Publicatie in een boekwerkje van het Zweeds Postbedrijf met als titel Svenska Postverkets fartyg och Sjöpostförbindelser under tre hundra ar (Zweedse postvaartuigen en zeepostverbindingen gedurende 300 jaar), geschreven door Johannes Rudbeck, uitgave Stockholm 1933
Pagina 341:HET POSTSTOOMVAARTUIG SVERIGE (Raderstoomschip van hout, 120 nominale paardenkrachten).
Gedurende het jaar 1837 werden tussen Zweden en Engeland onderhandelingen gevoerd om, ieder voor de helft, met een stoomschip deel te gaan nemen in een rechtstreekse postdienst tussen beide landen. De koning droeg in een decreet van 26 mei van dat jaar aan de directie van de posterijen op om tekeningen en een kostprijsberekening te maken voor de bouw van een stoomschip met een vermogen van 120 tot 150 paardenkrachten, welke zou worden gebruikt voor de postdienst op Engeland. De tekeningen voor dit nieuwe poststoomschip werden gemaakt onder toezicht van de Kapitein-ter-zee Johan Gustaf von Sydov, conform opdracht met twee alternatieve voorstellen, nr.1 en nr.2 ; hiervan bevinden zich de originele tekeningen volgens nr. 1 in het Postmuseum.
Deze tekeningen dateren van 7 oktober 1837 en bevatten de volgende informatie:
-Lengte tussen de loodlijnen |
157 voet 10 duim |
-Ditto over dek |
150 voet |
-Ditto op de lastwaterlijn aan binnenkant sponning |
136 voet 8 duim |
-Grootste breedte op de waterlijn aan buitenkant van de inhouten |
25 voet |
-Ditto, ditto, ditto over de huidgangen |
25 voet 7 duim |
-Breedte over de wielkasten |
43 voet 8 duim |
(er volgen naast nog meerdere afmetingen ook de z.g. hydrostatische gegevens, zoals zwaartepunts—en drukkingpuntsligging, waterverplaatsing,, etc.etc.)
Betreffende de spiegel wordt aangetekend dat alle aan de buitenkant weergegeven ramen blinde ramen zijn. (vervolgens wordt er een overzicht gegeven van de traditionele ornamenten en versieringen die men bij deze nieuwbouw zou willen behouden en dat de toegepaste kleuren in het achterschip zwart en donkerblauw moeten worden)
De tekeningen volgens voorstel nr.2 zijn niet meer in goede staat; deze tekeningen bleven aanvankelijk nog onder beheer van de koning tot deze variant op 9 maart 1838 voor toepassing werd vrijgegeven, want men had een probleem om veel van het oorspronkelijke voorstel nr. 1 af te wijken. De kosten voor deze versie, nr. 1, waren berekend op:
voor het vaartuig zelf |
50.000 rijksdaalders |
inrichting en uitrusting |
20.000 ditto |
stoommachine en bijbehorende inbouw |
65.000 ditto |
totaal |
135.000 rijksdaalders |
Aangezien werd besloten dat het vaartuig volgens voorstel 2, tegen een kostprijs van 131.000 rdr, zou worden gebouwd had men als extra voordeel een grotere accommodatie voor de passagiers en de snelheid zou toenemen, aangezien deze een ½ knoop meer zou zijn dan wanneer een vaartuig volgens voorstel nr. 1 zou zijn gebouwd.
Een beschrijving van Von Sydow van de constructie tekeningen van nr. 2 , gedateerd 28 oktober 1837, zijn behouden gebleven en overeenkomstig deze is het vaartuig karveel gebouwd in eiken en vuren en voorzien van een koperen huid, welke zich bevindt vanaf midscheeps tot 8 duim vanaf voor- en achterschip en tot 1 voet en 6 duim boven de waterlijn.; daarbij behoorden twee stuks overnaadse bijboten en tenslotte worden allerlei detailzaken van de constructie beschreven.
