1955-01-00: |
Leeuwarder courant 05-01-1955: Coaster „Friso" lekgeslagen. Het 250 ton metende Nederlandse kustvaartuig „Friso" is Dinsdag tijdens een sneeuwstorm bij Kaap Lizard (Cornwall, Zuidwest-Engeland) op een rif gelopen en lek gestoten. Het schip, dat verscheidene gaten opliep aan de boeg, is door een loods — die in een open loodsboot naar de „Friso" kwam — naar de haven van Porthleven geloodst. Bij het binnenvaren daarvan liep het schip aan de grond, doordat het door het instromende water te diep was komen te liggen. De brandweer van Porthleven pompte het schip gedeeltelijk leeg, waardoor het vlot kwam en vannacht da haven kon worden binnengesleept. Na voorlopig herstel zal de „Friso" — eigen aan de heer J- Klugkist te Dublin (lerland) — de reis voortzetten. De open loodsboot was bemand met zes vissers, aldus U.P., en die hebben een strijd van twaalf uren moeten voeren tegen een verblindende sneeuwstorm om de Nederlandse kustvaarder te redden. Zij kwamen juist op tijd: kapitein K. Pinkster van de „Friso" was van zins zijn schip op het strand te zetten. Volgens de vissers zou de coaster dan verloren zijn geweest.
Trouw 05-01-1955: Nederlands schip sloeg lek in sneeuwstorm. Het 250 metende Nederlandse kustvaartuig „Friso'' is Dinsdag, geëscorteerd door twee vissersschepen, in een sneeuwstorm de haven van Porthleven in Cornwall (Eng.) binnengelopen. Het schip had op zee een lek opgelopen. De „Friso" raakte een rif, toen het schip in een, verblindende sneeuwstorm Lizard passeerde. Het schip liep verscheidene gaten op in de boeg. De kapitein wilde trachten zo snel mogelijk zijn schip op de kust aan de grond te zetten. Doch een loods, die door de open loodsboot van Porthleven door de sneeuwjacht naar de „Friso" was gebracht, wist de „Friso" tot in de haven van Porthleven te brengen. Het schip was toen, door het binnenkomende water, reeds zo diep komen te liggen, dat het strandde bij de ingang van de binnenhaven. De brandweer van Porthleven zal trachten de „Friso" met pompen vlot te krijgen tegen de tijd dat het weer vloed wordt.
Algemeen Handelsblad 05-01-1955: Kranig werk van Britse zeelui. Lekgeslagen Friso in sneeuwstorm binnengeloodsd. Twaalf uur lang hebben zes Britse vissers uit Cornwall strijd geleverd tegen een razende sneeuwstorm en een verraderlijk tij om de Nederlandse kustvaarder Friso (250 ton), die op de rotsachtige Engelse zuidkust dreigde te vergaan, te redden. Even na middernacht slaagden de Britse zeelieden erin (op het laatst nog geholpen door de brandweer uit Porthleven) het scheepje de binnenhaven van Porthleven binnen te brengen, aldus meldt U.P. De Friso was gisteren, toen zij de Lizards passeerden, tijdens een woedende sneeuwstorm op een klip gelopen. Vroeg in de middag had het kabelschip Recorder noodseinen van de Friso opgevangen en Lands End-radio gewaarschuwd. Met loodsboot naar buiten Zes vissers uit Porthleven, onder leiding van de 68 jaar oude schipper Charles Arthur, gingen in het noodweer met de vijf en een halve meter lange loodsboot naar buiten om te pogen hulp te bieden. Een verblindende sneeuwjacht bracht het zicht tot enkele meters terug, doch de zeelui slaagden er in het in nood verkerende schip te bereiken; de Friso wat op enkele plaatsen lek geslagen en het dek werd reeds overspoeld door het zeewater. Nog net optijd Schipper Arthur begaf zich met de loods English aan boord en zij overreedden kapitein Pinkster van de Friso zijn schip niet op het strand te zetten zoals hij van plan was, maar alsnog te proberen de haven binnen te lopen. „De kapitein zei, dat hij zijn schip op het strand wilde zetten om het te redden, maar ik praatte hem dat uit zijn hoofd. We haalden de haven maar net. Nog een paar honderd meter en het schip zou onder onze voeten zijn gezonken", zeide Arthur. In haveningang vastgelopen. Het had geen vijf minuten langer moeten duren. De kleine kustvaarder lag al zo diep in het water, dat hij in de haveningang vastliep. De brandweer uit Porthleven schoot te hulp met een pomp-installatie en bij eb was het gestrande scheepje reeda vrijwel verlost van het binnengestroomde water. Daarna volgde nog een strijd van zes uur tegen de vloed, die het werk weer grotendeels ongedaan maakte. De opstekende wind zwiepte de golven hoog op en het gevaar was niet gering, dat de Friso zou breken, alvorens de laatste ruk naar de veiligheid van de binnenhaven kon worden gemaakt. Tegen middernacht echter was de strijd gestreden en kon de Friso de binnenhaven van Porthleven worden binnengebracht. Kapitein vertelt Kapitein Pinkster vertelde, dat hij volkomen verblind was geraakt door de sneeuwstorm toen hij om de Lizards heen was gekomen. ,,Wij konden geen hand voor ogen zien. Het was erger dan de dikste mist toen wij op die klip liepen. Ik probeerde mijn schip op het strand te zetten, maar we waren bang, dat we het zouden verliezen. Deze loodsen zijn prachtige zeelui", zeide hij. Volgens het onderzoek kan de Friso worden gerepareerd. De bemanning is aan de wal ondergebracht.
