1868
Op 06-01-1868 wordt voor de JONGE ARIE door M. de Niet Az. uit Scheveningen een zeebrief aangevraagd voor kapt. A. Roeleveldt Az.
1870
AH 240270
Oostende, 17 februari. Binnengekomen JONGE ARIE, Roeleveldt van Scheveningen, den 18 februari weder derwaards gekeerd.
1871
DZG 190871
De haringvisserij zet zich goed in; althans van de 15de tot en met de 17de zijn te Scheveningen weder zeven overloopers aangekomen: de JACOB JOHANNES, schipper P. Roeleveldt met 70,060 stuks steur- en 93 tonnetjes pekelharing; de JONGE ARIE, schipper A.L. den Heijer,met70,000 stuks steur- en 38 tonnetjes pekelharing, beiden van de reder M. de Niet Azn.
1878
DZG 020478
Te IJmuiden zijn aangekomen de te Scheveningen thuis behorende bomschuiten van de reder M. de Niet, genaamd HOOP DOET LEVEN, schipper A. Pronk, en JONGE ARIE, schipper A. Roeleveld Az. Onmiddellijk na aankomst begaf Roeleveld zich aan wal om aan de heer de Niet de behouden aankomst te seinen. Bij het aan boord van zijn vaartuig terug keren is hij, door de duisternis misleid, in zee gestort en ondanks alle pogingen om hem te redden, verdronken. Ook de pogingen om het lijk terug te vinden bleven vruchteloos. Gisteravond is het lijk van de ongelukkige echter nabij IJmuiden aan het strand gedreven.
In 1883 komt de JONGE ARIE niet meer in de lijsten voor.