|
Koninklijke West-Indische Maildienst. Aan het verslag over het boekjaar 1913 wordt het volgende ontleend: Gebruik makende van de desbetreffende clausule van het in 1906 gesloten contract nam de United Fruit Company in het afgelopen jaar de stoomschepen COPPENAME en SURINAME van de Maatschappij over. Daarmee werd de bananenvaart, welke in de afgelopen jaren op een verlies van ruim NLG 1.400.000 (rente ad 4% inbegrepen) te staan kwam, ten einde gebracht. De vaart tussen New York en Suriname werd, na die verkoop ettelijke maanden door gehuurde schepen, eveneens met verlies, en daarna door twee aangekochte passagiers- en vrachtschepen, de stoomschepen ST. JAN en ST. THOMAS, welke men in NICKERIE en COMMEWYNE herdoopte, voortgezet. De directie hoopt dat de lijn van nu af betere resultaten zal afwerpen. In het begin van het jaar voerde men met de Regering besprekingen, ditmaal met betrekking tot het vervoer van bananen van Suriname naar Nederland. De directie deed desbetreffende voorstellen en toen het bleek dat de regering daaraan gekoppeld wenste een voorstel tot het financieren van de cultuur en de verkoop van het product, handelingen welke niet binnen de werkkring van de Maatschappij vallen, werd met enige mannen uit de financiële wereld een comité gevormd waarvan het lid, de heer J. Sibinga Mulder (oud-administrateur van een cultuuronderneming op Java, door wie reeds in verschillende tropische landen onderzoekingen betreffende tropencultures werden gedaan), een plaatselijk onderzoek instelde naar de voorwaarden waaronder de bacoven cultuur in Centraal-Amerika gedreven wordt en in Suriname gedreven zou moeten worden, om het mogelijk te maken dat zij, tegenover de er aan verbonden risico's, ook voldoende winsten afwerpt. Het door de heer Sibinga Mulder uitgebrachte rapport luidde, ten aanzien van de in Suriname bestaande natuurlijke voorwaarden gunstig, ten opzichte van de aldaar gevolgde plantwijze ongunstig. Mits deskundig geleid, uitgerust met een aanzienlijk kapitaal en verzekerd van goede verkoopprijzen in Europa, zou een bacovencultuur- en transportonderneming een goede kans van slagen hebben. Deelneming van de United Fruit Company, het lichaam dat de handel in bananen vrijwel beheerst, werd echter een vereiste geacht; toen deze maatschappij onlangs meedeelde, dat zij niet opnieuw kapitaal in Suriname wenste te wagen, moest van de zaak worden afgezien. De stoomschepen JAN VAN NASSAU en LODEWIJK VAN NASSAU, die respectievelijk 23 mei en 1 augustus in de vaart werden gebracht, voldoen geheel aan de verwachtingen. De stoomschepen PRINS WILLEM III en PRINS WILLEM IV werden in de loop van dit jaar verkocht voor prijzen die de boekwaarde belangrijk overschreden. In december opende men een driewekelijkse dienst met van de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij gehuurde vrachtschepen op Venezuela, COLUMBIA en COLON; het is echter het voornemen deze, in de aanvang van 1915 te vervangen door drie modern ingerichte passagiers- en vrachtschepen van ongeveer 5.100 ton laadvermogen en kunnende vervoeren 110 passagiers 1e klasse. Twee van deze, namelijk de stoomschepen VENEZUELA en COLUMBIA, zullen door de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam gebouwd worden, terwijl men in december de bouw van het stoomschip ECUADOR opdroeg aan de Kon. Maatschappij ‘De Schelde’ te Vlissingen. De steiger en de opslagloods voor goederen te Paramaribo werden aanzienlijk uitgebreid. Onder goedkeuring van