1957-11-30: |
Het Vrije Volk 02-12-1957: Coaster draait zich zelf vlot. Poole (Reuter). De 496 ton metende Nederlandse kustvaarder „Dollard" is zaterdagavond voor de haven van Poole (Zuid-Engeland) aan de grond gelopen. De reddingboot van Poole koos zee, maar behoefde niet in actie te komen. De coaster kwam zondag bij hoog tij zonder hulp weer vlot. Hij is naar verluidt niet beschadigd. Het schip is eigendom van de Vrachtvaart Mij „Dollard" te Rotterdam.
Trouw 17-09-1958: De Raad voor de Scheepvaart heeft de 50-jarige kapitein S. D. uit Rotterdam gestraft door het uitspreken van een berisping, omdat het aan zijn schuld te wijten is, dat het m.s. “Dollard" vorig jaar op 30 november bij het loodsstation van Poole aan de grond is gelopen. Bij het vastlopen liep het schip ernstige schade op. Enige uren later kwam de „Dollard" weer vlot.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van maandag 22 september 1958, nr.183
Nr.78 Uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart inzake het aan de grond lopen van het motorschip „Dollard" bij Het loodsstation te Poole. Betrokkene: de kapitein S. Dekker. Op 30 november 1957 is het motorschip „Dollard" op de reis van Rotterdam naar Poole bij het loodsstation van Poole aan de grond gelopen. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 29 der Schepenwet, dat de raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit aan de grond lopen en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede te wijten is aan de schuld van de kapitein van de „Dollard", Solke Dekker, wonende te Rotterdam. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 4 augustus 1958, in tegenwoordigheid van de hoofdinspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij een proces-verbaal van de verhoren van de kapitein en de roerganger, zomede van het scheepsdagboek en de Engelse kaart nr. 2675 : English Channel Eastern portion, en hoorde de kapitein, voornoemd, als betrokkene buiten ede. De voorzitter zette de betrokkene, aan wie voormelde beslissing was meegedeeld, doel en strekking van het onderzoek uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de verklaringen en bescheiden is de raad het volgende gebleken: Het motorschip „Dollard" is een Nederlands schip, toebehorende aan de N.V. Vrachtvaart Mij. „Dollard", te Rotterdam. Het meet 496 brutoregisterton en wordt voortbewogen door een 395 pk motor. Op 29 november 1957, te 14.15 uur, vertrok de „Dollard", beladen met 595 ton kunstmest in zakken, van Rotterdam met bestemming Poole. De diepgang was vóór 10'02", achter 11'08". De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 9 personen. De kapitein, die in het bezit is van het diploma kleine handelsvaart, vaart sinds 1939 als zodanig en is sinds de in-dienst-stelling in april 1957 kapitein van de „Dollard". Hij was in geen 10 jaar te Poole geweest. Op 29 november, te 16.00 uur, was het schip buiten. Men ondervond goede stoomgelegenheid en op 30 november, te 17.00 uur, werd St. Catherine Pt. 13° r.w. op 2mijl afstand gepasseerd. De kapitein kwam toen op de brug. De koers was 289° r.w. Het was goed weer, de wind was oost 3/4; het zicht was heiig en bedroeg 2 a 2½ mijl. De kapitein liet nu de stuurman de papieren voor aankomst te Poole klaarmaken en bleef alleen met een roerganger op de brug. Te 18.30 uur peilde de kapitein de Needies 20° r.w. en bepaalde door middel van de radar de afstand op 3½ mijl. Voordat de 10-vaamlijn werd gepasseerd, zette de kapitein het echolood bij. Het was over de wal erg heiig; men kon geen peiling van punten van de wal nemen. Daar de radar alleen maar strepen op het scherm vertoonde, heeft de kapitein deze afgezet. Met het echolood werd de 10-vaamlijn aangelood. Even voordat de 5-vaamlijn werd bereikt, zag de kapitein de loodsboot. Hij vroeg door seinen van de letter C om een loods en kreeg het begrepensein terug. De kapitein minderde vaart tot zeer langzaam en liet 295° r.w. sturen, recht naar de loodsboot. Te 19.40 uur stopte de kapitein de machine. De afstand tot de loodsboot was toen 100 a 150 m. Te 19.45 uur dreef de „Dollard" aan de grond. Het schip is door de oostelijke wind dwars op de bar gezet. De loods kwam direct aan boord. Het schip stootte vrij hevig; het gelukte niet het schip door achteruitslaan vlot te brengers Te 20.00 uur was het hoogwater; de loods verliet hierna het schip en beloofde de volgende morgen terug te komen en dan een sleepboot mee te nemen. Te 21.30 uur stopte men de pogingen de „Dollard" vlot te brengen, maar toen er te 23.30 uur weer beweging in het schip kwam, heeft de kapitein de motor op halve kracht vooruit gezet en hard s.b.