|
Dordrecht, 24 december. Men leest in de Rotterdamsche Courant: Directeuren der hier ter stede gevestigde Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen hebben opnieuw, in hun maandelijkse vergadering, gehouden vrijdag 19 december, besloten te doen uitreiken: - Aan Jan Berkhout, gevoerd hebbende het hoeker bunschip de HANDELMAATSCHAPPIJ, thuis behorende te Vlaardingen, NLG 30,-, en NLG 120,- om onder de overigen zijner equipage te verdelen, als een erkentelijk blijk hunner tevredenheid, voor het op 12 oktober ll., in de Noordzee, met stormweder redden der bemanning van het in een zinkende staat verkerende Oost Friese kofschip HERMAN, gevoerd geweest door schipper Hendrik Klinkenberg, thuis behorende te Leer, terwijl hij daarna, door aanhoudende stormen, met de geredden aan boord, aan de Deense kust is gestrand en het schip heeft verloren, zonder echter het verlies van mensen te betreuren te hebben (opm: zie DC 061145). - Aan Jan Verschoor, voerende het hoeker buisschip MARIA AURALIA, en aan Jacob Visser, voerende het hoekerschip JOHANNIS ARINIS, beide thuis behorende te Zwartewaal, ieder een zilveren medaille, voor het op 16 oktober ll., in weerwil van hevige stormen, redden met de equipage aan boord en veilig in de baai van Hitland binnenslepen der in een hoogst ontramponeerde staat verkerende Engelse schoener SCOTIA, kapt. Jacob Jack van Portsoy. - Aan W.J. de Grooth, voerende het kofschip AGATHA, thuis behorende te Groningen, de grote zilveren medaille; aan J. van Mekeren, wonende te Harlingen, kok aan boord van gemeld schip, mede de grote zilveren medaille, benevens NLG 30,-; aan J.J. Feyken, wonende te Muntendam, matroos op hetzelve NLG 20,-; namelijk: aan de eerste (kapt. De Grooth) voor zijn met zeemansbeleid en kunde aangewende pogingen in het redden der equipage van het hier ter stede thuis behoord hebbende schoener kofschip ADRIAAN, gevoerd geweest door schipper H.R. Bok (opm: zie AC 021245), welke in de nacht van de 17de der vorige maand, in de Noordzee, op de hoogte van Texel, door een Deense bark is overzeild en zich in zinkende staat bevond, waardoor de bemanning in groot gevaar verkeerde, terwijl bij hun met alle mogelijke zorg aan boord heeft verpleegd en te Amsterdam veilig aan wal gebracht; aan de tweede (de kok), als zijnde de enige persoon van de bemanning der AGATHA, die zich onmiddellijk gereed betoonde de sloep te bemannen, om de schipbreukelingen te redden, terwijl hij in twee gevaarlijke tochten met de sloep dit menslievend doel heeft bereikt, en aan de derde (de matroos), omdat hij niet wilde gedogen dat kapt. De Grooth, die daartoe gereed was, als tweede persoon de sloep zou bemannen, en de eerste tocht met de kok heeft volbracht, zijnde de tweede tocht geschied door gemelde kok en één man, die reeds van de ADRIAAN was gered. Terwijl directeuren voornoemd, als administrateurs van het zo weldadig fonds van wijlen mejuffrouw Ida Maria de Raadt, aan onderscheiden weduwen, wier mannen in zee zijn verdronken, wonende te Vlissingen, Brielle, op Ameland, te Pekela en te Veendam, ondersteuning hebben uitgereikt.
|