|
Harlingen. Uitgezeild: Den 23 februari, de kofschepen HILLECHINA, kapt. J.J. de Jongh en ELISABETH MARIA, kapt. J.A. Keun, beide naar Noorwegen. Den 24 dito, het kofschip GEZIENA, kapt. B.A. Visser, naar Noorwegen. Den 25 dito de kofschepen, JAN FREDRIK, kapt. H.H. Kok en HOLLANDS TROUW, kapt. H.L. Kok, beide naar Noorwegen. Den 26 dito, de kofschepen de JONGE DIRK, kapt. W.H. Mulder en ANNEGINA, kapt. P.R. Huisman, beide naar Noorwegen. Den 27 dito, het kofschip EGBERTUS, kapt. L.E. Tiktak, naar Noorwegen. Den 28 dito, de kofschepen MARGARETHA, kapt. H.J. Veen, naar Noorwegen, de VOLHARDING, kapt. E.T. Eekmeijer, naar Newcastle. Den 29 dito, de kofschepen VROUW ANTJE, kapt. K.D. de Grooth, naar Noorwegen en JACOBA HAZEWINKEL, kapt. J.G. Boon, op avontuur. Den 1 maart, de kofschepen WIETZIENA, kapt. D.D. Greven, naar Libau, AGATHA, kapt. D.G. Schuur, naar Noorwegen en het galjasschip ANNA MARGARETHA, kapt. J. Langhinrichs, naar Rostock. Den 3 dito, de kofschepen CORNELIA, kapt. R.A. Oortjes, VRIENDSCHAP, kapt. J. Klazen, de JONGE DERK, kapt. H.E. Vos en CONCORDIA, kapt. O.P. Smit, alle vier naar Noorwegen. Den 4 dito, het kofschip VROUW JANTINA, kapt. G.G. Smit, naar Noorwegen Den 5 dito, het kaagschip VROUW ANNA, kapt. P. Visser, naar Hull. Den 6 dito, het barkschip SPITSBERGEN, kapt. Hk. Rickmers, ter Groenlandse visserij; de kofschepen MARTHA ALIDA, kapt. K.H. Plukker, naar Dundee en WILHELMINA, kapt. A.B. Visser, naar Noorwegen.
|