|
Een Nederlands zeilschip tot zinken gebracht. Gistermiddag zijn te IJmuiden door de kustvisser IJmuiden 360 aangebracht de 4 opvarenden van de Nederlandse koftjalk VOORWAARTS, thuis behorend te Groningen. Eigenaar en kapitein is de heer Bonninga. Het schip was geladen met hout en op weg van Karlskrona naar Rotterdam. Ter hoogte van Texel, op 53º N.B. en 04º-12' O.L. was het door een Duitse duikboot met brandbommen tot zinken gebracht. Naar de Hbl.-berichtgever te IJmuiden van de kapitein vernam, wist hij nog niet met zekerheid, wat er van zijn schip geworden is. De Duitsers hadden er 2 bommen aan vastgehecht, die ontploften, maar het schip niet tot zinken brachten, evenmin als nog 2 bommen, die zij er later heen brachten. Zij hebben er met hun kanon op geschoten, maar ofschoon de afstand niet meer dan 60 à 70 meter was, schoten de kanonniers zo slecht, dat de meeste kogels niet raakten. Wel liepen de schipbreukelingen, die in hun boot ronddreven, ernstig gevaar te worden getroffen. Tenslotte hebben de Duitsers de deklading en de zeilen met petroleum begoten en in brand gestoken. Of hierdoor, het schip vernietigd is, weet men niet, want toen sleepte de duikboot de sloep met de Nederlandse bemanning weg in de richting van de kust De heer Bonninga heeft de duikbootcommandant een zak met bruine bonen en erwten, welke in de boot lagen en bij de tocht naar de kust toch slechts hinder zouden veroorzaken, aangeboden, welke gretig werden geaccepteerd. Het gebruik van zeep scheen de opvarenden van de onderzeeër geheel vreemd te zijn geworden, want ze zagen er uit als negers. Eén Nederlander was in het bezit van een gummi-regenjas en een paar schoenen, die brutaalweg door een Duitse officier werden opgeëist. Volgens zijn zeggen waren deze artikelen veel te duur om te kopen en kon hij ze goed gebruiken. (opm: zie ook RN 310517,AH 220617 en 260617)
|