Familiegegevens en opleiding
Johan Jörgen Lange werd geboren op 23 juli 1828 in het huis Nieuwedijk 124 te Amsterdam als zoon van Thomas Lange en Catharina Carstens. Hij wordt op 10 augustus 1828 in Amsterdam hersteld Evangelisch-Luthers gedoopt door Ds. J.C.Jacobi
Hij trouwde op 15 juli 1857 te Groningen met Eleonora Johanna ter Wee, geboren op 30 december 1830 te Zwolle als dochter van winkelier in kruidenierswaren Pieter ter Wee en Catharina Johanna Boucquet. Het echtpaar kreeg zoon Thomas en dochter Catharina Johanna. Zij overleed in 1908 te Zwolle
Hij overleed in 1890 te Zwolle.
Op 12 november 1842 vertrekt Johan Jörgen als 14-jarige scheepsjongen met de “Stad Zwolle” naar Suriname onder kapitein Roelf Pieters Dik. het keerde op 10 augustus 1843 behouden, geladen met suiker, in Amsterdam terug.
Op 18 november 1843 is hij wederom scheepsjongen op de “Stad Zwolle”voor een reis naar Suriname met Sikke IJsbrands Parma als gezagvoerder. Op de terugreis arriveert het schip met zware stormschade in Portsmouth en wordt getaxeerd op f 17.044,85½. Het schip wordt hersteld maar toch op 05 mei 1845 te Amsterdam publiek geveild. Het brengt f 16.000,- op. De nieuwe eigenaar is de Nederlandsche Kofscheepsrederij die het schip hernoemd in “Jacoba”.
Direct na de verkoop van de “Stad Zwolle” monsterde Johan op 15 mei 1845 op de schoenerkof “Hoop” onder kapitein Johan Coenraad Londt. Op de terugreis uit Suriname loopt dit schip in november 1845 tussen Neath Bar en Port Talbot aan de zuidkust van Wales aan de grond. Het schip is wrak en de bemanning overleefde de ramp.
Daarna maakte hij met kapitein Klaas Menen Hillers op de bark “Catharina” een reis naar Suriname, waarvan hij op 23 februari 1847 terugkeerde.
Hij maakte tijdens deze periode van Surinamereizen de volgende tochten:
schip kapitein vertrek aankomst reisdoel
Stad Zwolle R.P.Dik 12/11/1842 10/08/1843 Suriname
Stad Zwolle S.IJ.Parma 18/11/1843 11/11/1844 Suriname
Hoop J.C.Londt 17/05/1845 ? Suriname
Catharina K.M.Millers 17/04.1846 23/02/1847 Suriname
Na deze periode maakte hij reizen naar Nederlands-Indië. De eerste keer was met het fregat “Geertruida Maria” onder kapitein Christoffel Spiegelberg uit Dordrecht in de periode 06 mei 1847 t/m 07 maart 1848 met huiden, koffie, rotting en suiker.
De tweede reis was met de bark “Sirius” onder kapitein Hendrik Mulder en de derde als 2e stuurman met de “Henriëtte Clasina” onder kapitein Th.Hagen. De vierde als stuurman weer op de “Geertruida Maria” weer onder kapitein Spiegelberg.
Een overzicht van de voorgaande reizen is:
schip kapitein vertrek aankomst reisdoel
Geertruida Maria C.Spiegelberg 06.05.1847 07.03.1848 NOI
Sirius H.Mulder 05.06.1848 19.04.1949 NOI
Henriëtte Clasina Th.Hagen 10.08.1849 21.12.1850 NOI en China
Geertruida Maria C.Spiegelberg 05.03.1851 15.02.1852 NOI
Nu enigszins gesettled in Dordrecht maakte hij drie reizen met de Dordtse bark “Eva Johanna” met Harmen de Boer als kapitein. De reizen gaan naar Calcutta, Australië (Geelong) en Batavia/ Semarang.
Een overzicht is:
schip kapitein vertrek aankomst reisdoel
Eva Johanna H. de Boer 22.10.1852 28.11.1853 Calcutta
idem idem 20.01.1854 29.04.1855 Geelong
idem idem 25.08.1855 28.06.1856 Java
Na zijn huwelijk krijgt Johan Jörgen een hogere functie en hij wordt gezagvoerder op de bark “Sir Robert Peel. Hij maakte met dit schip 6 reizen.
