Wanneer de JONGE JAN is gebouwd, door wie, voor wie en onder welke naam is onbekend. Wáár is in zoverre geen raadsel, dat het Engeland is, zoals blijkt uit de Cedule (eigendombewijs) uit 1821.
De sloep is in 1802 door de Engelsen buitgemaakt, na gerechtelijke uitspraak geveild en daarbij waarschijnlijk door de rederij (Ekke Jans c.s.) teruggekocht. Vermoedelijk was de sloep eerder al eens door (Franse) kapers op de Engelsen buitgemaakt. Vervolgens verbeurd verklaard, te gelde gemaakt tijdens een veiling en aangekocht door Ekke Jans c.s. Aanwijzing onder welke vlag(gen) de JONGE JAN heeft gevaren zijn er niet, wellicht die van het toen zeer populaire Hertogdom Kniphausen (aan de Weser), dat als belangrijk neutraal gebied bekend stond.
In oktober 1808 is het schip, vermoedelijk na de ontdekking van contrabande, door de recherche naar Amsterdam opgebracht en daar op 28 januari 1809 met een aantal lotgenoten geveild. Gerard Arnold Herklots, koopman te Harlingen, kocht de sloep voor ruim 4.350 gulden en vernoemde het schip in UNIE. De kapitein werd wellicht J. den Oever, die we in 1814 aan boord zien.
Van de UNIE vinden we tussen 1809 en 1814 niets terug. In de Amsterdammer monsterrollen komt het schip niet voor; de sloep zal wellicht weer onder een buitenlandse vlag hebben gevaren en Holland hebben gemeden.
1801
LL 300601
Gravesend, 26 juni. Uitgezeild de JONGE JAN (opm: sloep), kapt. E. Jans, naar Lissabon.
1803
HCR 170103
Uit de Saturday’s Gazette, verdeling van Prijsgeld (opm: geen datum bekend, begin januari)
VERDELING VAN PRIJSGELD
Naar de Theems, voor de verovering van de volgende prijsgemaakte schepen, zal aan boord, in Woolwich, a.s. woensdag de 12e een verdeling worden gemaakt:
Zr.Ms. sloep DART, voor het veroveren van de sloep JONGE JAN, romp en voorraden, zal op zaterdag 22e dezer, op bovengenoemde plaats, worden uitbetaald.
1806
PLDA 141006
Gravesend, 12 oktober. Uitgezeild de JONGE JAN, kapt. E. Jans, naar Hamburg.
1807
KCO 230707
Vlie, 20 juli. Binnengekomen het schip CAROLINA WILHELMINA, kapt. D. Henkes, van Tremblade, door lekkage, hetzelve moet naar Lubeck, heeft roer en steng aan stukken, 5 man aan boord om te pompen en een schip tot assissentie.
Ook is nog binnengekomen het schip (opm: sloep) de JONGE JAN, kapt. Ekke Jans, van Fahrsund.
LDC 231007
In een brief uit Amsterdam van de 9e j.l. wordt gesteld dat geen van de schepen welke onder het laatste decreet in deze haven wordt vastgehouden al is veroordeeld.
De volgender schepen en hun ladingen zijn door de vijand aan de ketting gelegd, namelijk JOHANNA, Carsten Ebbers, ANNA MARIA, Joh. Petersen, VROUW MARIA, Joh. William Geerdes, HELENA, Ebe Johannes, van Londen naar Tonningen in Tonningen.
De HENRY SEELING, van Londen naar Tonningen, wordt vastgehouden in Groningen.
De JONGE JAN, Willem Reynders, ligt vast in Holland (opm: niet de onderhavige sloep).