Overijsselsch dagblad 05-01-1955: Ned. Kustvaarder in moeilijkheden. Rush met de tijd door de “Friso”gewonnen. Wonderbaarlijk aan de dood ontsnapt. Porthleven, 4 Jan. Het 250 ton metende Nederlandse kustvaartuig „Friso” liep vandaag ineen verblindende sneeuwstorm op een rif voor kaap Lizard, maar kon nog juist de haven bereiken voor te zinken. Vissers uit Comwall kwamen het schip te hulp ineen kleine open boot en leidden het tussen de rotsen door de haven van Porthleven binnen. Kapitein Pinkster, kapitein van de „Friso”, bracht hulde aan de vissers toen het schip eenmaal in veiligheid was. „Het zijn fijne zeelui”, zei hij. Aan de dood ontsnapt. De Nederlandse zeelieden zijn op wonderbaarlijke wijze aan de dood ontsnapt, toen hun scheepje, dat elke minuut dieper zonk, ten slotte aan de grond liep toen het de binnenhaven bereikt had. De plaatselijke brandweer zal de „Friso” leegpompen, waarna het bootje bij het volgend getij naar laag water zal worden gebracht. De „Friso” kreeg een grote scheur in de boeg, toen zij probeerde om kaap Lizard heen te varen, terwijl het zicht nul was. „Loodsen fijne kerels.” De S.O.S.-signalen werden opgevangen door het kabelschip „Recorder” en doorgegeven naar het radiostation Lands End. De kustwacht hield zich gereed met reddingsapparaten, terwijl de kleine open loodsboot van Porthleven uitvoer om de „Friso” te helpen. De tweede stuurman van de loodsboot Charles Arrthur, een plaatselijke visser, sprong aan boord van de zinkende „Friso” en stuurde haar de haven in. Arthur zei later: „Kapitein Pinkster zei, dat hij zijn schip op het strand zou moeten zetten om het te redden, maar ik haalde hem over te proberen de haven binnen te komen en het lukte ons.” „Als het nog een halve mijl had moeten duren zou het gezonken zijn.” Pinkster zei: „Wij konden niets zien, toen wij om Lizard heen voeren. Het was erger dan mist. Toen voeren wij ergens tegenop. Ik probeerde het schip op het strand te zetten, maar wij waren bang het te verliezen. Die loodsen zijn fijne zeelieden.” Het was niet onmiddellijk bekend hoeveel koppen zich aan boord bevonden van de „Friso”, hoewel geen melding gemaakt werd van slachtoffers.
De Tijd 06-01-1955: Schipper Pinkster dankt zijn redders. Schipper K. Pinkster van het 300 ton metende kustvaartuig „Friso" uit Huizum, dat Woensdag- morgen vroeg, dankzij het onverschrokken optreden van de vissers van Cornwall, de haven van Porthleven is kunnen binnenkomen, heeft een eresaluut gebracht aan de 58- jarige Charles Arthur en de 43-jarige Leonard English, die uit hun ranke open boot aan boord van de „Friso" sprongen en het schip over een afstand van 2½ mijl veilig de haven wisten binnen te brengen. „Deze loodsen hebben zich schitterende zeelieden getoond", aldus schipper Pinkster. Zij kennen hun kusten uitstekend en wij zijn hun dank verschuldigd omdat zij ons in veiligheid hebben gebracht en voor het feit dat de „Friso" thans veilig in de haven ligt".