De reizen van Johan Jørgen Lange met de "Sir Robert Peel"
Nr
|
Vertrek
Amsterdam
|
Terugkomst
Amsterdam
|
Bezochte havens
|
!
|
28.08.1858
|
18.06.1859
|
Padang (Sumatra).
|
II
|
15.08.1859
|
17.07.1860
|
Batavia, Semarang, Tjilatjap (Java).
|
III
|
12.11.1860
|
31.07.1861
|
Padang
|
IV
|
21.11.1861
|
03.10.1862
|
Padang
|
V
|
29.05.1863
|
21.05.1864
|
Singapore, Macassar (Celebes), Soerabaya, Banjoewangi
|
VI
|
07.07.1864
|
18.04.1866
|
Genua, Cadiz Montevideo, Buenos Ayres, Bangkok, Patjitan (Java)
|
In het manuscript, waaraan deze gegevens zijn ontleend, staat een uitgebreid overzicht van de reizen met de “Sir Robert Peel” alle naar NOI.
Na 23 jaar gaat Johan in 1867 aan de wal en koopt een slijterij in Zwolle. Gedurende 18 jaar is hij eigenaar en exploitant. In 1884 verkoopt hij het bedrijf. Als reden wordt gegeven het teruglopen van de klandizie wegens de invoering van de nieuwe drankwet, maar ook het begin van zijn zenuwziekte zal een rol hebben gespeeld. In 1894 wordt hij opgenomen in Meerenberg en daar verpleegd tot augustus 1896. De laatste 5 jaar van zijn leven woont hij weer in Zwolle en hij overlijdt aldaar op 03 oktober 1900 aan een hartaanval
ontleend aan http://lange.ehrhardt.nl
Johan Jörgen Lang
Johan Jörgen was bij het overlijden van zijn vader nog maar twaalf jaar. Anderhalf jaar later monsterde Johan Jörgen als scheepsjongen aan op de "Stad Zwolle".
Deze eerste reis begon ongelukkig. Het schip moest vrijwel direct lekkend de haven van Falmouth in vluchten, waar het gerepareerd werd. De tweede reis verliep nog slechter. Teruggaande kwam het zwaar beschadigd in de haven van Portmouth aan. De kosten van de tijdrovende reparatie waren vrijwel gelijk aan de waarde van het schip. Begrijpelijk dan ook dat de reders na thuiskomst tot verkoop besloten. De Nederlandse Kofscheepsrederij te Amsterdam kocht in 1845 de "Stad Zwolle" en herdoopte het in "Jacoba". Wat een afgang voor Zwolle's trots. Scheepsberichten meldden dat in mei 1854 de equipage op de Atlantische Oceaan van het wrak van de "Jacoba" werd gered.
Johan Jörgen was het schip na de verkoop niet trouw gebleven. Hij maakte vervolgens twee reizen met andere schepen naar Suriname. De tweede reis was met "De Hoop" onder kapitein Londt. Dit schip strandde teruggaande in het Kanaal van Bristol en ging verloren. Daarna volgden vier weinig avontuurlijke reizen naar Nederlands-Indië. Een en ander vanuit Amsterdam, maar Lange's basis bleef Zwolle waar zijn moeder ook nog woonde. Vervolgens ging hij vanuit Dordrecht opereren als stuurman gedurende drie reizen met het grote barkschip "Eva Johanna" naar Indië en het Verre Oosten. Tenslotte weer thuis in juni 1856. Allemaal goed verlopende reizen; maar van de "Eva Johanna" was het einde in zicht. Dit goede schip vertrok op een volgende reis op 20 maart 1861 uit Banjoewangi op Java, zonder dat er verder ooit iets van werd vernomen. Lange was daar niet bij.
Gedurende zijn verlof na zijn laatste reis met de "Eva Johanna" werd Lange er namelijk door de Zwolse arts Johannes Lindeboom opmerkzaam opgemaakt dat op de werf "Willem Roelof Van Goor" een barkschip gebouwd werd voor de Zwolse reders Doijer en Kalff, waarvoor een kapitein gezocht werd.
