1928-12-14: |
Final Fate: Onderweg van Antwerpen naar Portsmouth met een lading van 550 ton baksteen na een aanvaring met het Britse s.s. 'Burdale' gezonken in de Straat van Dover op 3 mijl van Varne lichtschip. De bemanning werd gered.
NRC 19.12.1928: Hamburg, 17 december: Het stoomship 'Burdale' heeft belangrijke schade bekomen. Een nader onderzoek zal 22 dezer plaatsvinden, nadat de lading is gelost. Wegens de staking kan het schip hier niet repareren. Het kan echter een certificaat van zeewaardigheid bekomen.
Algemeen Handelsblad 06-06-1929: Raad voor de Scheepvaart. Aanvaring „ATLANTIC”. De Raad voor de Scheepvaart heeft gistermiddag een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de aanvaring van het motorzeilschip „ATLANTIC" door het Engelsche s.s. „Burdale" op 14 December 1928 in de Noordzee. De kapitein werd als beklaagde buiten eede gehoord, daar de hoofd-inspecteur voor de Scheepvaart een aanklacht tegen hem had ingediend, ter zake, dat hij op 14 December 1928 om acht uur nam. de wacht heeft overgenomen, doch niet aan dek is gekomen, tengevolge waarvan niemand, voor de wacht verantwoordelijk, aan dek was. Beklaagde was op bovengenoemden datum met zijn schip, geladen met steenen, op reis van Antwerpen naar Portsmouth, Om zes uur 's avonds is hij gaan rusten, daar hij zeer vermoeid was en zou om acht uur weer een wacht waarnemen. De stuurman heeft hem circa vijf minuten voor acht geroepen en om acht uur nogmaals, waarbij de peiling is overgegeven. Beklaagde acht het onmogelijk, dat hij den stuurman verlof, zou hebben gegeven, om te gaan slapen. Even na achten hoorde hij de telegraaf en voelde een schok. In zijn onderkleding is hij toen aan dek gekomen en met den machinist en den kok in het want gegaan en van daar op het stoomschip "Burdale". De overige vijf leden hebben zich met een boot gered. De „Atlantic"is na enkele minuten gezonken. De stuurman verklaarde dat, toen hij den kapitein om acht uur gewekt had tegen hem gezegd zou hebben: „In orde, ga maar slapen". Dit heeft hij niet gedaan, doch is aan dek gebleven. Om acht uur was geen schip in de onmiddellijke nabijheid. Vijf minuten later kwam een toplicht in zicht. Dit schip passeerde hij door naar stuurboord te draaien. Direct hierna kwamen twee toplichten in zicht aan B. B. Getuige heeft dadelijk laten stoppen en „volle kracht" achteruit gegeven, doch dat laatste is niet gebeurd, daar dit op de "Atlantic" pas na geruimen tijd gelukt. Daarna heeft hij nog hard B. B.-roer gegeven en „volle kracht, vooruit", doch een aanvaring was niet te voorkomen. De stuurman achtte zich van zijn wacht ontheven nadat de kapitein tegen hem gezegd had „ga maar slapen". Dit het verhoor van kapitein en stuurman, is gebleken, dat het zicht van het roer af zeer belemmerd wordt door de reddingbooten. De hoofdinspecteur was van meening, dat de aanvaring te verklaren zou zijn door het feit, dat het uitzicht zeer bemoeilijkt wordt en dat de stuurman al zijn aandacht moest besteden aan het eerste schip. Het is hem niet duidelijk waarom de stuurman „volle, kracht" B. B. heeft gestuurd, doch hij wijt dit niet aan gebrek aan kennis, maar veeleer aan de draaiende beweging die het schip had aangenomen. Wat de aanklacht tegen den kapitein betrof, merkt hij op, dat op dit schip ieder naar goeddunken handelde en dat beklaagde zich had misdragen tegen schip equipage. De Raad zal t. z. t. uitspraak doen.
NRC 13.03.1929: Voorts heeft de raad uitspraak gedaan in zake de aanvaring van het motorzeilschip "Atlantic" met het Engelsche stoomschip "Burdale" in Straat Dover. De klacht van den hoofdinspecteur voor de scheepvaart tegen den schipper van de Atlantic wegens het niet tijdig aan dek komen na overneming van de wacht. De Raad is van oordeel: a. wat de ramp betreft: dat de oorzaak der aanvaring - nu van de zijde der Burdale geen getuigen konden worden gehoord -- niet met zekerheid is vast te stellen, doch dat wel als vaststaande mag worden aangenomen dat aan boord van de Atlantic slecht is uitgekeken en de B.B. beweging in geen geval gerechtvaardigd was: dat vermoedelijk oorspronkelijk de BB beweging is ingezet om weer op koers te komen, na de uitwijking voor het eerste schip. b. wat de klacht betreft: dat de vraag of de wacht al of niet was overgenomen in het midden kan blijven daar de stuurman zich elk geval heeft gedragen alsof hij de wacht nog had en hij dan ook de verantwoordelijkheid had tot de kapitein aan dek was, terwijl hij ook verplicht was aan dek te blijven tot de kapitein aan dek verscheen ook al zou deze hem gezegd hebben dat hij wel kon gaan slapen, dat de kapitein niet permanent heeft ontkend wat de stuurman dienaangaande heeft verklaart, doch hij heeft opgegeven zich niet te kunnen voorstellen dat het zoo gegaan is als de stuurman heeft medegedeeld: dat de Raad in elk geval van oordeel is dat de kapitein door te handelen gelijk hij deed, zich tegenover de opvarenden heeft misdragen, daar uit alles valt af te leiden dat de kapitein, hoewel de tijd van zijn wacht was aangebroken, nog niet van plan was aan dek te komen; dat de kapitein hierdoor een slecht voorbeeld heeft gegeven aan zijn ondergeschikten en een disciplinaire correctie hier allerzins op zijn plaats is. Mitsdien straft de raad den schipper van het motor-zeilschip 'ATLANTIC' door hem de bevoegdheid te ontnemen om als schipper te varen op een schip als bedoeld in art. 2 der Schepenwet voor den tijd van acht dagen. |