01.1955 Coaster “FRISO” is eigenaar een Huizumer. Vissers en loodsen brachten het schip veilig binnen in Portleven. De 300 ton metende coaster “Friso” die Dinsdagavond bij Kaap Lizzard aan de Zuidwestpunt van Engeland tijdens een sneeuwstorm op de rotsen liep en lek sloeg, hoort toe aan de heer J. Klugkist, een Huizumer, die momenteel domicillie heeft in Dublin (Ierland) Een broer van de eigenaar, de heer W. Klugkist is schilder en woont in de Govert Flinckstraat te Huizum. De kustwacht van Cornwall had dinsdagavond noodsignalen van de “Friso” opgevangen, maar de mannen daar wisten, dat de reddingboot van Penlee niet in staat zou zijn, zich over een afstand van 20 mijl door de baai heen te werken om de uit zes koppen bestaande bemanning van het kustvaartuig te redden. De chef van de kustwacht, Bill Whiting, peilde de positie en gaf deze door aan de vissers van Porthleven. Ook de reddingboot van Penlee werd gewaarschuwd. Zes vrijwilligers, onder wie de loodsen Arthur en English, boden zich aan, en terwijl schipper Pinkster met zijn schip de kust tot op drie mijl afstand was genaderd, spoedden de vissers zich in hun open boot naar het reeds in zinkende toestand verkerende vaartuig. Arthur en English sprongen aan boord en wisten de schipper ervan te overtuigen, dat zij een mogelijkheid zagen het schip in de haven te krijgen. De “Friso” had een gat in de wand opgelopen na het stoten tegen een rots bij de Lizzard. Terwijl het water over de dekken spoelde kon de coaster zich een weg banen tussen de twee gevaarlijke riffen voor de ingang van de baai. Daarom werd het vaartuig in de modder van de buitenhaven van Porthleven vastgezet. Gistermorgen vroeg werd de “Friso” door de brandweer leeggepompt, waarbij zich echter nog een moeilijkheid voordeed. De lading porseleinaarde ging schuiven, waardoor ook de pompen verstopt raakten. De wind was intussen zuidoost geworden en stuwde het water hoog op, waardoor de coaster gevaar liep te breken. De loodsen en de vissers wisten het evenwel te klaren en de “Friso” veilig in de binnenhaven te loodsen. Kapitein K. Pinkster, een Groninger, heeft zijn dank uitgesproken jegens de vissers van Cornwall en de loodsen Charles Arthur (58 jaar) en Leonard English (43 jaar), die uit hun ranke open boot aan boord van de “Friso” sprongen en het schip over een afstand van 2,5 mijl veilig de haven van Porthleven wisten binnen te brengen. "Deze loodsen hebben zich schitterende zeelieden getoond” aldus kapitein Pinkster. Zij kennen hun kusten uitstekend en wij zijn hun dank verschuldigd, omdat zij ons in veiligheid hebben gebracht en voor het feit dat de “Friso” thans veilig in de haven ligt.
Het Parool 25-03-1955: Kapitein twee weken geschorst. De Raad voor de Scheepvaart heeft de 47-jarige kapitein J. P. uit Groningen de bevoegdheid om als kapitein te varen voor de tijd van twee weken ontzegd. Op 4 Januari van dit jaar is het schip, waarop kapitein P. voer, het 249 brt metende ms „Friso", bij Lizard Head op een rots gestoten en beschadigd. De Friso" was op weg van Parr naar Preston met een lading porceleinaarde. Even nadat Lizard Head gepasseerd was besloot de kapitein in verband met de slechte weersomstandigheden —er stond een flinke Oostenwind en er waren dichte sneeuwbuien — de luwte in een der baaien ter plaatse op te zoeken. Het schip is ten slotte vroeg in de morgen tegen een hoge rots gestoten, waarbij op twee plaatsen in de huid lekken ontstonden. In een kleine haven is de „Friso" aan de grond gezet en voorlopig gerepareerd.