1808
KCO 141108
Advertentie. Van wegen het Office Fiskaal der convooien en licenten bij het departement Amsterdam, zijn, tegen vrijdag den 18de november 1808, ten klokke twaalf uren precies, voor de tweede reize, ter rolle van den Commissaris-Generaal des Konings, voor de zaken der convooien en licenten te Amsterdam, bij affixie en biljetten, gedagvaard aan de genen, die zouden pretenderen enig recht of aktie te hebben aan of tot:
1: De lading uit het schip ZWEY GEBRÖDERS, schipper Hendrik Harms, den 25sten september 1808, op de reede van het Vlie aangehouden, bestaande in:
45 kistjes en 43 vatjes, respectievelijk gemerkt G, No 1 à 18. F, No 1 à 11, AE, met daar onder H, No 1 à 7, een driehoek, waarin M en waar onder S, No 60 à 67. een vierkant met een F er in, No 1 à 23, waarin indigo, 30 vaten en 1 kist F No 1 à 30, waarin tabaksbladeren; 2 kisten een klaverblad met R er onder, No 212 à 218, waarin witte katoen lijnwaden, 6 pakken AM, No 86,. 87, 28,88, 35,43,waarin diem piqué (opm: soort katoenweefsel) en witte katoenen lijnwaden, 11 pakjes E, No 1 à 11, waarin wit katoenen lijnwaden en gekleurde doeken; 1 pakje, gemerkt een driehoek No 590, waarin rode bandanoesen (?); 4 pakken, een vierhoek met DD in No 130, 139, 140, 141, waarin witte en gedrukte lijnwaden en diemet (opm: diemit, soort gekeperd katoen); 22 pakken en pakjes E en S, No 3, een klaverblad met K er onder, No 50 à 52, FS No 136 en 137, No 1 à 3, IW No 20, waarin wit katoen garen; 60 balen en 47 vaten, gemerkt een vierhoek waarin M en met een cirkel door de bovenste hoek, No 244 à 255, id. No 34, 39, 40, 42 à 44, G. No 1 à 4, een vierhoek No 1 à 12 No 1 à 33, 35, 38, waarin koffiebonen, 22 vaten en 56 balen, L, No 91 à 113, en 1 à 56, waarin cacao; 200 balen C, N 1 à 200 waarin 28 kisten WL No 1 à 28, waarin steranijs, opium en kaneel, 8 kisten gemerkt S met een pijl er door, No 1 à 4, I No 1 à 2, 5 en 6, waarin notenmuskaat en foelie; 8 balen gemerkt een ruit met B er in No 61 à 72, waarin jalappen (opm: Mexicaanse plant waarvan de bladeren als laxeermiddel worden gebruikt;
mitsgaders tot het schip die ZWEY GEBRÖDER.
2: De lading uit het schip de JONGE JAN, schipper Ekke Jaas, op den 2den oktober 1808, op ‘t Vlie aangehouden, en bestaande in:
53 pakken, gemerkt M, no 1 à 41, no. 1, 2, 4 en 6, 8, 9, 11 à 14, waarin witte katoen garens, cachemir, gewerkt neteldoek, gekleurd gekoperd katoen, en witte kousen, 5 pakjes B, no. 1 à 7, 10, 12, 13, 20, 30, 47, waarin diemet, wit neteldoek, canbrick, gewerkt neteldoek; 21 pakjes zonder merk, witte baaij, wollen-cords, cachemir; 16 pakjes, T, no. 1 à 6, 8, 9, waarin witte baaij; 65 pakjes, M, no. 5, 6, 12, 25, 26, 32, 35, 37, 39, 46, 48, 54 à 56, 58 à 61, 65, 67, 76, 70, 71, 73 à 77, 80, 82 à 86, 93, 95, 99, 104 à 115, 117, 126 à 128, 132, 133, 135 à 137, waarin indigo; een partij wol of haar; mitsgaders tot het schip JONGE JAN hetzelve.
3: De lading uit het tjalkschip, volgens uitgeleverde scheepspapieren genaamd de DRIE GEBROEDERS, gevoerd bij schipper Hendrik Claassen, en pretenselijk gedestineerd van Amsterdam, over Delfzijl, binnen door naar Varel, op den 18den september 1808, door ‘s lands recherche, op Texel, aangehouden, en bestaande in haver en 2 balen zijde, gemerkt H, no. 6 en 7; mitsgaders tot het schip zelve.
