1817
Wijcher Hindriks Bontekoe had het schip de TWEE GEBROEDERS, verkocht op openbare veiling voor Mr. Rencke Gockinga, notaris te Groningen, op 23 februari 1815, aan Johannes Bernardus Rubertus schipper, en ehevrouw, destijds woonachtig te Aduard no. 55, voor NLG. 2000, welke in vijf gelijke termijnen betaald zou worden, met 6% interest over openstaande deel. Kopers bleven in gebreke te betalen, weshalve het schip, liggende in de Noorderhaven te Groningen, op 14 januari 1817 door deurwaarder Lammert Tonkens gerechtelijk in beslag genomen werd.
1829
PGC 110929
Kapt. U.E. Pot, voerende het smakschip de VROUW ANNA, van Noorwegen te Delfzijl binnen, heeft 3 mijl bewesten Helgoland, in een zinkende staat gevonden het tjalkschip de VROUW GELIDA, kapitein Martinus Lourens (opm: Martinus Louwerens), met eikenhout van Hamburg naar Sappemeer bestemd en daarvan de kapitein, zijn vrouw en vijf kinderen, benevens de stuurman geborgen en te Delfzijl aangebracht (opm: zie RC 170929).
(opm: van de VROUW ANNA, kapt. H.E. Pott, werd de zeebrief op 22 april 1830 vanuit Delfzijl geretourneerd onder vermelding ‘zullende het schip worden gesloopt’)
RC 170929
Amsterdam, 15 september. Volgens brief van Norderney, van de 7e september, was aldaar aangespoeld enig wrakhout van een oude tjalk, alsmede vijf zware eiken balken en vier kromhouten, gemerkt HB, MB, HBP, PHB, AJS en HB, waarschijnlijk van de Jade of Wezer naar Holland afgeladen; ook te Harlingersiel, Nesmersiel en Langeoog zou nog meer hout aangedreven zijn. (Een en ander misschien afkomstig van de door het volk in zinkende staat verlaten tjalk DE VROUW GELIDA, kapt. M. Louwerens, met eikenhout van Hamburg naar Sappemeer [opm: zie PGC 110929]).