Bijvoegsel tot de Nederlandse Staatscourant van Vrijdag 29 April 1955, no.83.
No.36 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake het aan de grond lopen van het motorschip „Friso" nabij Lizard Head. Betrokkene: de kapitein J, Pinkster, Op 4 Januari 1955 is het motorschip „Friso" op de reis van Par naar Preston tijdens stormweer en slecht zicht door sneeuw nabij Lizard Head aan de grond gelopen. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur- generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit aan de grond lopen en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein, J. Pinkster, wonende te Groningen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 24 Maart 1955, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein en de bestman, zomede van de te Penzance afgelegde scheepsverklaring, benevens het scheepsdagboek en de gebruikte Engelse kaarten no. 442 — Lizard Head to Start Point — en no. 777 — St. Agnes to Gerrans Bay —, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was medegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Friso" is een Nederlands schip, toebehorende aan J. Klugkist, te Amsterdam. Het meet 249,9 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 195 pk motor. Na te Par een lading porceleinaarde te hebben ingenomen, vertrok de „Friso" op 3 Januari 1955, te 23.30 uur, vandaar met bestemming Preston. De diepgang was vóór 8', achter 8'06". De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 6 personen. De wind was oost 7/8; de kapitein rekende er op, dat deze, na het passeren van Lizard Head, van achter in zou komen en dat hij na Lands End lij zou hebben van de wal. Het weerbericht sprak van krachtige wind tussen Oost en Z.O., met nu en dan sneeuwbuien. Na vertrek werd Z.W. (k) gestuurd; men liep volle kracht, 6 mijl. De log was bij vertrek op stand 0 uitgevierd. De wind kwam achterlijker dan dwars van bakboord in. Men ondervond geregeld sneeuwbuien, waarin het zicht slecht was. De kapitein was met de bestman en een roerganger op de brug. Toen men volgens de gis Lizard Head tot op 5 mijl was genaderd, zag de kapitein het vuur ruim aan stuurboord. Het schip stampte en slingerde zwaar. Te 5.15 uur werd Lizard Head noord (k) gepeild op een afstand, die op 3 mijl werd geschat. De kapitein liet nu west (k) sturen. Volgens de stroomatlas liep de stroom om de west. Nadat men het vuur nog enige keren had gepeild, achterlijker dan dwars aan stuurboord, verdween het in een zware sneeuwbui uit zicht. Tot 6 uur liet de kapitein west sturen. Het weer werd ondertussen zo slecht, met zware buien en hoge zee, dat de kapitein besloot lij te gaan zoeken in Mounts Bay. Hij liet toen 20° (k) sturen. Het schip werkte zwaar en nam veel water over. Het was daardoor niet mogelijk de log af te lezen; het zicht was slecht door sneeuwbuien. Te 6.20 uur besloot de kapitein met de kop op zee te gaan liggen en zette de motor op langzaam. Hij rekende er op, dat het schip, met deze vaart tegen wind en zee in, geen voortgang zou hebben; de stroom liep nog om de west. Te 6.35 uur was het potdik van sneeuw; plotseling werd de zee kalm; de kapitein begreep, dat er iets niet in orde was. Hij zette de motor op volle kracht achteruit en gaf order hard b.b.-roer. Tegelijkertijd stootte het schip; de motor werd gestopt. Bij het licht van de Aldislamp zag men aan s.b.-zij ter hoogte van de midscheeps enige rotsen en vóór bleek de steven te rusten tegen een hoge rots. Nadat de motor op achteruit was gezet, ging het schip achteruit en schuurde met s.b.-zij langs de stenen. Toen het schip vrij was gekomen van de stenen en zich in dieper water bevond, liet de kapitein b.b.