1928-03-31: |
NvhN 31-03-1928: Drie weken in het ijs bekneld. Een avontuurlijke reis van den Groningschen motoroschoener „IDA”. Uit een ons door vriendelijke hand toegezonden briel van den heer B. A. Vos. machinist aan boord van de 4-mast motorschoener „Ida” (kapt. Westers van hier) aan zijn ouders — gedateerd: Reval 25 Maart — nemen wij het volgende over: Ik weet niet of u in de courant gelezen hebt, dat de „Ida" den 24 Februari Aalborg (Denem.) verliet naar Reval, geladen met krijt. Dat wij als verloren beschouwd werden zult u wel niet gelezen hebben. Gisteren zijn wij door een grooten ijsbreker, men zegt hier van 9000 P.K. machines, Reval binnen gesleept, na 3 weken lang in vast- en drijfijs te hebben gezeten. Wij waren als totaal verloren te Reval gesignaleerd; niet dat men ons niet wist liggen, wij zaten plm. 25 mijl van Reval af. Het ijs is hier 1/2—l Meter dik, als dat drijft en schuift, dan blijft er niet veel van een schip over. Bewijzen daarvan zijn hier in overvloed. Het s.s. „Fania", groot plm. 2000 ton, zat 4 uur in 't ijs en moet nu 15 nieuwe platen hebben. De „Laänerie", een 4-mast schoener groot 600 ton moet 33 nieuwe platen hebben. Deze was lek en is door duikers etc. drijvende gehouden. De ijsbreker heeft het binnen gesleept. Wij hebben slechts enkele deuken in het schip en zijn er goed afgekomen, wat een wonder is. Met groot enthousiasme werden wij in Reval ontvangen en van alle zijden gefeliciteerd. Men kon niet begrijpen, dat wij het er zoo goed hadden afgebracht en toch, bange dagen of nachten hebben wij niet gehad. Den 2 Maart zaten wij dan 3 mijl van de kust bij Wikterpal (Walajawa?) in vast ijs en konden noch voor- noch achterwaarts. Den 3 Maart zijn de stuurman, de kok en ik over het ijs naar Wikterpal geweest over de ijsschollen. Daarna moesten wij een uur in een slede zitten naar het dichtst bijzijnde postkantoor, vanwaar wij getelefoneerd hebben naar Reval om een ijsbreker. Toen konden wij geen hulp krügen: de groote ijsbreker was bij een ineengedrukt, lek, Noorsch schip, de kleine lag voor reparatie in het dok. 's Avonds toen wij van het land naar 't schip gingen, wij hadden ook nog wat brood meegenomen, konden wij niet anders dan telkens springend over de ijsschotsen. 't schip bereiken. De N.W. wind had het drijfijs aan het schuiven gebracht en op sommige plaatsen was het ijs wel 2 M. dik. Het lijkt bijna onmogelijk, maar stukken van 2 M. dik in het vierkant gaan recht tegen elkaar opstaan en schuiven over elkaar als stukjes papier en alles wat er tusschen ligt gaat stuk. Toen het ijs begon te kruien hebben wij den motor klaar gemaakt en na plm. 3 uren draaien voor- en achteruit kwamen wij los en hebben het schip plm. 50 Meter verder in vast ijs, een groote ijsschol, vast gezet. Met deze schol zijn wij zoo door den ganschen Finschen golfboezem gedreven, naar gelang de wind was; plm. een week lang werden wij uit Reval, dan hier, dan daar gesignaleerd. De laatste 2 weken lagen wij zoo stil als 't maar kon op plm. 2 mijl van Baltisport af, daar zijn wij nog 3 maal aan land geweest, wat zonder moeite ging. Den 20 Maart kwam de wind Z. Z.-W.-Z. en waren wij op onze posten, 's Avonds kwam de stoomboot „Else" tot dicht bij ons, wij waren toen plm. 15 mijl van land gedreven. Langs de kust was 't open water. De „Else" kon ook niet verder komen. Over het ijs gingen wij toen naar de “Else” deze telegrapheerde draadloos om hulp voor een ijsbreker. 's Avonds om 8 uur is onze ijsschots door de zee gebroken en moesten wij maken dat wij weg kwamen. Na een paar uur voor- en achteruit draaien kwamen wij vrij en zijn langs de „Else". die achter ons aan ging, in open water gekomen en weer bij Baltisport, voor anker gegaan. Den volgenden dag kregen wij van de „Else" bericht, dat er weer 2 schepen in nood waren en de ijsbreker er heen was om te helpen. De „Else" lag plm. 400 M. van ons af geankerd. Den daarop volgenden dag 's namiddags om plm. 4 nur kwam plotseling de kleine ijsbreker naar ons toe met een stoomschip achter zich aan. „Are you ready to follow us? „Yes", en daar gingen wij, eerst op eigen kracht tot wij vast liepen en niet verder konden. De stoomboot zat ook vast en om ons toe nog 2 stoomschepen. De ijsbreker kon de goede vaarweg niet meer vinden en wij wachtten toen tot den volgenden dag, toen wij 's morgens om 5 uur de pogingen hervatten. Wij kwamen niet meer vooruit. Doch toen kwam de ijsbreker vragen of wij gesleept wilden worden. „Allright". De ijsbreker gooide zijn tros van staaldraad over die een doorsnee had van een dikken arm. Deze moest door de ankerkluizen heen. Deze ijsbreker maakte nog vrijwel een 7 mijls vaart met ons door het ijs n.l. zijn dagelijksch open gehouden vaargeul. Plm. 10 mijl van Reval werd er geruild en kregen wij den grooten ijsbreker, die wel met een vaart van 13—14 mijl sleepte. Een lust om te zien, maar wel angstig voor den kapitein, die natuurlijk aan zijn schip dacht. Eindelijk kwamen wjj in Reval aan onder gejuich van 't publiek, wat zeer aardig was voor den kapitein. We werden van alle kanten gefotografeerd en zullen nu wel als helden der zee (of van het ijs) in de Russische en Estlandsche bladen staan. Zooals ik schreef hebben wij eenige deuken in 't schip, ook sprong ons een machinekop, maar deze hebben wij zelf weer gerepareerd. Dit is dus een interessante reis geweest, gelukkig zijn wij allen goed gezond. Het is hier nog vreeselijk koud en ijs, ijs en nog eens ijs. |