|
Batavia, 10 november. Wij deelden een uitvoerig verslag mede nopens het verbranden van het schip EGMOND EN HOORNE. Ook het rapport van kapt. Glazener, hoewel veelal bekende bijzonderheden bevattende, willen wij onze lezers niet onthouden: De ondergetekende, gezagvoerder van het Nederlands barkschip EGMOND EN HOORNE, verklaart bij deze, dat hij, na alvorens op Tagal en Cheribon een gedeelte der lading te hebben ingenomen, de 5e oktober wederom te Batavia was aangekomen en aldaar de lading gekompleteerd had, zijnde op de 9e oktober (opm: 19 oktober, zie NRC 290156) de laatste lading aan boord gekomen. De gehele lading bestond uit 10.000 pikol suiker, 1531 pikol nagelen, 800 pikol tin, 400 pikol (opm: koperen) duiten en 130 pikol rotting. Dat hij op de 20e oktober, bezig zijnde het schip uit te klaren, onverwachts tijding kreeg door een scheepsdokter, dat er brand in schip ontdekt was; dat hij zich zo spoedig mogelijk naar boord heeft begeven, doch buiten de rivier komende, het schip reeds zeilende zag naar de modderbank, alwaar het ook op vastgezet werd vóór de gezagvoerder aan boord was. Dat hij, aan boord komende, bevond dat twee officieren der op de rede liggende oorlogschepen het commando op zich hadden genomen en met hun sloepvolk, bijgestaan door de stuurlieden van de schepen INDIA, ANNA en WILLEM III, benevens de scheepsequipage, ijverig bezig waren en alle pogingen aanwendden tot blussing van de brand. De kappen en lantaarns waren allen reeds overdekt met zeilen, die gestadig nat werden gehouden. Dat hij de kajuitslantaarn heeft laten openen en, nadat de rook een weinig opgetrokken was, in de kajuit is afgeklommen, om meer in de onmiddellijke nabijheid van de brand, pogingen tot blussen aan te wenden. Daar de brand echter in het ruim onder het vloerdek der campagne ontstaan was, barstte er bij het openen der kerkdeur zulk een verstikkende rook uit, dat het onmogelijk werd het langer in de kajuit uit te houden en zelfs een der matrozen, om niet te stikken, door de kajuitsramen moest ontsnappen. De in de kajuit weggestuwde goederen en provisies waren er inmiddels uitgehaald en geborgen. Dat hij de onmogelijkheid inziende, om beneden iets met vrucht tegen de verdere voortgang van de zich snel verspreidende brand aan te wenden, alle kappen en lantaarns, de ramen der voorkajuit en alle overige openingen en toegangen zorgvuldig liet dicht maken, om door afsluiting der buitenlucht het vuur te smoren. Door kleine openingen in de lantaarns gaven de spuiten overvloedig water omlaag. Dat hij door de geweldige rook, die door alle naden en reten naar boven drong, bespeurende dat de brand nog niet in hevigheid verminderde, besloot het schip vol water te laten lopen en te dien einde in overleg met de aan boord zijnde zeeofficieren Oudraat en Schuurmans, naar het wachtschip zond, om een sloep of barkas met een kanon, ten einde een gat in het schip te schieten, doch ten antwoord kreeg, dat het kanon niet bruikbaar was, en daarom besloot een gat in het schip te hakken, het geen door de hoge zee zeer moeilijk ging en door dat het niet diep genoeg gemaakt kon worden, zeer onvoldoende bleek te zijn. De zeilen waren in tussen allen afgeslagen en geborgen, en zoveel van de tuigage neergenomen als mogelijk was; de waarloze (opm: reserve) spieren en brandstengen en ra's werden overboord gezet totdat de invallende duisternis het werk deed staken. Van de goederen der equipage was alles behouden gebleven, alleen van de gezagvoerder was niets gered; onder diens hut in het ruim was de brand het eerst aangekomen en maakte de verstikkende rook het al dadelijk onmogelijk iets uit de hut te kunnen redden. Dat de spuiten van het havenkantoor en van Zr.Ms. wachtschip BOREAS, onbruikbaar zijnde, werden weggezonden en de gehele nacht gebruik gemaakt van de brandspuit van Zr.Ms. schoener BANDA. Dat ogenschijnlijk gedurende de nacht de hevigheid van het vuur verminderde, zodat met algemeen overleg besloten werd, in de vroege morgen van 21 oktober de grote luiken te openen en zoveel mogelijk van de lading te lossen in de daartoe aan boord gezonden prauwen. Dat de rook echter spoedig zodanig toenam, dat men verplicht was de luiken weer te sluiten en men als toen overging het schip geheel af te tuigen. De brand was nu sterk toegenomen, zodat omstreeks half 10 uur de vlammen zich door de kajuitslantaarn en kajuitspoorten een uitweg baanden en weldra de gehele campagne in lichtelaaie vlam stond. Omstreeks half 12 uur nam de hitte zo geweldig toe, dat wij genoodzaakt waren het schip te verlaten en aan de vlammen prijs te geven, die zich reeds om 2 uur over het gehele schip verspreid hadden. Wijders verklaart de ondergetekende, veel hulp te hebben ondervonden van de officieren Oudraat en Schuurmans, die op de eerste aanvraag om hulp onmiddellijk toesnelden, en waarvan de laatste de gehele nacht en de volgende morgen, tot het laatst toe, aan boord bleef. De stuurlieden van de Nederlandse schepen INDIA, WILLEM III en voornamelijk de tweede stuurman Cramer, van de Nederlandse bark ANNA, verdienen allen lof wegens hun ijverige bemoeiingen tot berging van tuig en inventaris. Het schip bleef de gehele dag doorbranden en was op maandagavond de 22e oktober tot op het water verteerd, waarna het zonk. A. Glazener Jr.
|