Vervolgens is bij koninklijk besluit bepaald dat het vaartuig met 120 pk zal worden uitgerust, afsluitend dat de hoofddirectie van de posterijen per 5 juni 1838 een contract is aangegaan, deels met bpuwwerf Coopvardie te Karlskrona om het schip te bouwen en deels met de bedrijfsondernemer Tomas Fredrik Morsing om in de aan hem toebehorende fabriek te Nyköping (nadien genoemd Nyköpings Bruks- & Factoribolag) voor levering van twee stoommachines ter grootte van 60 nominale paardenkrachten. Overeenkomstig dit misleidende contract werd de bouw van het vaartuig aan deze firma gegund voor een bedrag van 45.000 rdr, waarbij echter de post arbeid niet was inbegrepen. Overeenkomstig het aansluitende contract met Morsing zou aan deze een bedrag van in totaal 62.500 rdr worden uitbetaald voor de levering en installatie van de stoommachines en de ketels uit ijzer vervaardigd. Vervolgens werd door Von Sydow op 4 april 1838 een handleiding opgesteld hoe de stoommachines en ketels behoren te worden geproduceerd, duidelijk bedoeld als specificatie. Het zou gaan om twee machines met een vermogen van 60 paardenkrachten per stuk; inwendige cilinder diameter 45 duim, slaglengte 4 voet 5 duim.
(er volgt een gedetailleerd overzicht van de constructieve uitvoering van de stoommachine en overige installatie, waarbij de mededelingen opvallen dat het schip geen hoge schoorsteen heeft gekregen en dat de machines op één ketel konden werken, echter dat dit bij het manoeuvreren onvoldoende was).
Het vaartuig, dat de naam SVERIGE kreeg, werd op 12 augustus 1839 opgeleverd om van Karlskrona naar Nyköping te varen en bleef tot augustus 1840 aldaar ter completering.
Volgens opgave verkregen met betrekking tot de geregistreerde beschrijving van de SVERIGE bij de twijfelachtige poging tot verkoop in het jaar 1845 is nog te melden: snelheid in vlak water 10 knoop en gemiddeld 8 knoop met een verbruik van 4½ ton steenkool per uur.
De inrichting bestaat uit: een dames salon met 4 hutten met in elke hut 2 slaapplaatsen; een achter salon voor heren en 8 hutten met in elke hut 2 slaapplaatsen; (er volgt aansluitend een uitgebreid verslag van de accommodatie, waaruit blijkt dat er meerdere soorten hutten met slaapplaatsen zijn en zelfs aantallen wc’s met hun locatie worden omschreven.)
Onder de boedelbeschrijving vindt men ook: (er volgt een beschrijving van het aanwezige meubilair inclusief de houtsoort en vervolgens gaat men over tot de) zeilen: 1 breefok, 1 gaffelfok, 1 topzeil, 1 kluiver, 1 gaffelgrootzeil en 1 stagfok; 2 sloepen, uitgerust met 6 riemen en 1 jol met 5 riemen; 2 masten, 1 boegspriet, 1 voorstag, 1 gaffel voor het voorzeil, 1 grote gaffel, 1 grote steng, 1 fokkenra en 1 topzeil ra; vergulde beeldhouwwerken, 1 Zweeds wapenschild met koninklijke kronen, 1 postwapen met 2 leeuwen, 17 gezichten (‘med blixtar’), 2 boegbeelden met 2 leeuwenkoppen; 2 kanonnen en 4 ‘nickor’, 6 gecapitonneerde hooikisten (voor het warmhouden van eten); glaswerk, porselein, beddengoed etc.
De kosten voor SVERIGE worden met een bedrag van 167.474 rdr opgegeven. Onder de grote uitgaven boven op de gecontracteerde som kunnen worden aangemerkt: extra werkzaamheden van het bedrijf in Nyköping 13.618 rdr., schrijnwerker van het koninklijk hof Henrik Dumrath 7.597 rdr., militaire uitrusting 5.565 rdr. en gezamenlijke meubilering en huisgerei raad 4.372 rdr.
Op 24 augustus 1840 werd SVERIGE gemeten, waarvan de maten aldus werden opgegeven (berekend in voeten):
Lengte over de stevens aan dek |
140,80 voet |
Lengte over de stevens op de lastlijn |
136,1 voet |
Breedte aan buitenkant verschansing |
24,25 voet |
Breedte op middelste lijfhout |
22,8 voet |
Holte in het ruim |
13,6 voet |
Diepgang achter leeg |
10 voet |
Diepgang voor leeg |
9,75 voet |
Diepgang achter beladen |
10,25 voet |
Laadvermogen bij zware belading |
17,34 (tonnen?) |
De bemanning, welke van de marine afkomstig was, bestond uit een gezagvoerder (kapitein-luitenant), een luitenant, een opperstuurman, een tweede-stuurman, een onder-schipper, een hoofdmachinist, twee tweede-machinisten, een onder-timmerman, vier matrozen en een jongen, 17 matrozen en 2 scheeps-jongens.
