|
De aanvaring van de stomers KONING WILLEM III en RUBY. In de Straits Intelligence van 2 februari leest men: A writing has been issued at the instance of the owners of the British steamer RUBY against the steamship KONING WILLEM III for 9.000 dollars damages, occasioned by a collision which took place in the Moessi river at Palembang, on the 12th January 1884, between the steamship RUBY and the steamship KONING WILLEM III. Kent men nu de omstandigheden, waaronder de aanvaring plaats had, dan noemt men dit zeker een sterk stuk. Het feit echter in aanmerking nemende, dat hij processen over aanvaringen, de uit de aard van de zaak meestal zo eenvoudige zaken zo dikwijls niet te ontwarren zijn, doordat de afgelegde verklaringen lijnrecht tegen elkander indruisen, dan wordt de poging van de eigenaars van de RUBY enigszins verklaarbaar. De bijzonderheden van de aanvaring, welke mij ter ore zijn gekomen, waren de volgende: De 12e januari jl. des morgens te 5 uur had de aanvaring plaats op de Palembang rivier, tussen Kampong Serdang en Poeloe Aijam. De rivier is hier geheel schoon, zodat een stoomschip hier, vooral bij nacht, volgens de bepalingen verplicht is stuurboordwal te houden. Ten 4 u. 50 min. stoomde de KONING WILLEM III dicht onder deze stuurboordwal en zag toen vooruit, dicht onder dezelfde wal, een wit licht. Ziet men 's nachts een licht, dan gaat men zo spoedig mogelijk bij zich zelve na, wat dit licht kan beduiden, daar men 's nachts dikwijls zeer slecht over de afstand van een licht kan oordelen en dus spoedig moet handelen. In dit geval mocht men niet veronderstellen, dat het witte licht het toplicht van een tegenliggende stomer was, daar zulk een stomer de andere zijde van de rivier moest houden. Het witte licht moest dus zijn van een ten anker liggend vaartuig of van een prauw, die onder de wal tegen stroom op roeide. In beide gevallen moest de KONING WILLEM III uitwijken. Tussen de stuurboordwal en het witte licht was klaarblijkelijk geen ruimte genoeg, dus hield de KONING WILLEM III een weinig naar het midden van de rivier en stoomde zekerheidshalve halve kracht. Enige minuten daarna kwam bij het witte licht ook een groen licht inzicht. Zich weer rekenschap gevende van wat hij zag, moest de gezagvoerder het volgende denken. Ik heb nu te doen met een tegenliggende stomer, wiens groene licht ik aan stuurboord heb en die tegen de bepalingen handelt door de verkeerde wal te houden. 's Nachts niet over afstanden van lichten kunnende oordelen, vooral niet van een vaartuig dat zo dicht mogelijk langs een bosrijke rivieroever stoomt, mag ik in geen geval trachten om voor de boeg van de tegenliggende stomer over te lopen ten einde hem aan bakboord te passeren, waartoe ook niet de minste noodzakelijkheid bestaat. De bepaling omtrent het varen op rivieren, dat elke stomer zijn stuurboordwal moet houden, was het eerst overtreden door de RUBY, die zo dicht mogelijk stoomde onder de wal, die de WILLEM III moest houden en dan ook hield, tot hij voor een wit licht een weinig naar het midden van de rivier moest uitwijken, omdat er klaarblijkelijk aan de andere zijde geen ruimte was, zoals reeds vroeger werd vermeld. De wet spreekt verder alleen van bakboord passeren, wanneer twee schepen van elkander de twee zijlichten recht vooruitzien en elkander dus steven op steven ontmoeten. Heeft men een groen licht aan stuurboordzijde vooruit, dan mag men alleen aan stuurboord meer ruimte geven, door iets naar bakboord te houden, daar het 's nachts, vooral op een stromend vaarwater, niet raadzaam is elkander op een kleine afstand te passeren. Dit werd ook door de WILLEM III gedaan. Het groene licht, dus de stuurboordzijde van de tegenligger, werd op stuurboordboeg gezien. De koersen van de twee schepen konden elkander in geen geval snijden, voordat men elkander gepasseerd was. Van gevaar was geen sprake meer. Alleen hield de WILLEM III om de zoeven genoemde reden, nog een weinig meer naar bakboord en stoomde langzaam aan. Toen de schepen elkander zo tot op enige scheepslengten genaderd waren en elkander juist zouden passeren, ziet men aan boord van de WILLEM III plotseling het groene en rode en daarna alleen het rode licht van de andere stomer. De RUBY had dus tegen alle regels in, op het laatste ogenblik, het roer aan bakboord gelegd en wilde voor de WILLEM III over lopen. Daar hij hiermede gewacht had, tot de schepen elkander zeer dicht genaderd waren, liep hij de WILLEM III voor de boeg, ofschoon deze stomer, zodra het rode licht van de RUBY werd gezien, gestopt had en tijdens de aanvaring met volle kracht achteruitsloeg. Bij deze aanvaring kan dus moeilijk iets aan de KONING WILLEM III worden ten laste gelegd. Gaan wij nu een ogenblik na, wat de gezagvoerder van de RUBY zou kunnen aanvoeren, om zijn grove fouten te verontschuldigen. Zijn eerste fout; het stomen onder bakboordwal, is voor geen verontschuldiging vatbaar. Na het passeren van Poeloe Aijam werd hij door niets verhinderd naar de stuurboordwal over te lopen. Dit verzuim is de aanleiding tot de aanvaring geweest. De gezagvoerder van de RUBY zal waarschijnlijk, deze fout erkennende, beweren dat hij voor de boeg van de KONING WILLEM III heeft willen overlopen, ten einde die fout te herstellen. Wil men echter een fout herstellen, door een nog onvergefelijker overtreding van de bepalingen omtrent het uitwijken van schepen, dan moet men van de goede uitslag zeker zijn en de proef had niet mogen genomen worden, toen de schepen op het punt stonden elkander te passeren. Verder zal de gezagvoerder misschien beweren, dat hij de afstand nog groot genoeg achtte om vóór over te kunnen lopen. Dat hij dit dacht kan wel zijn. De uitkomst heeft echter bewezen dat hij verkeerd dacht. Waren de schepen niet reeds zo dicht bij elkander geweest, dan had misschien nog de fout van de RUBY geredresseerd kunnen worden. De afstand was echter zo gering dat het enige gevolg hiervan zou geweest zijn dat de aanvaring heviger was geworden. Een dergelijke gewaagde manoeuvre kan alleen door goed succes worden gerechtvaardigd. Mislukt dezelve, dan wordt men veroordeeld door de bepalingen, die gebieden dat men moet stoppen en achteruitslaan, wanneer er gevaar voor aanvaring bestaat. Veel zal misschien worden opgehelderd, wanneer men onderzoekt hoeveel stuurlieden aan boord van de RUBY zijn, om wacht te doen en uit te kijken. Zou ook op de bemanning van vele dergelijke stoomschepen niet de volgende zinsnede van toepassing zijn, die ik onlangs in de december aflevering van the Nautical Magazine las? The equipment of many steamers is such as to render them a danger to themselves and all who have the misfortune to meet them. Ten slotte is het misschien niet overbodig te vermelden, dat niet alleen door de equipage maar ook door verscheidene passagiers geconstateerd is, dat de seinlichten van de KONING WILLEM III behoorlijk hebben gebrand.
|