1809
KCO 020109
Ten overstaan van den Commissaris-Generaal van Zijne Majesteit den Koning, voor de zalen van de convooijen en licenten, in het departement Amsterdam, zal de vendumeester, in het voornoemde departement, op woensdag den 18de januari 1809, des middags ten twaalf uren, aan het bureau van het Commissariaat der convooijen cn licenten, op het Singel, bij het Klooster te Amsterdam, publiek, voetstoots (opm: zonder de koopwaar te mogen onderzoeken), ad opus jus habentium (opm: in het belang der rechtverkrijgenden), verkopen:
Een extra welbezeild smakschip, genaamd DIE ZWEI GEBRÖDERS, gevoerd geweest schipper bij Hendrik Harms.
Een extra welbezeild smakschip, genaamd de GOEDE HOOP, gevoerd geveest bij schipper H. Wessels.
Een extra welbezeild motschip, genaamd THEODOOR, gevoerd geweest bij Schipper C. Pot.
Een extra welbezeild tjalkschip, genaamd de DRIE GEBROEDERS, gevoerd geweest bij schipper Hendrik Klaasen.
Een extra welbezeild sloepschjp, genaamd de JONGE JAN, gevoerd geweest bij schipper Boke Jans (opm: Ekke Jans).
En een extra welbezeild tjalkschip, genaamd de TWEE GEBROEDERS, gevoerd geweest bij schipper Rinse Wybes.
(Respectievelijk aangehaald door 's lands recherche op Texel, Vlieland en Terschelling,) met derzelver staand en lopend want, ankers, zeilen, touwen en verdere scheepsgereedschappen, breder bij gedrukte inventarissen omschreven, welke in tijds zullen te bekomen zijn ten kantore van den vendumeester voornoemd, en bij den boekverkoper J.W. Smit, op den Fluwelen Burgwal bij de Halsteeg; terwijl de veilcondities, op 't Secretarij der convooijen en licenten door een ieder zullen kunnen gelezen worden.
1814
Op 12 juli 1814 werd de eerste Nederlandse zeebrief verstrekt voor de UNIE, aangevraagd door G.A. Herklots, Harlingen, als enig eigenaar, voor J. van den Oever als kapitein.
LL 090814
Gravesend, 4 augustus. Binnengekomen de UNIE, kapt. J. van den Oever, van Harlingen.
1815
Op 4 november 1815 meldde kapt. G. Schröder van de sloep UNIE zich bij de waterschout in Amsterdam om met zijn vijf bemanningsleden aan te monsteren voor een reis naar Marseille. Scheepsagent was Rahder.
1816
RC 100916
Advertentie. J. Salm en H. Salm, makelaars, zullen ten overstaan van een daartoe bevoegd beambte, op maandag den 16 september 1816, des avonds ten 6 uren, te Amsterdam in het Nieuwezijds Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen: een extraordinair welbezeild Sloepschip, genaamd UNIE, gevoerd wordende door kaptein L.K. de Haan, lang over steven 58 voet 3 duim, wijd binnen zijn huid 19 voet 3 duim, hol in het ruim 11 voet 8 duim, alles Amsterdamse maat; breder bij de inventaris omschreven; nadere onderrigting bij de voornoemde makelaars.
Of kapt. L.K. de Haan daadwerkelijk met de UNIE heeft gevaren, of eerder vertegenwoordiger van de rederij was, belast met toezicht tijdens de waarschijnlijke reparaties bij de werf de Swaen kon niet worden vastgesteld. Een zeebrief of monsterrol is niet gevonden.
RC 280916
Advertentie. J. Salm en H. Salm, makelaars, zullen ten overstaan van een daartoe bevoegd beambte, op maandag den 30 september 1816, des avonds ten 6 uren te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen: een extraordinair welbezeild Sloepschip, genaamd UNIE, gevoerd wordende door kapt. L.K. de Haan, lang over steven 58 voet, wijd binnen zijn huid 19 voet 3 duim, hol in het ruim 11 voet 8 duim, alles Amsterdamse maat; breder bij de inventaris omschreven. Nadere onderrigting te bekomen bij de voornoemde makelaars.