Het poststoomvaartuig SVERIGE komt echter niet terecht in een uitbreiding van de dienst in het regelmatige postverkeer, want daaronder vallen, in grote lijnen bekeken, gedurende enkele jaren alleen reizen tussen Stockholm en Kopenhagen (zie het vervolg). Aangezien niet verder voor de postdienst noodzakelijk geacht wordt SVERIGE, overeenkomstig een koninklijk besluit van 1 mei 1848, aan de groothandelaar August Le Moine te Stockholm verkocht voor een prijs van 60.000 rijksdaalders, in samenhang met een verandering van de naam in WALDEMAR.
Zoals uit bovenstaande melding kan worden opgemaakt moest het Zweeds postbedrijf een pauze inlassen voor het verkeer tussen Göteborg en Engeland, maar enig verkeer op deze lijn met het aan het postbedrijf toekomende stoomschip kwam niet op gang en het stoomschip SVERIGE heeft in plaats daarvan in het latere deel van het jaar 1840 reizen gemaakt met passagiers en goederen tussen Stockholm, Karlskrona, Ystad en Kopenhagen. Het stoomschip vertrok om de andere vrijdag vanuit Stockholm om 07.00 uur, van Karlskrona de aansluitende zaterdag om 18.00 uur en van Ystad op zondag 08.00 uur naar Kopenhagen. Volgende vrijdag om 07.00 uur begon de terugtocht naar Stockholm. (er volgt een gedetailleerd overzicht van de tarieven welke per traject en klasse worden gerekend waarbij wordt aangetekend dat men in drie klassen kan reizen: eerste, tweede klas en dek-klasse) Onder het hierboven genoemde jaar ondernam het stoomschip SVERIGE vijf van zulke rondreizen en dit onder bevel van de eerste luitenant Axel Fredrik Palander.
De hierbij binnengekomen vrachtopbrengsten bedroegen daarbij een totaal van 8419 rijksdaalders en de onkosten liepen daarbij op tot een bedrag van 9087 rijksdaalders.
Middels een op 14 september 1840 afgesloten overeenkomst met Pruisen was bepaald dat er opnieuw acht stuks zeepostvaarten tot en met het jaar 1841 door beide landen gemeenschappelijk zouden worden verzorgd. ’s Zomers met stoomschepen en ’s winters met postjachten. Beide landen zouden daartoe een stoomschip en een postjacht beschikbaar houden.
De stoomschepen zouden minstens zes maanden per jaar in dienst zijn en beide schepen moeten per week één tocht heen en weer gaan maken, de zomerdienst strekt zich echter uit over twee tochten heen en weer. Elke dag zou met een onderhoud worden afgesloten om de zaken te evolueren. De afvaarten van de stoomschepen zouden plaatsvinden in de maanden mei – oktober. In Pommeren zouden de schepen nu opnieuw de haven van Stralsund, welke was uitgebaggerd, gaan aanlopen en ook zal Pruissen zorgdragen voor het onderhoud aan de vaarwegen naar de eilanden Rügen en Hiddensee tot een waterdiepte van 10 Pruisische voet bij middelwaterpeil; de postschepen zullen maximaal 7 voet diep steken. De Pruisische regering zal een postagentschap hebben in Ystad en de Zweedse een postagentschap in Stralsund. Van Ystad zou elke maandag en vrijdag een stoomschip vertrekken tevens ook van Stralsund elke zondag en donderdag ; de Zweedse schepen (Motala) zouden iedere vrijdag en van Stralsund iedere zondag afvaren. (er volgt een gedetailleerd overzicht van de herziene tarieven op het traject Ystad – Stralsund, welke van toepassing waren vanaf 1841).