Deze werf "Willem Roelof Van Goor" was dezelfde werf waarop de "Vrouw Catharina" en de "Stad Zwolle" waren gebouwd en die overgenomen was door Willem Roelof van zijn broer Pieter. Willem Roelof bouwde het schip samen met zijn zoon Jan Willem. Het bedrijf was gelegen aan het Zwarte Water op 't Eiland, vrij dicht bij de Noordwestelijke punt, waar de Trekvaart via 't Mallegat in het Zwarte Water kwam. De Trekvaart is gedempt; in het terrein is nog een rest van 't Mallegat te zien.
Zo werd Johan Jörgen Lange in 1857 kapitein op de "Sir Robert Peel", een barkschip ter grootte van 378 ton. In hetzelfde jaar trouwde hij met de Zwolse Eleonora Johanna ter Wee.
Scheepsbouw en zeilvaart hadden inmiddels in Zwolle een grotere vlucht genomen, waarop hierna nog verder ingegaan wordt. De tewaterlating op 24 maart 1858 kreeg wel welwillende aandacht in de pers, maar van lofdichten of van aanwezigheid van autoriteiten was geen sprake meer. De eigendomsverhoudingen waren ook geheel anders. De kapitein bezat slechts drie van de vierenzeventig parten: Doijer en Kalff als reders slechts twee. Van der Vegte, Evert en Johannes Lindeboom en de weduwe Smitt deden ook met een klein aandeel weer mee. Totaal weren er nu 57 participanten. De bestuurlijke toplaag van Zwolle participeerde, evenals verschillende vooraanstaande kooplieden en toeleveranciers. Slechts vijf aandelen werden in Overijssel buiten Zwolle verkocht en maar elf in overig Nederland. Dus een Zwols schip. De bemanning bestond steeds uit ongeveer vijftien koppen, aangemonsterd in Amsterdam, zoals ook bij de bemanningen van de "Vrouw Catharina" en de "Stad Zwolle" was gebeurd. Broer Hendrik Thomas heeft drie reizen meegemaakt. Het moet voor moeder Catharina een geruststellende gedachte geweest zijn dat de broers zo wat op elkaar konden passen, maar uit oogpunt van risicospreiding was de aanwezigheid van haar beide zonen op lange reizen naar vreemde oorden op hetzelfde schip zeker niet optimaal. Maar dat is goed gegaan.
De naam "Sir Robert Peel" was een gevolg van de bewondering van Lange voor deze conservatieve Engelse staatsman.
Johan Jörgen Lange voerde de "Sir Robert Peel" op zes reizen, zonder dat er van noemenswaardige schade sprake was; tochten veelal met ladingen van de Nederlandsche Handelsmaatschappij. Er werden wel eens passagiers meegenomen, burgers en militairen, zoals bijvoorbeeld de met de Militaire Willemsorde 4de klasse, wegens "deszelfs gedrag bij de Krijgsverrigtingen ter Sumatra's Westkust", onderscheiden korporaal Lootens.
Veel Twentse textiele goederen werden met de "Sir Robert Peel" naar Indië gestuurd. Soms ook bijzondere zaken. Een enkel voorbeeld. Een kist kranten, ter doorzending naar Japan, en 43 kisten leerzame en stichtelijke boeken voor de bibliotheken van onderofficieren en manschappen van de 43 garnizoenen in Indië. Er was natuurlijk in Indië, net zoals in Suriname, behoefte aan allerlei zaken die het land zelf niet produceerde. Bijvoorbeeld, om iets merkwaardigs te noemen, geschept Hollands geript pro patria papier 1e soort, maar ook sabelkwasten voor korporaals en ziekenmutsen voor officieren. Deze laatste roepen wel wat vragen op. Misschien handig bij malaria, maar moesten zieke manschappen het dan zonder doen? Op de vijfde reis vervoerde het schip ook 50 kisten geweren, 770 colli buskruit en 105 kisten bier (à vier dozijn flessen) naar Makassar op Celebes. Een bijdrage van de familie en indirect Zwolle aan het handhaven van het Nederlandsche Gezag in de Archipel.
