1934-10-15: |
NvhN 16-10-1934: De „MR. HARM SMEENGE” van stapel geloopen. De „peetvader” aan het woord. (Van onzen correspondent) Van de werf van Gebr. Van Diepen te Waterhuizen is gister met goed gevolg te water gelaten een stalen motorschip, groot pl.m. 300 ton, hetwelk zal worden voorzien van een 200 P.K. Brons-motor, van 2 dekmotoren van de firma D. Gorter te Hoogezand en van lieren van de firma Bodewes te Foxhol. Het is gebouwd onder toezicht van Bureau „Veritas" en „Scheepvaartinspectie", groote kustvaart, voor rekening van kapitein De Groot te Kampen. Aan deze te waterlating was een bijzondere plechtigheid verbonden. Het schip werd namelijk op de gebruikelijke wijze "Mr. Harm Smeenge" gedoopt en wel door den grijzen afgevaardigde zelf, die daarbij een rede hield. Het nieuwe schip de „Mr. Harm Smeenge" zal behooren tot wat men gewoonlijk noemt de kleine kustvaarders, bedrijfstak, die vooral in het Noorden des lands en vooral in de provincie Groningen beoefenaars vond, aldus spr. In hoofdzaak waren het de Veenkoloniën, die zich op deze vaart toelegden. Voornamelijk richtte de vaart zich naar het Oosten, naar Bremen, Hamburg, de havens aan de Oostzee, maar ook naar het Westen, naar Engeland, het Kanaal en verder. Uit deze zeevaart kwamen voort mannen, die de groote vaart beoefenden; in hoofdzaak recruteerde zij haar krachten uit de binnenvaart, waarmede zij ook door den aard van het bedrijf in nauwe relatie staat, te meer waar zij werkzaam is als combinatie van buiten en binnenvaart. In meerdere mate was dit het geval, enger nog was het contact, toen de uitoefening van de kleine kust- en wadvaart nog buiten de Regeeringsbemoeingen stond en ieder binnenschipper met ondernemingsgeest zich op de Oostzee en andere vaart van dien aard kon toeleggen. Het stellen van eischen door de Regeering aan schip en bemanning, hoezeer nuttig en opvoedend, maakte de sprong van binnenvaarder tot kustvaarder zeker niet gemakkelijker, te meer, waar aan de te stellen schoolsche eischen voor den gezagvoerder niet zonder moeite door den schippers jongen is te voldoen. De ontwikkeling der kustvaart in de laatste jaren, hoewel ongunstig beinvloed in de jongste tijden door den achteruitgang in het handelsverkeer, is in zooverre verheugend, dat zonder twijfel mag worden gesproken van een herovering van een verloren terrein en dit opnieuw uit de kringen, die ten allen tijde het gebruik menschelijk materiaal voor de kustvaart hebben geleverd, uit de binnenvaart. Geen wonder, dat de vereeniging „Schuttevaar" en in het bijzonder haar voorzitter zich hierin verheugen, zich steeds hebben verheugd, wanneer de agenda der jaarvergaderingen der Vereeniging in voorstellen getuigenis aflegde van het feit, dat de kustvaarder zich in de kringen der binnenvaart niet vreemd gevoelde. Van dien band zal straks getuigen de naam Mr. Harm Smeenge, die van den voorzitter van Schuttevaer, wanneer deze straks ver buiten de landspalen zal worden rondgedragen, naar wij hopen in de meest gunstige omstandigheden, op die wateren en in die streken, welke van oudsher de mogelijkheid openden voor de expansie onzer binnenvaarders. Later, binnenkamers, wees mr. Smeenge op de slechte toestanden in de schipperij, daarbij den wensch uitsprekend, dat de Regeering steun zou verleenen, waarvoor hij de medewerking inriep van den heer Mellema, Scheepvaartinspecteur voor het 3e district te Groningen, die ook aanwezig was. Verder waren tegenwoordig mevr. Van Riel-Smeenge, insp. van het lage onderwijs te Assen, de heeren Keizer en Buisman, resp. secretaris en eerelid van „Schuttevaer" leveranciers en vele andere belangstellenden, van wie nog enkele het woord voerden. Een der heeren van Diepen bracht allen dank in het bijzonder den heer mr. Harm Smeenge, daarbij de hoop uitsprekende, dat het schip altijd zijn naam waardig zou blijven. |