1952-08-08: |
Op de Seine in aanvaring met de Nederlandse kustvaarder “Ibis” 1926-175 BRT.
De Tijd 11-08-1952: Aanvaring tussen Ned. Kustvaartuigen. Het 175 brt metende schip “Ibis" van C. Holscher's kustvaartbedrijf te Rotterdam, op weg van Rouaan naar Londen, is juist buiten de monding van de Seine in aanvaring geweest met het schip "Ary Scheffer", groot 375 brt. van de C. V. Havreboot te Rotterdam, op weg naar Rouaan. De „Ibis" werd aan bakboordziide zeer ernstig beschadigd, terwijl de "Ary Scheffer'' schade opliep aan de voorsteven. Beide schepen hebben daarop koers gezet naar Le Havre.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Donderdag 26 Februari 1953, no. 40. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart: No.14. Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart in zake de aanvaring van het motorschip „Ibis" met het motorschip „Ary Scheffer" op de rede van Le Havre. Betrokkenen: G. Sloots, kapitein, en J. Vos, bestman van de „Ibis", en G. Post, kapitein, en C. Sol, 2de-stuurman van de „Ary Scheffer". Op 8 Augustus 1952 is het motorschip „Ibis" na vertrek van Rouaan, op de reis naar Londen, op de rede van Le Havre in aanvaring gekomen met het motorschip „Ary Scheffer", dat van Rotterdam op weg was naar Le Havre. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze aanvaring en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein G. Sloots van de „Ibis", wonende te Rotterdam, de bestman van dit schip, ). Vos, wonende te Groningen, de kapitein van de „Ary Scheffer", G. Post, wonende te Rotterdam, en de stuurman van dit schip, C. Sol, wonende te Vlissingen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 14 Januari 1953, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein, de bestman en de roerganger van de „Ibis" en de kapitein en de 2de-stuurman van de „Ary Scheffer", zomede van een verklaring van de loods van de „Ary Scheffer", benevens de door beide schepen afgelegde scheepsverklaringen, de dagboeken en de gebruikte kaarten, en hoorde ter zitting de kapitein en de bestman van de „Ibis" en de kapitein en de 2de-stuurman van de „Ary Scheffer" als betrokkenen buiten ede. De voorzitter zette de betrokkenen, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hun gelegenheid tot hun verdediging aan te voeren hetgeen zij daartoe dienstig achtten, hun daarbij het laatste woord latende. De betrokkenen G. Post en C. Sol hadden hun verdediging opgedragen aan mr. A. Blussé van Oud-Alblas, die zich bereid verklaarde deze taak te aanvaarden. Uit de verklaringen en bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Ibis" is een iNederlands schip, toebehorende aan P. L. Moorlach, te Arnhem. Het meet 172 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 150 pk motor. Op 7 Augustus 1952 vertrok de „Ibis", beladen met stukgoed, van Rouaan met bestemming Londen. De diepgang was vóór 4', achter 6', de bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 6 personen. Te 0.45 uur van 8 Augustus werd de loods buiten de haven van Le Havre ontscheept. Het was goed, helder weer; de wind was W.Z.W. 4 tot 5. De kapitein stelde koers naar de aanloopboei van de rede, hield deze iets aan stuurboord. De koers was N.W.(m). De vaart was volle kracht, 6 mijl. Het was stil water. Toen het schip koers lag, gaf de kapitein de wacht over aan de bestman, die reeds 15 maanden bij de kapitein had gevaren en die sinds 24 Mei 1952 bestman was. De kapitein gaf de bestman order de boei aan stuurboord te houden en na het passeren 22° (k) te sturen. Een lichtmatroos stond aan het roer. De koers naar Dungeness is vandaar 33° (k), maar de kapitein wilde 1 streek opsturen voor drift. De lichten van de wal en van het vuurschip waren duidelijk te zien. Te 0.55 uur ging de kapitein naar beneden. Te 1.15 uur werd de boei gepasseerd, de bestman veranderde tot 22° (k). Hij passeerde hierna aan bakboord een schip, dat ten anker lag, en daarna aan stuurboord een schip, dat naar binnen voer. De navigatielichten van de „Ibis" brandden helder en het schip stuurde goed. De bestman was