Op de zesde reis (juli 1864 - april 1866) werd een geheel andere route gezeild: Van Genua naar Cadiz en dan naar Buenos Ayres via Montevideo en om de zo gevreesde Kaap Hoorn over de Grote Oceaan naar Batavia. Over de ladingen op deze reis is vrijwel niets bekend .Vanuit Batavia een uitstap naar Bangkok (zout voor de Nederlandsche Handelsmaatschappij). Terug naar Nederland met ondermeer suiker, tin en koffie.
Vervolgens werd tot verkoop van het schip besloten. Er waren belangrijke betimmeringen nodig en Doijer en Kalff bouwde zijn vloot af. De "Sir Robert Peel" werd op 20 augustus 1866 in Amsterdam geveild en voor f. 14.600 verkocht aan de Gebroeders van Ommeren in Rotterdam. Slechts de barometer, nog in familiebezit, werd achtergehouden. Het schip werd door Van Ommeren "Bravo" genoemd en maakte tot 1874 nog een aantal reizen, waaronder naar Amerika. In 1874 werd het aan Chr.F.Svensen in Drammen/ Noorwegen verkocht. Het schip behield de naam "Bravo". Na 1881 wordt het niet meer genoemd.
Johan Jörgen Lange bleef in Zwolle achter. Hij was 38 jaar oud, met 24 zeevarende jaren achter de rug. Het lukte hem niet een nieuw schip te vinden, zodat hij besloot een slijterij te kopen. Dat gebeurde. De slijterij van Jacob van der Kolk in de Korte Kamperstraat (nu nr 22) werd begin januari 1867 overgenomen. Het leven in het provinciale Zwolle moet voor deze wereldreiziger benauwend geweest zijn. Een bestaan waartoe hij, nog jong, veroordeeld werd.
De slijterij heeft hij met goed succes tot 1885 gedreven, waarna het bedrijf aan Hendrik Portheine J.C.zoon werd overgedaan. Dan volgden negen rustige jaren.
In 1894 sloeg een zenuwziekte toe, waarna hij tweeëneenhalf jaar verpleegd moest worden in de psychiatrische inrichting in Meerenberg. Daarna hervatte hij het rustige bestaan van rentenier in Zwolle, waar hij in oktober 1900 overleed.
Met de verkoop van de "Sir Robert Peel" eindigde ook de feitelijke binding van de familie Lange met de Zwolse zeevaart. Het tableau de la troupe van de nakomelingschap van Thomas Lange telt thans 12 personen, waarvan het jongste lid in september 2002 is geboren. Geen van de huidige nakomelingen woont echter nog in Zwolle of omgeving of heeft daar ooit gewoond. Wel is voor veel nakomelingen van Lange "water" een kerntaak geweest.
Door de periode van de "Sir Robert Peel" speelde ook de zeilvaart en scheepsbouw in Zwolle in wijder verband. Daaraan, en speciaal aan de rederijen van Doijer en Kalff, wordt hierna enige aandacht gegeven.
Uit: www.zwolle.ehrhardt.nl
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.J.Lange was met vlagnummer R480 in de periode 1858 t/m 1866 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1866 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in dat jaar voor het lidmaatschap heeft bedankt058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein J.J.Lange met vlagnummer R480 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1858, 1859 1862 t/m 1865 van de bark “Sir Robert Peel” 199 last varend voor Doijer & Kalff te Zwolle
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
kapitein naam schip vertrek terugkomst
J.L.Lange Robert Peel 09 november 1860 29 juli 1861
Robbert Peel 18 november 1861 01 oktober 1862
Sir Robert Peel 01 juni 1863 19 mei 1864
Bouma025 vermeldt J.J.Lange als gezagvoerder gedurende:
* 1858 t/m 1866 van de bark “Sir Robert Peel”, de kiel gelegd op 18 februari 1857 en de tewater lating op 24 maart 1858 op de werf van Jan Willem van Goor te Zwolle, 378 ton o.m., varend voor Doyer & Kalff te Zwolle. Het schip voer in 1867 voor Ph. van Ommeren te Rotterdam en was herdoopt in “Bravo”.
-
(Jaarverslag over 1857 Gem. Zwolle) ..… Op 19 februari was op de werf “Willem Roelof” van scheepsbouwmeester J.W. van Goor de kiel gelegd en de stevens gericht van een barkschip ter grootte van 200 lasten, voor rekening van een Reederij onder directie van de Heeren Doijer en Kalff en gevoerd zullende worden door kapt. J.J.Lange
Ontleend aan “ZEEVAART ZWOLLE e.o.. Chronologieperiode 1731-1880”, door G. van Heel
Typoscript 158 pp (p. 93)
In de bibliotheek van de Stichting Nederlandse Kaaphoornvaarders te Hoorn, Nr 546.