commissarissen besloot de directie vanaf 1 januari 1914, het personeel van de Maatschappij, onder zekere voorwaarden, aanspraak te verlenen op een pensioen, zowel voor hen zelf als voor hun weduwen en wezen; in verband hiermee werden door de buitengewone vergadering van aandeelhouders, gehouden op 8 december 1913, enige wijzigingen in de statuten aangebracht, waardoor de mogelijkheid geopend is, jaarlijks vast te stellen bedragen uit de winst op een pensioenrekening te boeken en werd het creditsaldo van het ondersteuningsfonds op deze rekening overgebracht. De stoomschepen, in de hoofdlijn varende, volbrachten in dit boekjaar 26 reizen en die, welke in de New York-Paramaribo-Lijn voeren, 25 reizen. Voor ernstige averijen werd de vloot gespaard. Het geldelijk resultaat, verkregen met de exploitatie over het jaar 1913, is minder bevredigend dan over het voorafgaande boekjaar, hetgeen voornamelijk toe te schrijven is, behalve aan het bovenvermeld verlies, geleden met de New York-Paramaribo Lijn en aan buitengewone reparatiekosten, aan de mindere winst, gemaakt met de ‘Assurantie Eigen Risico’, alsook aan de omstandigheid, dat in 1912 op de hoofdlijn winst op één reis meer dan in 1913 geboekt kon worden. De directie stelt voor, de winst uit de verkoop van de twee schepen verkregen ad NLG 145.000 te reserveren voor diverse belangen. Het bruto winstsaldo, inclusief saldo Ao Pa, bedraagt NLG 687.492 (v.j. NLG 866.698), wordt hiervan afgetrokken; het koersverschil op beleggingen NLG 4.774 (NLG 9.086), afschrijving op de stoomschepen NLG 281.369 (NLG 381.247), afschrijving op ponten en barkassen NLG 1.999, afschrijving op inrichtingen te Paramaribo NLG 10.000; reserve voor diverse belangen NLG 145.000, dan blijft voor verdeling beschikbaar NLG 244.350 (NLG 323.515), waarvan 6% (v.j. 7%) als dividend uit te keren. Van de 4% geldleningen van 1900 en 1907 waren op 1 jan. 1913 in omloop 1.830 obligaties tot een bedrag van NLG 1.830.000. In 1913 werd uitgeloot tot een bedrag van NLG 110.000, zodat het bedrag van de leningen 1900 en 1907 op 31 dec. 1913 is NLG 1.720.000. De 10 stoomschepen van de Maatschappij staan op de balans voor NLG 4.145.000. Er is achtereenvolgens op afgeschreven NLG 1.825.763. De loodsen en steigers te Paramaribo staan op de balans voor NLG 94.000. Er is achtereenvolgens op afgeschreven NLG 234.667. Het kantoorgebouw staat op de balans voor NLG 40.000. Er is achtereenvolgens op afgeschreven NLG 34.100. Het reservefonds was op 1 jan. 1913 groot NLG 227.100. Er wordt aan toegevoegd 20% van de overwinst NLG 12.724, zodat het thans bedraagt NLG 239.824. Het assurantiefonds bleef onveranderd op NLG 500.000. De commissarissen, de heren G.A. baron Tindal en Abram Muller, zijn volgens rooster aan de beurt van aftreden, doch herkiesbaar. Op de balans paraisseren o.a. onder het debet: Stoomschepen NLG 4.145.000 (NLG 3.439.400), idem in aanbouw NLG 405.661 (NLG 582.694), prolongatie NLG 330.000 (NLG 1.428.000), beleggingen in fondsen NLG 431.211 (NLG 452.698), debiteuren NLG 1.523.186 (NLG 837.376). reisonkosten lopende reizen NLG 375.968 (NLG 291.956), en onder het credit: Kapitaal NLG 7.000.000, onuitgegeven aandelen NLG 3.500.000 = NLG 3.500.000 (onveranderd), crediteuren NLG 527.669 (NLG 371.523). reservefonds NLG 239.827 (NLG 227.100), assurantiefonds NLG 500.000 (onveranderd), pensioenrekening NLG 129.069, ontvangen vracht en passage lopende reizen NLG 372.797 (NLG 384.014), dividend 1913 NLG 210.000 (NLG 245.000).
|