-roer laten geven, in de hoop het schip over stuurboord door de wind te brengen. Dit gelukte; hierna is afwisselend voor- en achteruitgeslagen en doordat nu de wind en zee gunstig inkwamen, gelukte het te 0.30 uur van 1 december vlot te komen. Tien minuten later werd in 5 vaam water geankerd. De reddingboot kwam naar buiten, maar toen bleek, dat de „Dollard" geen hulp meer nodig had, keerde hij naar de haven terug en waarschuwde de loods. Te 1.00 uur kwam de loods aan boord; het anker werd gelicht en te 2.00 uur lag de „Dollard" gemeerd langs de kade van Poole. Tanks 2 en 3 bleken te lekken, maar een duiker kon op 2 december geen schade aan de bodem ontdekken. Bureau Veritas gaf toestemming naar Rotterdam te stomen. De kapitein heeft nog opgemerkt, dat hij geen detailkaart van Poole had. Toén hij de loodsboot zag, nam hij aan, dat deze in diep water lag en hij daarheen kon sturen. De loodsboot heeft zeer dicht bij de bar gelegen en zo kwam de „Dollard" te dicht daarbij en dreef erop. Ter zitting verklaarde de kapitein geheel overeenkomstig het hiervóór vermelde. Hij voegde daaraan toe, dat hij reeds 1½ jaar met radar heeft gevaren; nu, bij het aanlopen van Poole op 30 november 1957, gaf de radar geen beelden meer, doch slechts strepen; tevoren, bij het passeren van St. Catherine Pt., had dit instrument nog goede aanwijzingen gegeven. Betrokkene hoorde later, dat een krachtig radarstation aan de wal bij Poole dikwijls het beeld op het radarscherm van schepen in de buurt verstoort, betrokkene deelde mee, dat hij er vast van overtuigd was, dat een detailkaart van de baai van Poole aan boord was; deze kaart bleek echter te ontbreken. Betrokkene heeft de boei voor de haven pas gezien nadat het schip was vastgelopen. Het echolood wees juist 5 vaam aan, toen betrokkene de loodsboot zag. Nu dit schip antwoord gaf op zijn verzoek om een loods, meende betrokkene, dat hij recht op de loodsboot aan kon sturen. Met zeer geringe snelheid is echter de „Dollard" aan de grond gelopen. Later bleek, dat de bodem vrij ernstig was beschadigd. Betrokkene deelde de raad nog mee, dat hij vroeger eens te Poole was geweest, maar dat dit al vele jaren geleden was. De hoofdinspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat het duidelijk naar voren is gekomen, dat het aan de grond lopen van de „Dollard" moet worden geweten aan het varen op een verkeerde kaart. De kapitein beschikte alleen over een kaart van het Engels Kanaal; indien hij een detailkaart aan boord had gehad, zou hij hebben gezien, dat, zodra de 5-vaamlijn zou zijn gepasseerd, de diepte zeer snel afnam. De aanwezigheid van de loodsboot zal hem wel hebben gesuggereerd om door te varen, maar indien hij een goede kaart zou hebben gehad, zou hij dit niet hebben gedaan. De kapitein heeft het gestelde in het eerste lid van artikel 74 van het Schepenbesluit overtreden door de reis aan te vangen zonder dat hij een goede kaart van Poolebaai aan boord had. De kapitein, die reeds 15 jaar als zodanig heeft gevaren, was vast overtuigd, dat deze kaart aan boord was; hij had zich echter daarvan tijdig moeten overtuigen. De stranding is te wijten aan het feit, dat er geen goede kaart van Poole aan boord was, en dus aan schuld van de kapitein. Het schip is ernstig beschadigd door het aan de grond lopen. De hoofdinspecteur stelt de raad voor te verklaren, dat de ramp mede te wijten is aan schuld van de kapitein S. Dekker, en deze te straffen door het uitspreken van een berisping. Het oordeel van de raad luidt als volgt: Toen het motorschip „Dollard" op de reis van Rotterdam naar Poole op 30 november 1957 de bestemmingshaven naderde, bemerkte de kapitein, dat er aan boord geen detailkaart van de Poolebaai was. De kapitein heeft verklaard, dat hij ervan overtuigd was, dat deze kaart aan boord was, maar dat hij zich moet hebben vergist en deze kaart heeft gezien op een schip, waarop hij tevoren had gevaren. Artikel 74, lid 1, van het Schepenbesluit verplicht de schepen de zeekaarten, welke nodig zijn voor de te ondernemen reis, aan boord te hebben. De kapitein is daarvoor verantwoordelijk; hij moet vóór vertrek de aanwezigheid van de benodigde zeekaarten controleren. De kapitein heeft verklaard, dat hij slechts één keer tevoren te Poole is geweest en dat dit al vele jaren geleden is. Het is daarom onbegrijpelijk, dat de kapitein, voordat hij uit Rotterdam vertrok, niet het te bevaren traject en zeker het aanlopen van de bestemmingshaven heeft bestudeerd; indien hij dit zou hebben gedaan, zou hem zijn gebleken, dat hij geen goede kaart van deze haven aan boord had. Er werd nu genavigeerd op kaart nr. 2675 van het Engels Kanaal; deze kaart is ternauwernood geschikt om de kust aan te lopen, maar zeker ongeschikt om een haven als de baai van Poole aan te lopen. Het was weliswaar een onaangename bijkomstigheid, dat de radar hem in de steek liet, maar nu hij geen goede kaart had, zou hij evenmin iets aan de aanwijzingen van dit instrument hebben gehad als aan die van het echolood. Hij had, toen het echolood 5 vaam aanwees, zeker niet verder naar binnen mogen gaan, maar had ter plaatse op de loods moeten wachten. Toen de kapitein de loodsboot zag en deze het begrepenteken gaf op het aanvraagsein om een loods, heeft de kapitein ten onrechte gemeend, dat hij nu wel naar de loodsboot toe kon varen. Nu hij, door het ontbreken van een goede kaart, niet over een goed bestek beschikte, had hij dat niet mogen doen. Het aan de grond lopen van de ,,Dollard" moet dan ook worden geweten aan schuld van de kapitein, allereerst doordat hij niet de vereiste kaart aan boord had en dan door te varen alsof hij wel daarover beschikte. Op grond hiervan beslist de raad, dat kapitein Solke Dekker, geboren 24 oktober 1908, wonende te Rotterdam, wordt gestraft door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, voorzitter, C. H. Brouwer, H. A. Broere en A. Kunst, leden, in tegenwoordigheid van 's raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door de voorzitter ter openbare zitting van de raad van 15 september 1958. (Get.) A. Dirkzwager, A. Boosman. |