Overige bijzonderheden
In bezit van nakomelingen van de familie Lange bevinden zich een waterverftekening uit 1858 van de “Sir Robert Peel” van een moeilijk te traceren Engelse kunstenares en een J.Spin uit 1862.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
C.Boog was met vlagnummer R59 in de periode 1879 t/m 1885 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dit betekende dat hij wèl de Maatschappijvlag mocht voeren, maar geen aanspraak had op financiële tegemoetkomingen058.
C.Boog wonend te Vlaardingen was met vlagnummer 42 in de periode 08 december 1864 t/m zijn royement (vermoedelijk) 1878 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart”.111.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd 07 december 1882 staat een opsomming van geroyeerde leden waaronder:
“Vlag 42. C.Boog. Vlaardingen. Niet betaald sedert 1875/76. Geroyeerd. (geen jaartal vermeld, maar wegens overeenkomstige gevallen wellicht 1878)064a
De schepen van de kapitein
In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat C.Boog als gezagvoerder064:
- 1874 bark “Bravo” boekhouder Gebr. van Rossem te Rotterdam (andere boekhouder dan
hierna
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein C.Boog met vlagnummer R59 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
- 1880 van de bark “Mina” 723 ton n.m. varend voor van Charante & Co te Rotterdam
- 1881 t/m 1883 van het fregat “Salatiga” 1101 ton varend voor van Charante & Co te Rotterdam
Bouma025 vermeldt C.Boog als gezagvoerder gedurende:
- 1864 t/m 1868 van de sch.brik “Ceres”, gebouwd in 1856 te Elshout, 163 ton o.m., varend voor de Gebr. van Rossem te Rotterdam. Het schip werd in 1868 afgekeurd in averij;
- 1869 van de brik “Leda” ex Marianne, gebouwd in 1857 te Papenburg, 173 ton o.m., varend voor Ph. van Ommeren te Rotterdam;
- 1870 t/m 1873 van de bark “Bravo” ex Sir Robbert Peel, gebouwd in 1858 te Zwolle, 377 ton o.m., varend voor Ph.van Ommeren te Rotterdam. Het schip werd in 1873 verkocht naar Noorwegen;
- 1874 t/m 1875 van de bark “Adriana Petronella”, gebouwd in 1856 te Bolnes, 658 ton o.m., varend voor P.Varkevisser & Zn te Rotterdam. Het schip werd in 1875 verkocht naar Noorwegen en herdoopt in “Helena”.
Volgens Verhoeff086 werd het schip in 1875 naar Duitsland verkocht met behoud van de naam “Adriana Petronella” en in 1881 naar Noorwegen met een herdoop in “Helena”.
- 1876 t/m 1881 van de bark “Mina”, gebouwd in 1867 te Rotterdam, 752 ton o.m., varend voor van Charante & Co te Rotterdam;
- 1882 van het 3/mschip “Salatiga”, gebouwd in 1872 te Rotterdam, 1225 ton o.m., varend voor van Charente & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
De bark “Bravo” onder kapitein C.Boog vertrok uit Antwerpen op 17 januari 1869 en kwam, via een Kaap Hoornronding, aan te Valparaiso op 18 februari 1870. Op 21 maart 1870 een melding uit Iquique en op 09 oktober aankomst te Vlissingen, wederom via Kaap Hoorn.121
Hetzelfde schip en kapitein werden gemeld op 24 december 1870 te Antwerpen en op 03 april 1871 te Valparaiso. Op 17 mei te Iquique en vervolgens weer te Antwerpen, zonder datum. Dus op zowel de heen- als de terugreis een Kaap Hoorn ronding.121-
Tenslotte melding van de “Bravo” onder kapitein Boog te Antwerpen op 07 januari 1872, Valparaiso op 30 mei 1872, Pisagua op 01 maart 1873 en terug te Falmouth op 03 juni 1873, dus ook hier twee Kaap Hoorn rondingen.121.