Gedurende de zomer van 1841 maakten de poststoomschepen SVENSKA LEJONET (De Zweedse Leeuw) en SVERIGE reizen naar Stockholm, Västervik, Karlskrona, Ystad en Kopenhagen ; waarbij het bevel over het eerste vaartuig werd gevoerd door de kapitein-luitenant Per August Knut Lagerstrale en het andere door de kapitein-luitenant Fredrik Abraham Engelhardt. Elke woensdag vertrok een van de vaartuigen van Stockholm, resp. van Kopenhagen, en kwam de eerstvolgende zaterdag naar het eindstation terug. SVENSKA LEJONET stopte met haar reizen op 24 juli, maar zette de reizen voort zelfs in augustus en september met een wisselend vertrek op woensdag van Stockholm en wisselend vertrek van Kopenhagen, maar daarbij alleen maar Karlskrona en Ystad aanlopend. (er volgt nogmaals een gedetailleerd overzicht van de diverse tarieven voor de passagiers etc., waarbij zelfs honden en twee-wielers aan bod komen)
Voor zover het de zeevaart betrof leverde dit voor het postbedrijf een verlies op van 19.397 rijksdaalders, deze werd dan ook eind september 1841 beëindigd en niet meer hervat.
(voor Marhisdata vertaald uit het Zweeds door Ir. J. van der Baan)
Minne Egberts Kuipers, geboren Harlingen 29.12.1832, overleden Delfzijl 08.09.1901,
de eigenaar van de ANNA
1883
NRC 150583
Delfzijl, 14 mei. Volgens een alhier ontvangen telegram is heden te Riga aangekomen het Nederlandse schip ANNA, kapt. Gosselaar.
1885
NRC 300785
Delfzijl, 29 juli. Volgens een heden ontvangen telegram is het schip ANNA, kapt. Gosselaar, van Delfzijl te Riga aangekomen.
1887
Monsterrol van een van de laatste reizen van de ANNA, nummer 1887-44, datum 060487 (Gemeente-archief Delfzijl):
Achternaam |
Voornaam |
Rang |
Gage |
Woonplaats |
Leeftijd |
Abbas |
Koert |
kok |
22 |
Bellingwolde (NL) |
33 |
Bok |
Popke Klaas |
matroos |
28 |
Annerveenschekanaal (NL) |
61 |
Gosselaar |
Bontko |
kapitein |
niet vermeld |
Delfzijl (NL) |
46 |
Gosselaar |
Cornelis |
lichtmatroos |
12 |
Delfzijl (NL) |
15 |
Lange, de |
Frederik |
stuurman |
38 |
Nieuweschans (NL) |
55 |
Lange, de |
Geert |
matroos |
28 |
Nieuweschans (NL) |
48 |
Tuil |
Hendrik |
matroos |
28 |
Wildervank (NL) |
47 |
Zuidema |
Berend |
matroos |
28 |
Winschoten (NL) |
33 |
NRC 130887
Delfzijl, 12 augustus. Volgens telegram is te Riga aangekomen het Nederlandse schip ANNA, kapt. Gosselaar, van Grangemouth.
NRC 230987
Delfzijl, 22 september. Volgens telegram uit Burntisland is de driemast schoener ANNA, kapt. Gosselaar, vol water en met de fokkemast overboord door de equipage verlaten, die aldaar is aangekomen.
NRC 240987
Brightlingsea. Door de vissloep EXCELLENT werden hier hedenochtend geland kapt. Gosselaar en equipage van het driemast schoenerschip ANNA, welke hun schip 20 september ’s ochtends om 08.00 uur op ongeveer 30 Engelse mijlen van Texel vol water hadden verlaten.
NRC 240987
Oostmahorn, 23 september. Volgens bericht uit Schiermonnikoog zit een driemast schoener aan de grond, assistentie is derwaarts gezonden. (opm: de ANNA, kapt. Gosselaar)
NRC 250987
Groningen, 24 september. Het gisteren uit Schiermonnikoog gerapporteerde schip dat aan de grond zat, is gebleken te zijn de verlaten driemast schoener ANNA, kapt. Gosselaar. Het schip is op de Engelsmanplaat aan stukken geslagen. De lading hout, meest balken, drijft langs de vaste kust
Nieuwediep, 24 september. De sleepboot HERCULES is heden alhier teruggekeerd zonder iets van de driemast schoener ANNA te hebben ontdekt.
NRC 250987
Harwich, 22 september. De Nederlandse driemast schoener ANNA, kapt. Gosselaar, van Riga naar Delfzijl, welke 20 september in de Noordzee bij Texel door de equipage verlaten werd, heeft op de ochtend van die dag op 53º50’ NB 05º10’ OL op een wrak gestoten, waardoor het vol water liep en wrak werd.