-anker vallen. Uit een rondpeiling bleek, dat ruim en vóórpiek water maakten. De lenspompen werden bijgezet, maar na enige tijd stelde men vast, dat deze het binnenstromende water niet bij konden houden. Na 30 minuten ten anker te hebben gelegen, klaarde het zicht op en kon men het licht van Lizard Head peilen, oost (k). Daar het anker vast bleek te zitten, moest men dit laten slippen. Wegens het weer achtte de kapitein het bezwaarlijk naar Falmouth te gaan en besloot hij naar Porthleven te varen, hoewel hij wist, dat men daar alleen bij hoogwater binnen kan lopen. Langzaam voer men daarheen; te 10 uur kwam een loods aan boord. Het was niet mogelijk de „Friso" naar de binnenhaven te brengen; daar zij steeds dieper ging liggen, werd besloten haar in de buitenhaven aan de grond te zetten. Toen het water meer viel, kwam het schip droog te staan. Er werden pompen aan boord gebracht, waarna het schip werd lens gepompt. De vóórsteven bleek beschadigd te zijn en er was een gat in de huid aan s.b.-zij achter de midscheeps. De lekkage werd zo goed mogelijk voorzien en toen het water voldoende hoog stond, werd de „Friso" naar de binnenhaven verhaald. Hier is een plaat gelast op het gat in de zij en is in de vóórpiek een cementkist geplaatst. Daar de lading water had opgenomen, moest 20 ton worden gelost. Hierna mocht de „Friso" op 8 Januari 1955 de reis naar Preston voortzetten; zij arriveerde hier op 10 Januari 1955. Na lossing kreeg de „Friso" toestemming met een lading cokes naar Velsen te gaan en vandaar leeg naar Rotterdam voor reparatie. Ter zitting verklaarde de kapitein geheel overeenkomstig het hiervóór vermelde. Hij voegde daaraan toe, dat hij tevoren 1½ jaar als kapitein op de „Friso" had gevaren. Na vertrek van Par liep het schip volgens de log 6 mijl. Toen op 4 Januari 1955, tegen 5 uur, het vuur van Lizard in zicht kwam, was het op 4 streken aan stuurboord; betrokkene schatte de afstand toen op 5 mijl. Te 5.15 uur was dit licht noord op naar schatting 3 mijl afstand. De koers werd toen west; het zicht was matig door sneeuwbuien. Tot 6 uur is west gestuurd en betrokkene nam aan, dat hij in die tijd ongeveer 5 mijl had afgelegd. Daar het schip veel water overnam en zwaar werkte, besloot hij in de Mounts Bay opper te zoeken en liet hij vanaf 6 uur 20° sturen. Betrokkene heeft verklaard, dat het schip recht lag en de lading niet was overgegaan; de luiken waren goed afgesloten. Te 6.20 uur is betrokkene met de kop op zee gaan liggen. De vaart werd geminderd tot langzaam, de koers was ongeveer oost, de wind kwam toen recht van voren. Daar de stroom in het Kanaal toen om de west liep, nam betrokkene aan, dat het schip ongeveer op zijn plaats zou blijven. Het was dan ook een grote verrassing toen te 6.35 uur bleek, dat het schip zich vlak tegen de kust bevond. Betrokkene zegt niet te kunnen verklaren hoe hij met de gestuurde koersen op de wal is kunnen lopen. Hij geeft toe, dat de afstand tot Lizard Head wel veel geringer kan zijn geweest dan 3 mijl en dat het schip onder de invloed kan zijn gekomen van neerstromen onder de wal. Betrokkene heeft geen enkele keer het mistsein van Lizard gehoord. Toen het na het ten anker gaan, na vlot komen, iets opklaarde, zag betrokkene het schijnsel van Lizard in peiling oost over het land. Op die hoogte moet de ,.Friso" hebben gestoten. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat de „Friso", na op 3 Januari 1955 uit Par te zijn vertrokken, zich op 4 Januari in de morgen ter hoogte van Lizard bevond. Gedurende de nacht was tot 5 uur Z.W. gestuurd; deze koers liep 7 mijl vrij van Lizard; er stond een harde oostelijke wind; het schip zal daardoor zijn ingezet. Toen Lizard in zicht kwam, was het op 4 streken aan stuurboord op naar schatting 5 mijl afstand. Het licht kwam af en toe in zicht en men moet aannemen, dat het te 5.15 uur noord is gepeild. De kapitein schatte de afstand op 3 mijl. Het is waarschijnlijk niet mogelijk geweest van dit vuur een 4-streekspeiling te nemen, maar men had wel de afstand vrij behoorlijk kunnen vaststellen door een peiling met verzeiling. Wanneer men terugrekent vanaf de strandingplaats, moet de „Friso" te 5.15 uur veel dichter bij Lizard hebben gestaan dan 3 mijl. Hoe ervaren een kapitein ook mag zijn, het is vooral bij kustnavigatie noodzakelijk, dat geregeld wordt gepeild