van plan om, wanneer het vuurschip aan bakboord en Le Hève aan stuurboord dwars waren, de log uit te vieren. De bestman stond in het stuurhuis, waarvan alle vier frontramen geopend en de deuren in de zij gesloten waren. Deze deuren hebben ramen; ook zijn er ramen aan de achterkant van het stuurhuis. Plotseling zag de bestman op 7 streken aan bakboord op een afstand van 80 a 100 m de silhouet van een schip, dat recht op de „Ibis" aanlag, en onderscheidde tegelijk een toplicht en een groen boordlicht. Hij gaf onmiddellijk een lange stoot op de fluit ter attentie en controleerde de navigatielichten; deze brandden helder. Daar hij van mening was, dat een aanvaring onvermijdelijk was, liet hij hard s.b.-roer geven om niet dwarsin te worden geraakt. Ongeveer een minuut na het geven van het fluitsein werd de „Ibis" aan b.b.-zij in de midscheeps vrijwel onder een rechte hoek aangevaren door het andere schip, dat bleek het motorschip „Ary Scheffer" te zijn. De bestman had geen enkel sein van het andere schip gehoord. De kapitein, die juist te bed was gegaan, hoorde te 1.40 uur een lange stoot op de fluit van zijn schip. Hij ging direct naar de brug, maar vóórdat hij iets had gezien, voelde hij, toen hij op de brug kwam, een zware stoot. Hierna zag hij het toplicht en het groene vuur van de „Ary Scheffer"; hij hoorde geen enkel geluidssein. Zodra de schepen vrij waren, besloot de kapitein terug te keren naar Le Havre. De „Ibis" was ernstig beschadigd, maar maakte geen water. Te Le Havre is de „Ibis" voorlopig hersteld. Van de zijde van de „Ary Scheffer" is het volgende verklaard: De „Ary Scheffer" is een Nederlands schip, toebehorende aan de C.V. Havreboot, te Rotterdam. Zij meet 375 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 575 pk motor. Op 6 Augustus 1952 te 20.30 uur was de „Ary Scheffer", beladen met stukgoed, vertrokken van Rotterdam met bestemming Le Havre. De diepgang was vóór 7'4", achter 87". De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 11 personen. Op de HW van 8 Augustus 1952 naderde de „Ary Scheffer" het Havre-vuurschip. De kapitein bevond zich op de brug met de 2de-stuurman en een roerganger. Het was buiig weer met goed zicht, de wind was Z.W. 6. Te 0.30 uur deelde de loodsboot via de radio mee, dat de „Ary Scheffer" moest wachten op twee grote schepen, waarvan het ene zou binnenlopen, het andere zou uitvaren. De kapitein hield gaande twee mijl benoorden de uiterton. Hij liet het schip drijven en gaf af en toe een paar slagen vóóruit om de kop op zee te houden. Nadat de twee genoemde schepen waren gepasseerd, kwam de loodsboot naar de „Ary Scheffer" en gaf te 1.40 uur een loods over. De „Ary Scheffer" lag toen ongeveer Z.Z.O. voor; de loods gaf opdracht 113°(k) (105° r.w.) te sturen. De machine werd op langzaam vóóruit gezet en men gaf b.b.-roer. Na twee minuten lag het schip koers en werd volle kracht vóóruit gegeven. De navigatielichten brandden helder. De 2de-stuurman nam het roer over. Na ongeveer drie minuten volle kracht te hebben gedraaid, gaven loods en 2de-stuurman een schreeuw, daar zij op drie streken aan stuurboord op slechts 40 m afstand plotseling een toplicht en een rood zijlicht zagen. Onmiddellijk werd de telegraaf op volle kracht achteruit gezet en werd hard b.b.-roer gegeven. Vóórdat men een geluidssein kon geven, had te 1.45 uur een aanvaring plaats en trof de kop van de „Ary Scheffer", die nog 105° r.w. voorlag, b.b.-midscheeps van het motorschip „Ibis" onder een hoek van ongeveer 30° tussen beide achterschepen. De uiterton was toen aan stuurboord achteruit op ongeveer twee mijl afstand. De vaart van de „Ary Scheffer" was op het moment der aanvaring 4 a 5 mijl. De „Ibis" schoof langs de boeg van de „Ary Scheffer" en kwam dan vrij. De „Ary Scheffer" had enige schade aan de boeg. Beide schepen begaven zich naar Le Havre. Zowel kapitein als 2de-stuurman beweren, dat zij goed hebben uitgekeken naar lichten van andere schepen; op het moment, dat de loods aan boord kwam, was van de „Ibis" niets te zien. De loods verklaarde geheel overeenkomstig de kapitein en de 2de-stuurman. Ter zitting verklaarde kapitein G. Post, dat de „Ary Scheffer" op één mijl afstand van de redeboei op 8 Augustus te 1.40 uur de loods overnam. De loods gaf op 113° (k) te sturen. Gedurende de koersverandering naar bakboord werd langzaam, daarna volle kracht gevaren. Er liep vloed. De volle-kracht-vaart van de „Ary Scheffer" is 9,5 mijl. De kapitein schat de vaart op het moment der aanvaring op 7 mijl. Tijdens het wachten hadden betrokkene en de stuurman steeds goed zicht naar de wal, maar hebben de „Ibis" niet zien naderen. Betrokkene stond aan s.b.