grond lopen minder water onder de kiel had dan volgens zijn nieuwe gis. Daarop had hij moeten ankeren en beter zicht afwachten. De kapitein bleef echter doorlopen en stuurde in voor de stroom uit Queens Channel. Hij kreeg daarna een lichtschip in zicht op 3 streken aan bakboord, maar zag even later een boei en verkleurd water recht vooruit. Stoppen en achteruitslaan konden niet verhinderen, dat het schip vastliep. Bij het uitzetten van de koersen in de kaart blijkt, dat de „Saba" over Long Sand is gevaren en vastgelopen is op Little Sunk. Periodieke lodingen zouden hebben aangetoond, dat er iets met het bestek niet klopte. De kapitein heeft onvoorzichtig genavigeerd en de stuurman heeft een niet te vergeven fout gemaakt. De inspecteur stelt de Raad voor om zowel de kapitein als de stuurman te straffen door het uitspreken van een berisping. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het aan de grond lopen van het motorschip „Saba" op de Little Sunk is het gevolg van zeer onvoldoende navigatie van de kapitein en de stuurman van dit schip. De stuurman nam wel heel lichtvaardig en gemakkelijk aan — enkel omdat hij enige keren een mistsein van een schip hoorde, dat met dat van North Goodwinvuurschip overeenkomst vertoonde —, dat dit schip het vuurschip was. Door de geringe afstand, waarop dit schip in zicht kwam, zou het weinig tijd hebben gekost dit zo dicht te naderen, dat de naam kon worden afgelezen. De stuurman vond het blijkbaar niet vreemd, dat de „Saba" in 5 uur tijds 10 mijl om de zuid was gezet, en achtte het niet nodig de kapitein van zijn bevindingen op de hoogte te stellen. Verder zou een enkele loding hem duidelijk hebben gemaakt, dat het schip zich niet een mijl ten noorden van North Goodwin-vuurschip kon bevinden. De kapitein heeft te lichtvaardig voor waar aangenomen wat de stuurman hem te 12.40 uur meedeelde. De grote wegzetting om de zuid had hem wantrouwig moeten maken en evenzeer het niet zien van enige boei tussen North Goodwin-vuurschip en Tongue-vuurschip, zomede het ontbreken van enige scheepvaart op dit druk bevaren traject. Ook zou een loding hebben getoond, dat het schip zich niet op de gegiste plaats bevond. De kapitein had daarom nauwgezetter moeten navigeren, had moeten vaart minderen en geregeld moeten loden. De Raad is van oordeel, dat beide betrokkenen ernstige fouten hebben gemaakt en daarvoor moeten worden gecorrigeerd, en straft de kapitein Jan Pietersen, geboren 12 Januari 1915, wonende te Delfzijl, door hem de bevoegdheid om als kapitein op zeeschepen te varen te ontnemen voor de tijd van twee weken, en straft de stuurman Freerk Groen, geboren 24 Mei 1910, wonende te Delfzijl, door hem de bevoegdheid om als stuurman op zeeschepen te varen te ontnemen voor de tijd van één maand. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, C. H. Brouwer, S. Vlietstra en L. Meulman, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad van 14 November 1951. (Get.) A. Dirkzwager; A. Boosman. |