en deze peilingen met de tijden worden aangetekend. Na 5.15 uur is eerst west gestuurd, daarna 20" en tenslotte is men met de kop op zee gaan liggen. De kapitein wilde wegens slecht weer een oppertje zoeken; er was geen reden om bevreesd te zijn voor de luiken of de lading. Toch besloot de kapitein een rotsige kust op te zoeken; het besluit van de kapitein is niet overtuigend. Indien de afstand tot de kust te 5.15 uur kleiner geweest is dan 3 mijl, kan de „Friso" onder de invloed zijn gekomen van de neerstroom onder Lizard. Op een afstand van l½ mijl kan de neer zoveel invloed hebben gehad, dat het schip te 6.35 uur in kalm water kwam dicht bij de rotsen. Gelukkig is het schip behouden gebleven en zijn geen personen omgekomen. De inspecteur spreekt de hoop uit, dat dit ongeval er toe mag bijdragen, dat kapiteins van kusters meer zorg besteden aan het nemen van peilingen met bijbehorende tijden en de koerslijnen en peilingen in de kaart tekenen. De inspecteur acht de kapitein door zijn slordige navigatie medeschuldig aan deze ramp en stelt de Raad voor kapitein J. Pinkster te straffen door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van vier weken. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het motorschip „Friso" heeft op reis van Par naar Preston in slecht weer met sneeuwbuien enige malen gestoten op rotsen van de Engelse kust voorbij Lizard Head, nadat de kapitein lij was gaan zoeken in Mounts Bay. Volgt men zijn verklaring, dan zou het schip Lizard Head dwars zijn gepasseerd op 3 mijl afstand, daarna nog drie kwartier, over een afstand van omstreeks 5 mijl, in westelijke koers zijn doorgevaren en vervolgens 20 minuten over een afstand van omstreeks 2 mijl in koprs 20° (k), om daarop met langzaam draaiende motor met de kop op zee te gaan liggen. Dan is het echter onverklaarbaar, dat het schip reeds een kwartier later op de rotsen nabij Lizard Head is terechtgekomen. Daarom is het zeer waarschijnlijk, dat de afstand tot het vuur, bij het passeren daarvan, korter is geweest, met het gevolg, dat het schip toen het Mounts Bay was binnengevaren, spoedig door de daar gaande, aan de kapitein bekende neerstroom naar de kust is gezet. Dat het schip dichter bij Lizard Head is geweest dan betrokkene verklaart, wordt ook langs een andere weg bevestigd: hij zou namelijk de afstand van een punt op 5 mijl benoordoosten Lizard Head met dit vuur 4 streken over stuurboord tot dwars van dit vuur op een westelijke koers in een kwartier hebben afgelegd; dit was slechts dichter onder de kust mogelijk. Betrokkene had het vuur met verzeiling moeten peilen. Dit was mogelijk, omdat hij het enige malen, vóór en na het passeren, tussen de buien door heeft waargenomen. De omstandigheden waren niet gemakkelijk, maar er blijkt zelfs niet van een poging om de plaats nauwkeuriger te bepalen. Maar ook indien de schatting van de dwarsafstand op Lizard Head juist is geweest, was betrokkenes besluit om daar ter plaatse een opper te zoeken af te keuren. De toestand van schip of lading gaf er geen aanleiding toe. Van betrokkenes vrees, dat het schip op zee aan ernstig gevaar blootgesteld was, is bij onderzoek naar bijzonderheden niets overgebleven en door daar lij te zoeken, stelde hij het schip bloot aan de risico's van de neerstroom. Had betrokkene werkelijk kalmer water willen opzoeken, dan had hij meer noordwestelijk kunnen sturen, om enige mijlen verder in Mounts Bay het daglicht af te wachten. De Raad is mitsdien van oordeel, dat het ongeval mede te wijten is aan de schuld van betrokkene, en straft kapitein Jan Pinkster, geboren 19 April 1907 te Hoogezand, te dezer zake domicilie gekozen hebbende ten kantore van het Scheepvaartbedrijf „Gruno"' N.V., te Amsterdam, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van twee weken. Aldus gedaan door de heren prof. mr. J. Offerhaus, voorzitter, C. H. Brouwer, J. F. Verbeek en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de Raad van 24 Maart 1955. (Get.) J. Offerhaus, A. Boosman. |