-zij van de brug en bleef daar, ook nadat de loods aan boord was gekomen. De deuren en ramen van het stuurhuis stonden alle open. Nadat een groot schip was uitgevaren en een ander naar binnen was gegaan, kwam de loods aan boord. De 2de-stuurman nam het roer over. Na ongeveer drie minuten in koers 113° te hebben gevaren, zag betrokkene op drie streken aan stuurboord zeer dichtbij een toplicht en het rode licht van de „Ibis". Onmiddellijk werd de telegraaf op volle kracht achteruit gezet en het roer stuurboord aan boord gedraaid, maar vóórdat deze orders effect hadden, had de aanvaring plaats. Betrokkene neemt niet aan, dat de lichten van de „Ibis" niet te zien waren geweest door lichten aan de wal. De ooghoogte op de brug van de „Ary Scheffer" is 8 m. Na de aanvaring heeft de stuurman een peiling afgezet en de loods nam ook een peiling. Fe Le Havre, aan boord van de „Ibis", zag betrokkene, dat van het stuurrad van dit schip drie spaken waren gebroken. Hij vernam, dat bij de aanvaring het stuurrad tegen een been van de bestman was geslagen en dat daarbij drie spaken waren gebroken. De 2de-stuurman van de „Ary Scheffer" verklaarde ter zitting nog, dat hij tegen 1.40 uur naar beneden ging om de loods te halen. Hij keek toen uit naar stuurboord en zag niets van de „Ibis" en ging dan naar bakboord, waar hij de loods ontving. Tijdens het gaande houden had betrokkene samen met de kapitein steeds uitgekeken. Toen de loods op de brug kwam, nam betrokkene het roer. Hij zag even later dichtbij aan stuurboord de lichten van de „Ibis". Na de aanvaring riep betrokkene de ,,Ibis" toe. Hij vernam als antwoord, dat de „Ibis" water maakte en naar Le Havre terugkeerde. Kapitein G. Sloots van de „Ibis" verklaarde ter zitting, dat hij, toen de loods op de rede van Le Havre was ontscheept, even naar zijn hut was gegaan en daarna naar de brug was teruggekeerd. Tot 1.00 uur is betrokkene op de brug gebleven en gaf toen de wacht over aan de bestman. Betrokkene achtte het verantwoord toen de bestman de wacht over te laten; hij had vertrouwen in diens capaciteiten, de navigatie was niet moeilijk en er was weinig scheepvaart. Betrokkene had tot 1.00 uur steeds gestaan en zou om 4.00 uur weer op wacht komen en dan tot Londen bij de hand moeten blijven. De navigatielichten brandden helder. Betrokkene heeft vóór het weggaan rondom uitgekeken. Hij werd te 1.40 uur gewekt door een stoot op de fluit van de „Ibis". Hij haastte zich naar de brug, maar de aanvaring vond plaats op het moment, dat hij bovenkwam. De bestman had zich bezeerd aan zijn rechterbeen, omdat het stuurrad terug was geslagen en zijn been had geraakt, drie spaken waren afgebroken. De bestman van de „Ibis", J. Vos, verklaarde ter zitting, dat hij op 8 Augustus te 1.00 uur de wacht overnam; de navigatielichten brandden helder. Te 1.15 uur passeerde hij de redeboei aan stuurboord en veranderde dan tot 22°. Betrokkene stond in het stuurhuis, waarvan de ramen openstonden. Hij moest voortdurend letten op het sturen van de lichtmatroos-roerganger. Betrokkene zag plotseling de lichten van de „Ary Scheffer" op 7 streken aan bakboord op ongeveer 80 m afstand. Betrokkene gaf een lange stoot op de fluit en hielp de roerganger het roer stuurboord aan boord te draaien. Door de schok van de aanvaring kwam zo grote kracht op het stuurrad, dat dit terugdraaide en zijn rechterbeen trof. Drie spaken braken hierbij af. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat, wanneer men de verklaringen van beide schepen los van elkaar bekijkt, de navigatie van deze schepen geheel normaal is, totdat ze elkaar plotseling zeer dichtbij zagen. De „Ibis" had de rede van Le Havre verlaten, rondde de edeboei en zette dan koers op Dungeness. De „Ary Scheffer" wachtte enige tijd benoorden deze boei, nam te 1.40 uur de loods over en zette koers naar Le Havre. De bestekken, welke beide schepen voor de aanvaring opgeven, verschillen iets. Terwijl het helder weer was, zag plotseling de „Ibis" de lichten van de „Ary Scheffer" op 80 m afstand en dit schip de lichten van de „Ibis" op 40 m afstand. Niemand heeft duidelijk kunnen maken, waarom de schepen elkaar niet eerder hebben gezien. Beide schepen hebben zich schuldig gemaakt aan het niet houden van goede uitkijk. De „Ary Scheffer" is hierin het meest schuldig, want de „Ibis" had het recht van de weg. De inspecteur is van mening, dat de bestman van de „Ibis" niet voldoende bekwaam kan worden geacht om ter plaatse zelfstandig de wacht te doen. Het is bekend, dat de dienst voor de kapitein op deze kleine schepen zeer zwaar is; het was dan beter geweest te Le Havre te wachten, als de kapitein te vermoeid was. Als de kapitein langer op de brug was gebleven, zou er veel kans zijn geweest, dat men de „Ary Scheffer" eerder zou hebben gezien en eerder een attentiesein had gegeven. De bestman had het nu te druk met de navigatie en het letten op de roerganger. De „Ary Scheffer" had op en neer gehouden en kreeg te 1.40 uur de loods aan bakboord aan boord. Hierna is veranderd tot 113° (k). Op de brug is daarbij uitgekeken naar de boei en heeft men zo te weinig opgelet of aan stuurboord een schip naderde. Men zag de „Ibis" te laat en kon niets meer doen om de aanvaring te voorkomen. De inspecteur acht de kapitein van de „Ary Scheffer" het meest schuldig en stelt voor deze te straffen door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen te ontnemen voor de tijd van 2 weken. De 2de-stuurman C. Sol gaat geheel vrijuit, hij stond aan het roer. De kapitein en de bestman van de „Ibis" gaan niet geheel vrijuit. De kapitein liet te vroeg de wacht over aan een niet geheel vertrouwd persoon en de bestman keek onvoldoende uit. De inspecteur stelt voor beiden te straffen door het uitspreken van een berisping; voor de bestman, die ongediplomeerd is, kan geen strengere straf worden geëist. De raadsman gaat in het algemeen accoord met de conclusie van de inspecteur. Hij is eveneens van mening, dat kapitein Sloots te vlug de wacht overliet aan zijn bestman. Op de „Ary Scheffer" was de kapitein voortdurend op de brug. Het betrof hier een geval van twee schepen met kruisende koersen. Ze zagen elkaar te laat; dan moet dit beiden in gelijke mate worden verweten. Daarom is het vreemd, dat de kapitein van de „Ary Scheffer" meer schuldig wordt geacht. Hoe is het mogelijk, dat de „Ibis" zo laat is gezien?; de „Ibis" is slechts een klein schip en slingerde, hierdoor werd de zichtbaarheid der lichten beïnvloed. In de verklaring van de „Ibis" zit een leemte. De aanvaring geschiedde niet op de koerslijn 22° vanaf de boei, maar meer oostelijk. Het is de vraag of de „Ibis" langs deze boei is gegaan. De bestman zegt niet, dat hij de „United States" heeft gezien, maar wel, dat hij schepen heeft zien uitgaan en schepen ten anker heeft zien liggen. Van het stuurrad zijn drie spaken gebroken. Dit wijst er meer op, dat het stuurrad heeft vastgestaan en de bestman de brug heeft verlaten en dat er iets geweest is op de „Ibis" en de lichten pas op het laatst zijn ontstoken. De „Ary Scheffer" had een uur stilgelegen en had een vrij uitzicht naar Le Havre. Men zag echter de „Ibis" niet, die toch steeds naderde. De zaak is niet eenvoudig. Op de „Ary Scheffer" kwam na een uur gelegen te hebben de loods aan boord, op de brug bevonden zich toen de kapitein en de loods en aan het roer de stuurman. Zo voer men naar de haven. Hier was het systeem van een goed beheerd schip. Op de „Ibis" ging de kapitein te 1.00 uur van de brug en liet het schip over aan de zorg van de bestman en een roerganger. De raadsman acht het voorstel van straf tegen kapitein Post te zwaar; het is twijfelachtig of er reden is om hem te straffen. Bestman Vos verklaarde hierna nog, dat hij de brug niet heeft verlaten en dat de lichten steeds goed hebben gebrand. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: De aanvaring tussen het motorschip „Ibis" en het motorschip „Ary Scheffer" op de rede van Le Havre op 8 Augustus 1952 is het gevolg van het feit, dat deze twee schepen, die elkaar met kruisende koersen naderden, elkaar te laat hebben opgemerkt. De schuld van de „Ary Scheffer" hierin is het grootst, daar op dit schip, dat de „Ibis" aan stuurboord had, de plicht om uit te wijken rustte. De bestman van de „Ibis" heeft weliswaar niet ten volle rondom goed uitgekeken, maar voor hem kwam de „Ary Scheffer" op 7 streken aan bakboord in zicht. Hoewel zulks niet goed is te keuren, weet de Raad, dat bij het uitkijken vaak minder goed wordt gelet op hetgeen achterlijker dan vier of zes streken van de boeg gebeurt. De Raad neemt het kapitein Sloots niet kwalijk, dat hij te 1.00 uur de wacht overgaf aan de bestman. De kapitein had vertrouwen in hem en had zelf lang gestaan en zou weer een lange dag krijgen; de navigatie was niet moeilijk en hij had duidelijke orders gegeven. De Raad verwerpt hetgeen de raadsman aanvoerde over onregelmatig wacht doen door de bestman van de „Ibis". Er is uit geen enkele verklaring of aanwijzing iets te putten betreffende feiten of omstandigheden, waarop de raadsman zijn vermoedens grondde. Het breken der spaken van het stuurrad kan zeker worden verklaard door het terugslaan tegen het been van de bestman, doch zeker niet door vastzetten van het rad. De Raad neemt aan, dat de lichten van de „Ibis" steeds goed hebben gebrand, maar is van mening, dat aan het goede uitkijken op de „Ary Scheffer" veel heeft ontbroken. Hieraan doet niet af de mogelijkheid, dat het bestek der aanvaring geweest is, zoals de „Ary Scheffer" dat opgeeft. De Raad straft op grond van het bovenstaande kapitein Gerardus Post, geboren 3 Februari 1906, wonende te Rotterdam, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen te ontnemen voor de tijd van twee weken, en spreekt kapitein Geert Sloots, geboren 21 April 1913, wonende te Rotterdam, de bestman Johannes Vos, geboren 24 Maart 1928, wonende te Groningen, en de 2de~stuurman Cornelis Sol, geboren 17 Juni 1920, wonende te Vlissingen, vrij van schuld. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, tweede plv. voorzitter, C. H. Brouwer, D. Bakker en K. R. Bosma, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken ter openbare zitting van de Raad van 14 Januari 1953. (Get.) A. Dirkzwager, A. Boosman.
NvhN 10-03-1953: De aanvaring tussen Ary Scheffer en Ibis. Uitspraak doende in de zaak „aanvaring tussen het m.s. Ibis en het m.s. Ary Scheffer op de rede van Le Havre op 8 Augustus 1952", heeft de Raad voor de Scheepvaart de kapitein van de Ary Scheffer, G. P. uit Rotterdam, de bevoegdheid ontnomen om gedurende de tijd van twee weken als kapitein te varen. De tweede stuurman van dit schip, C. S. uit Vlissingen, werd vrij van schuld verklaard, evenals de kapitein G. S. uit Rotterdam en de „bestman", J. V. uit Groningen, beiden van de Ibis. Het oordeel van de Raad in deze zaak luidt: Deze twee schepen, die elkaar met kruisende koersen naderden, hebben elkaar te laat opgemerkt. De schuld van de Ary Scheffer is het grootst, omdat op dit schip de plicht tot uitwijken rustte. Aan het goede uitkijken op de Ary Scheffer heeft veel ontbroken.
Het Vrije Volk 13-03-1953: Kapitein mag twee weken niet varen. De Raad voor de Scheepvaart heeft kapitein G. P. van de Rotterdamse kustvaarder „Ary Scheffer": de bevoegdheid ontnomen om gedurende de tijd van twee weken als kapitein te varen.
Dit naar aanleiding van de aanvaring op 8 Augustus 1952 bij Le Havre tussen de „Ary Scheffer" en de coaster „Ibis". De raad is van mening, dat de schuld van' de „Ary Scheffer" het grootst was, omdat op dit schip de plicht tot uitwijken rustte.' |