RC 280916
Advertentie. De veiling van het sloepschip, genaamd UNIE, gevoerd door schipper L.K. de Haan, door de makelaars J. Salm en H. Salm te Amsterdam ter verkoop aangeslagen tegen maandag den 30 september 1816, is uitgesteld tot maandag den 7 oktober 1816.
1817
Op 5 mei 1817 verkocht Lubbert Klaas de Haan de UNIE met behoud van scheepsnaam voor 2.500 gulden aan de firma Louis Schumacher, kooplieden te Amsterdam (1/2e part) en kapitein Gottfried Schröder (1/2e part). Bij deze verkoping lag de sloep aan de werf De Swaan van de scheepstimmerlieden Luikes en Heinekamp op het Bikkers-eiland te Amsterdam.
Op 5 juni 1817 werd voor de UNIE, kapt. Gottfried Schröder, door Louis Schuhmacher, Amsterdam de eerste zeebrief, aangevraagd. Het schip lag in Amsterdam en was in het buitenland gebouwd.
De volgende dag werd een Turkse Pas verstrekt voor de bestemming West-Indië.
LL 161217
Suriname, 7 november (?). Binnengekomen de UNIE (opm: sloep), kapt. G. Schröder, van Amsterdam.
1818
RC 220118
Amsterdam, 20 januari. Volgens een brief van Surinamen, van den 24 november (opm: 1817) zou het schip (opm: sloep) de UNIE, kapt. G. Schröder, waarschijnlijk in het begin van januari de reis naar Amsterdam aannemen.
RC 230718
Advertentie. T. Zuhrmühlen, J.H.A. Balwé en H.J. Gemmening makelaars, zullen, op maandag den 27 juli 1818, des avonds ten 6 uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren-Logement, verkopen: een extraordinair welbezeild Sloepschip, genaamd UNIE, gevoerd door kaptein G. Schröder, lang 57 voet 8 duim, wijd 19 voet 5 en 1 half duim, hol 5 voet en 1 half duim, alles Amsterdamse maat; breder bij de inventaris en berigt bij de makelaars.
De advertentie werd waarschijnlijk geplaatst om een onafhankelijke marktprijs vast te stellen. Deze werd tijdens de veiling bepaald op 2.425 gulden. Kapitein Schröder nam het 50% aandeel in het schip over van Schuhmacher en werd nu (voorlopig) de enig eigenaar. Schuhmacher bleef boekhouder.
Op 5 november 1818 werd een nieuwe zeebrief aangevraagd door Jan Rahder, mede-reder en boekhouder, Amsterdam, voor de UNIE onder kapt. Godfried Schröder. Deze nieuwe zeebrief was vereist doordat de vorige d.d. 05.06.1817 was ‘vervallen wegens overdracht van eigendom’.
Op 30 november volgde nog de afgifte van een Turkse Pas voor de bestemming Demerary.
1819
Op 12 oktober 1819 werd door Jan Rahder, Amsterdam, een Turkse Pas aangevraagd voor de UNIE van kapt. G. Schröder voor de bestemmingen St. Eustatius, St. Martin en St. Thomas
Op 22 oktober werden kapt. Godfried Schröder en de vijf bemanningsleden in Amsterdam gemonsterd voor een reis naar St. Eustatius en St. Martin. Scheepsagent was Rahder.
1820
RC 090320
Amsterdam, 7 maart. Te St. Eustatius is gearriveerd kapt. G. Schröder (opm: sloep UNIE), van Amsterdam.
RC 150720
Amsterdam, 13 juli. Sedert onze laatste is in Texel binnengekomen kapt. G. Schröder (opm: sloep UNIE), van St. Thomas.
1821
RC 190521
Advertentie. J. Luijt Pietersz, H.J. Gemmering en J. Altena, makelaars, zullen, op maandag den 28 mei 1821, ’s avonds te 6 uren, te Amsterdam, in het voormalig Nieuwezijds Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen: een extra welbezeild Sloepschip, genaamd DE UNIE, gevoerd door kapt. G. Schröder, lang 16 ellen 3 palmen 5 duimen, wijd 5 ellen 5 palmen 1 duim, hol 3 ellen 3 palmen 2 duimen (opm: 16,35 x 5,51 x 3,32 m.), alles Nederlandsche maat (zijnde Amsterdamse maat lang 57 voeten 8 duimen, wijd 19 voeten 5½ duimen, hol 11 voeten 8 duimen). Breder bij de inventaris en berigt bij de makelaars.