PGC 270987
IJmuiden, 22 september. De gezagvoerder van het stoomschip LAURA, van Sundsvall alhier binnen, rapporteert gisteren ochtend 30 mijlen N.O. van Terschelling te hebben gezien de driemast schoener ANNA, beladen met balken en vol water. De fokkemast bij het dek afgebroken, hing langs zijde, de grote steng was weg, terwijl de bezaan nog bijstond. Sloepen waren niet bij het schip.
Volgens bij de Vereeniging van Assuradeuren te Amsterdam ontvangen bericht is de Delfzijlster driemast schoener ANNA, kapt. B. Gosselaar, van Riga naar Delfzijl bestemd, op zee in zinkende staat door de bemanning verlaten, die gered werd, terwijl bij de rederij een telegram is ontvangen uit Burntisland meldende dat genoemd schip vol water en met de fokkemast overboord, door het volk verlaten werd, dat te Burnt eiland (Burntisland) aangekomen is; zodat het rapport van de gezagvoerder van het te IJmuiden binnengekomen stoomschip LAURA, ongetwijfeld betrekking zal hebben op genoemde schoener.
PGC 270987
Oostmahorn, 24 september. Het gisteren uit Schiermonnikoog gerapporteerde schip, dat aan de grond zat, is gebleken te zijn de verlaten driemast schoener ANNA, kapt. B. Gosselaar, van Riga naar Delfzijl bestemd. Het schip is op de Engelsmanplaat gestrand en verbrijzeld. De lading hout, meest balken, drijft langs de Friese kust.
Volgens een bericht uit Harwich werd deze schoener de 20ste september in de Noordzee bij Texel door de equipage verlaten, nadat het des ochtends van die dag op 53º50’ NB 05º10’ OL op een wrak gestoten had waardoor het vol water liep en wrak werd.
Ook de gezagvoerder van het te Middlesborough van Brake aangekomen stoomschip SCHMIDTBORN rapporteert, meergenoemde schoener ANNA de 21ste september op 20 Engelse mijlen W.N.W. van het vuurschip van Borkum aangetroffen te hebben; de deklast was toen losgewerkt en het tuig hing gedeeltelijk langs zijde.
PGC 270987
Nieuwe Diep, 23 september. De sleepboot HERCULES is heden alhier teruggekeerd, zonder iets van de driemast schoener ANNA te hebben ontdekt.
PGC 280987
Amsterdam, 26 september. Belanghebbende assuradeuren bij de Nederlandse schepen CATHARINA, kapt. Jager, FAVOR, kapt. Pijbes, GEERDINA, kapt. Voordewind, EENDRACHT, kapt. De Grooth, FERDINAND EN LOUIS, kapt. Nieuwenhuis, en ANNA, kapt. Gosselaar, alle uit de vaart geraakt, worden verzocht zich ten spoedigste aan te melden bij de secretaris der Vereeniging van Assuradeuren alhier.
NRC 041087
Ameland, 3 oktober. Aan het strand der gemeenten Oost- en West-Dongeradeel en van het eiland Ameland dreven in de laatste dagen voortdurend balken en andere voorwerpen aan, waarschijnlijk afkomstig van het verleden week op de Engelsmanplaat gestrande en daarna uiteengeslagen driemast schoenerschip ANNA, kapt. Gosselaar, van Riga naar Delfzijl bestemd.
LC 041187
Advertentie. Mr. F. Witteveen, notaris te Ternaard, zal op donderdag de 10e november 1887, des morgens 10 uur, te Moddergat onder Nes en daarna te Wierum, bij boelgoed, à contant, verkopen: Te Moddergat: 137 stuks wrakhout, waaronder zeer grote, 5 zeilen, 6 stuks ketting, 9 blokken, 3 vaten, 1 stuurrad, 1 stuurpen, 1 pompmolen, 1 kachel, enig want en ijzerwerk, 2 lange planken, 1 grote mast en 6 andere stukken rondhout; - Te Wierum: 1 zeil, een giek of gaffel en onderscheidene stukken wrakhout. Afkomstig van het gestrande schoenerschip ANNA. (opm. mogelijk de driemast schoener ANNA, kapitein B. Gosselaar, gestrand Engelsmanplaat 23 september 1887.)