|
In het verslag over het boekjaar 1886 van de directie van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaartmaatschappij, wordt het volgende gezegd: De exploitatierekening, inbegrepen het aandeel in de Reederij s.s. LEERDAM, toont een avans aan van NLG 415.835,56. Na aftrek van de gewone uitgaven voor administratie, publiciteit en interest, blijft ter beschikking een cijfer van NLG 305.725,59. Na afschrijving en dotatie van het ketel- en reparatiefonds tot een gezamenlijk bedrag van NLG 179.902,94 zal er NLG 125.822,65 overblijven, welk bedrag moet strekken tot vermindering van het verliescijfer van NLG 254.235,21, waarmede de balans van 1885 sloot. Dat verliescijfer wordt dus, voor het boekjaar 1887, teruggebracht op NLG 128.412,56. Uit het ketel- en reparatiefonds zijn in 1886 bestreden twee ketelvernieuwingen, (stoomschepen W.A. SCHOLTEN en P. CALAND), terwijl de volgende eerst over enige jaren behoeft plaats te vinden. Een matige levensduur voor de ketels van de stoomschepen aannemende, zal een jaarlijkse dotatie, als thans in de winst- en verliesrekening opgenomen, het fonds genoegzaam versterken, om te voldoen aan alle eisen, die in de loop van de tijden daaraan vermoedelijk zullen worden gesteld. Gedurende het afgelopen jaar werden door de stoomschepen van de Maatschappij 46 reizen volbracht. Bovendien maakten in haar dienst het stoomschip POLLUX 2 reizen; de STELLA 1 reis en de CASTOR 1 reis, terwijl het stoomschip MARCH één thuisreis maakte. Deze gecharterde schepen vervoerden alleen goederen. De bruto ontvangsten van de 46 reizen van de stoomschepen van de Maatschappij bedroegen in 1886: Aan uitvrachten NLG 710.970, gemiddeld per reis NLG 15.456; aan retourvrachten NLG 1.062.600, gemiddeld per reis NLG 23.100; aan passagegelden NLG 666.830, gemiddeld per reis NLG 14.496. Alzo een gemiddelde bruto ontvangst per reis van NLG 53.052, NLG 45.842 in 1885 en NLG 45.037 in 1884. In het geheel werden in 1886 vervoerd 4.046 kajuit- en 13.769 tussendekspassagiers, of gemiddeld per reis 88 en 300, tegen 36 en 204 passagiers in 1885. Gedurende 1886 werden vervoerd: Naar New York plm. 72.600 tonnen en van New York plm. 103.000 tonnen. In september jl. had de directie gelegenheid, het stoomschip BRITISH EMPIRE aan te kopen, dat, na voor de dienst in gereedheid te zijn gebracht, onder de naam van ROTTERDAM in de vaart kwam en uitmuntend voldoet. Deze toevoeging van een zevende stoomschip aan onze vloot heeft voor onze wekelijkse dienst grote waarde. Met uitzondering van een averij in het begin van 1886 door het stoomschip EDAM bekomen en waarvoor het schip naar Plymouth, als noodhaven, moest terugkeren en aldaar repareren, bleef de Maatschappij gedurende 1886 van belangrijke schade verschoond. Uit de winst- en verliesrekening blijkt dat de Mij., wanneer er geen verliespost van vroegere jaren had bestaan, dit jaar in staat zou zijn geweest tot betaling van een dividend van ruim 5 procent. "Dat daarvan thans nog geen sprake kon wezen", zegt de directie, "kan zeker door niemand meer worden betreurd, dan door ons". Wij menen intussen met enig vertrouwen te mogen wijzen op de veel betere positie, waarin wij gaandeweg zijn gekomen, in vergelijk tot een drietal jaren geleden en zulks niettegenstaande de algemene handelstoestand en daarmede de vrachtenmarkt verre van gunstig mochten heten. Wij behoeven toch slechts de aandacht te vestigen op het feit dat wij twee stoomschepen van nieuwe ketels voorzagen, de kajuitinrichtingen op al onze stomers belangrijk uitbreidden en verbeterden en een zevende stoomschip aankochten, terwijl de beschikbare middelen geenszins in die verhouding teruggingen, maar veeleer voor ons bedrijf ruim genoemd mogen worden. "Blijven wij bewaard voor grote tegenspoeden, dan bestaat naar onze overtuiging gegronde hoop, dat de thans nog aanwezige verliespost in 1887 van onze balans zal verdwijnen en is de kans op een dividend o.i. niet uitgesloten".
|