Op 25 juni 1821 volgde in een Amsterdam een nieuwe veiling, waarbij de sloep voor 1.800 gulden werd verkocht aan Hans Levsen, scheepskapitein te Amsterdam.
Via de Ontvanger der In- en Uitgaande Rechten te Amsterdam werd de zeebrief van de UNIE d.d. 5 november 1818 naar Den Haag teruggezonden waar deze op 7 juli 1821 werd geroyeerd.
Op 8 augustus 1821 werd een nieuwe zeebrief uitgeschreven, aangevraagd door kapt. E. Levsen voor zichzelf als kapitein, waarbij de nieuwe scheepsnaam PETRONELLA werd.
Tevens werd een Turkse Pas afgegeven voor een reis naar de Middellandse Zee.
Op 10 augustus 1821 monsterde kapt. Hans Levsen van de sloep PETRONELLA zijn vijf bemanningsleden voor de Waterschout in Amsterdam voor een reis naar Mogador, Marokko.
De op 2 augustus 1821 opgemaakte Cedule liet zien dat kapt. H. Levsen slechts voor 3/8e eigenaar was. Daarmee was hij overigens wel de grootste van in totaal 8 partners.
1822
Op 4 maart 1822 werd voor de PETRONELLA een Turkse Pas verstrekt voor de bestemming Kust van Guinee welke was aangevraagd door kapt. H. Levsen..
Op 18 maart 1822 monsterde kapt. Hans Levsen van de sloep PETRONELLA zijn vijf bemanningsleden voor de Waterschout in Amsterdam voor een reis naar d’Elmina, aan de ‘Goudkust’ van West-Afrika.
RC 090422
Amsterdam, 7 april. Kapt. H. Levsen, voerende het schip PETRONELLA (opm: sloep, ex-UNIE, thuishaven Amsterdam), van Amsterdam naar St. George d’Elmina, meldt van Texel, dat hij den 2 april aldaar ter rede geankerd was, na in de storm van 30 en 31 maart, onder de Vlieter, voor twee ankers liggende genoodzaakt te zijn geweest een nieuw touw te kappen, ten einde de afvijling van het plechttouw en andere schade te voorkomen; hij had echter met eigen volk het verloren anker en gekapt eind touw geborgen, en zou zich van een nieuw touw voorzien, om, weêr en wind dienende, binnen twee dagen de reis voort te zetten.
RC 121222
Rotterdam, 11 december. Uittreksel uit de Loyd’s Lijst van den 10 december:
Het schip de PETRONELLA, Leven (opm: kapt. Hans Levsen), van St. George d’Elmina naar Amsterdam, is den 8 dezer, na een reis van 154 dagen en met verlies van zeilen, ankers, kabels, enz. en lek, te Plymouth binnengebracht (opm: zie RC 110223).
1823
RC 110223
Kapt. H. Levsen, voerende het schip (opm: sloep) PETRONELLA, van St. George d’Elmina naar Amsterdam, met schade te Plymouth binnen, meldt van daar van den 29 januari, dat hij na volbrachte reparatie de lading weder ingenomen had en voornemens was de volgende dag zijn reis voort te zetten.
AC 250823
Texel, 23 augustus. Heden zijn alhier gearriveerd de FORTUNA (opm: smak FORTUIN), kapt. C.J. Prins, WELVAART, kapt. H. Walker, en PETRONELLA, kapt. Leefkens, alle drie van Lissabon, GOEDE VERWACHTING (opm: tjalk), kapt. H. Wijnstok, van Hull, MARTA EN JAN, kapt. E.R. Prins, van Riga, VROUW GERRIKEN, kapt. M. Gerdes, van Koningsbergen (opm: Kaliningrad), VROUW MARTHA, kapt. B.J. Dirksen, van Livorno, en PETRONELLA (opm: sloep), kapt. H. Levsen, van Lissabon.
