1947-07-20: |
Het Parool 21-07-1947: Nederlands schip bij Engelse kust gestrand. Het Nederlandse schip „Fiat" is Zondagavond in dichte mist bij Flamborough Head, Yorkshire, gestrand. De bemanning bleef aan boord. Britse vissersboten bevinden zich in de nabijheid om eventueel hulp te verlenen, maar men gelooft, dat het schip in de loop van deze morgen vlot zal komen.
Bijvoegsel tot de Nederlandse Staatscourant van Donderdag 3 Juni 1948, no.106
No. 98 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake de stranding van het motorschip „Fiat" nabij Flamborough Head. Op 20 Juli 1947 is het motorschip „Fiat" op reis van Londen naar Middlesbrough tijdens mist nabij Flamborough Head aan de grond gelopen en de volgende dag met behulp van een sleepboot vlot gekomen, waarna de reis is vervolgd. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur- generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze stranding. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 9 April J 94 8, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart L. Korstanje. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij het proces-verbaal van het verhoor van de kapitein en een kopie van een te Middlesbrough afgelegde scheepsverklaring, en hoorde als getuigen F. L. van Bars, kapitein, en J. J. Ridderhof, uitkijk. De door de kapitein gebezigde zeekaart, de Blueback no. 29, Was ter tafel, eveneens het scheepsdagboek. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Fiat" is een Nederlands schip, toebehorende aan P. Hekman, te Dordrecht. De kapitein is voor 1/3 eigenaar. De “Fiat" meet 197 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een Bolnes-motor van 135 pk. Na 228 ton oud ijzer te hebben geladen, bestemd voor Middlesbrough, vertrok de „Fiat" op 19 Juli 1947 van Londen. De dieping was vóór 2,35, achter 2,40 m. Onder loodsaanwijzing werd Theems afgevaren. Op dit traject werd door de kapitein op verschillende koersen de miswijzing van het kompas gecontroleerd, maar werden geen afwijkingen van de bekende gegevens uit de stuurtafel gevonden. Op 20 Juli werd te 6.15 uur Foulness-boei gepasseerd. Hierna had men te kampen met dikke mist. De „Fiat" voer met verhinderde vaart en gaf geregeld de voorgeschreven geluidseinen. Te 12.15 uur werd Race Bank-vuurschip dichtbij aan bakboord gepasseerd. Vervolgens werd gestuurd N.t.W. ½ W. magn., welke koers liep naar een punt 3 mijl buiten Flamborough Head. Geregeld werd gelood. Te 14.40 uur werd een der voor de Humber liggende wrakboeien gepasseerd. Te 18 uur werd 13 vadem, te 19 uur 12 vadem en te 19.25 uur 7 vadem gelood. De kapitein verklaart, dat hij er rekening mee hield, dat het vrijwel hoogwater was, en corrigeerde de lodingen wegens een verval, dat hij aannam op 2 vadem. Voorop stond een man uit te luisteren naar het mistsein van Flamborough Head, maar dit is nimmer gehoord. Getuige zegt ook rekening te hebben gehouden met de stroom, die gedeeltelijk mee was geweest. In verband met de afgelegde afstand en de gevonden diepte meende getuige, te 19.25 uur zich op 3 a 4 mijl van Flamborough Head te bevinden en wijzigde zijn koers tot N.O.t.N. magn., een koers, evenwijdig aan de zuidoostkant van de Smithic Bank. Te 20 uur werd een diepte van 10½ vadem gelood. Bij elke loding werd de motor gestopt en gewacht tot het schip stillag.Toen getuige meende vrij te zijn van Flamborough Head, gaf hij de stuurman order om N.t.O. magn. te sturen. Even later liep de „Fiat" aan de grond. Tegelijkertijd praaide de uitkijk land vooruit en zag getuige op 50 m afstand een hoge kust. Naderhand bleek, dat de „Fiat" was gestrand ongeveer een halve mijl bezuiden Flamborough Head. Het mistsein is niet gehoord, waarschijnlijk omdat de „Fiat" te veel onder het hoge land voer. Nadat men gedurende de nacht en de volgende morgen getracht had het schip door middel van de motor en een uitgebracht werp vlot te brengen, nam getuige te 8.30 uur van 21 Juli de hulp van een sleepboot aan. Daar het schip bij hoogwater-springtij was vastgelopen, vreesde getuige, dat, indien hij er niet in slaagde nu vlot te komen, de pogingen vóór het volgend springtij geen succes zouden hebben. Te 8.45 uur slaagde de sleepboot er reeds in de „Fiat" vlot te trekken. Er werd geen schade geconstateerd. Getuige merkt nog op, dat waarschijnlijk door het feit, dat het windstil was en de zee kalm, de belboei van de Smithic Bank niet is gehoord. De inspecteur voor de scheepvaart voert aan, dat de „Fiat wel voorzichtig heeft gevaren. Vermoedelijk is door het langzame varen en het veelvuldig stoppen bij het loden het schip meer door de stroom ingezet dan de kapitein aannam. Het is begrijpelijk, dat de kapitein meende, dat hij de Smithic Bank had aangelopen.Het zou beter geweest zijn, als hij nog wat langer doorgelopen had in de koers N.O.t.N. De Raad is van oordeel, dat de stranding van het motorschip „Fiat" nabij Flamborough Head allereerst moet worden toegeschreven aan de destijds heersende dikke mist. De kapitein heeft in het algemeen goed en voorzichtig genavigeerd, zoals ook blijkt uit zijn navigatie van Foulness-boei naar Race Bank- vuurschip. Dat hij van dit vuurschip een koers afzette slechts 3 mijl vrij van Flamborough Head, zulks bij dikke mist, wil de Raad hem niet euvel duiden, daar hij mocht aannemen tijdig het sterke mistsignaal van deze kaap te horen en hij voldoende heeft gelood om zijn gisbestek bij te houden. Door het vele loden, waarbij steeds werd gestopt, is het schip meer door de stroom weggezet dan de kapitein vermoedde. Het stellen van de koers N.O.t.N., evenwijdig, an Smithic Bank, is goed geweest, doch de kapitein had deze koers wat verder moeten vervolgen, tot dat hij ruim buiten de vadem-lijn zou zijn gekomen. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, C. H. Brouwer, K. E. Dik en L. Meulman, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. A. Boosman en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad. (Get.) a . Dirkzwager; A. Boosman. |