1824
Op 24 mei 1824 monsterde kapt. Hans Levsen van de sloep PETRONELLA zijn vijf bemanningsleden voor de Waterschout in Amsterdam voor een reis naar Gibraltar.
1825
AC 250425
Texel, 22 april. De wind WZW. Binnengekomen VEREENIGING, kapt. W. de Boer, van Suriname; ZEPHIR, kapt. C. Fyh, van Boston; PETRONELLA, kapt. H. Levsen, van Almeria en Malaga.
Op 19 november 1825 werd de PETRONELLA in Amsterdam voor 1.800 verkocht aan Kerkhoven & Coutinho, kooplieden te Amsterdam. De sloep werd verdoopt in CAMOENS.
Op 23 november 1825 werd de laatste zeebrief door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten te Amsterdam naar Den Haag teruggezonden, waarna het document op 25 november werd geroyeerd wegens ‘schip verkocht’.
Op 6 december 1825 vroegen Kerkhoven & Coutinho voor de CAMOENS onder kapt. H. Visman zowel een nieuwe zeebrief als een Turkse Pas aan. De laatste was bestemd voor Lissabon.
1826
AC 020126
Texel, 30 december 1825. Scheepstijding. De wind OZO.
Uitgezeild: CAMOENS, kapt. H. Visman en NOORD HOLLAND, kapt. J.S. Rotgans, beide naar Lissabon;
Na elke reis diende de Turkse Pas te worden ingeleverd en voor een nieuwe opnieuw een cautie betaald, die afhankelijk was van duur en bestemming. in 1826 werden nog Passen aangevraagd op 17 maart en 31 juli.
AC 110426
Texel, 9 april. Uitgezeild: AMSTERDAM No. 12, kapt. J.W. Klaasen, DE HOOP, kapt. J.G. Pattje en CAMOENS, kapt. H. Visman, alle drie naar Lissabon;
Op 2 augustus 1826 monsterde kapt. Hendrik Visman zijn vier bemanningsleden voor de Waterschout in Amsterdam voor een reis naar Corunha.
1827
Op 15 maart 1827 vroegen Kerkhoven & Coutinho voor de CAMOENS onder kapt. H. Visman een nieuwe zeebrief en een Turkse Pas aan.
Op 30 juli en 27 november werden nieuwe Turkse Passen afgegeven en op 31 november (dat zal 1 december zijn geweest!) weer een nieuwe zeebrief, want die van december 1825 zou binnenkort verlopen.
Op 22 maart en 18 december monsterde kapt. Hendrik Visman zijn vier bemanningsleden van de CAMOENS voor de Waterschout in Amsterdam voor een reis naar Lissabon.
1828
AH 120128
Texel, 8 januari. Uitgezeilde schepen.
De 6e nog: CAMOENS, kapt. H. Visman, naar Lissabon.
Op 18 september 1828 werd door Kerkhoven & Coutinho voor het laatst een Turkse Pas aangevraagd voor de CAMOENS onder kapt. H. Visman. Deze reis week af van het patroon Lissabon en zou gaan naar Suriname
1829 – 1831
RC 040629
Rotterdam, 3 juni. Kapt. Fransz Popke, voerende DE GULANA, van Suriname te Brielle binnen, rapporteert, de 26e april, op 37 gr. 11 min. noorderbreedte en 40 gr. 53 min. westerlengte, passeerde kapt. Visman, voerende de sloep CAMOENS, van Suriname naar Amsterdam.
Na thuiskomst in Amsterdam in juni 1829 en lossing van de lading moet de sloep tijdelijk zijn opgelegd in de hoop op betere tijden. Het schip was inmiddels vrij oud en de economische situatie werd steeds slechter.
De laatste zeebrief van de CAMOENS werd op 31.01.1831 door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten en Accijnzen te Amsterdam naar Den Haag geretourneerd onder vermelding van ‘schip zal worden gesloopt’. Royement volgde op 3 februari.