1960-12-07: |
Final Fate: Ten gevolge van een explosie in de monding van de Elbe bij Norderney gezonken. Eigenaar Herman August kwam daarbij om het leven. (zie krantenbericht)
NvhN 09-12-1960: Kapitein verdronk. Delfzijlse zee-tjalk door explosie in Elbe-mond vergaan. Tijdens het vervoer van een partij niet meer bruikbare munitie van Stade naar zee is woensdagmiddag rond drie uur de Delfzijlse zee-tjalk ZEEMEEUW door een explosie vergaan. Het ongeluk, waarbij de 55-jarige kapitein-eigenaar H. August uit Delfzijl verdronk, gebeurde in de Elbemond ter hoogte van Norderney. De 26-jarige zoon Johan van de heer August, de enige die met hem aan boord was, kon na enkele uren in een reddingssloep te hebben rondgedobberd door de Duitse viskotter Margritt aan boord worden genomen en is inmiddels met schaaf- en splinterwonden naar een ziekenhuis op Helgoland overgebracht. Zijn toestand is - hoewel hij niet zwaargewond is - dusdanig, dat men nog niet in staat was hem over het gebeurde te horen. Met de Zeemeeuw, een der laatste zee-tjalken van de oude stempel, heeft de heer August met behulp van zijn zoon reeds jaren zaken gedaan in het munitievissen en het vervoeren van ondeugdelijke en niet meer bruikbare munitie van land naar zee. Bij het vissen naar explosieven werd meestal gebruik gemaakt van een elektromagneet. De Zeemeeuw mat 99 brutoregisterton en was geheel uit staal vervaardigd - uit dit soort schepen is later de coaster ontwikkeld.
Het Vrije Volk 09-12-1960: Tjalk met munitie ontploft. Schipper dood, zoon gered. Van een onzer verslaggevers) De zeetjalk „Zeemeeuw" (99 ton) uit Delfzijl is in het mondingsgebied van de Elbe vergaan. Aan boord van het scheepje, dat geladen was met bommen, granaten en andere munitie, moet zich een hevige explosie hebben voorgedaan. De 55-jarige kapitein-eigenaar H. August uit Delfzijl is om het leven gekomen. Hij is vermoedelijk verdronken. Zijn 26-jarige zoon, Johan August, heeft urenlang op zee rondgezwalkt en is ten slotte door de Duitse visserskotter Margriet opgepikt en naar Helgoland gebracht. Daar is hij gistermiddag in het ziekenhuis opgenomen. Men heeft hem nog niet kunnen horen, maar uit de aard van zijn verwondingen (schaaf- en splinterwonden) wordt opgemaakt, dat zich een explosie heeft voorgedaan, waarna de „Zeemeeuw" is gezonken. De heer August jr wist zich met een overnaadse sloep te redden. Vannacht sliep hij rustig in het ziekenhuisje van Helgoland, waar zich in totaal slechts tien patiënten bevinden. De „Zeemeeuw" is een van de allerlaatste zeetjalken van de oude stempel in Nederland. Uit dit type schip is later de coaster ontwikkeld. De tjalk voer ongeveer drie kilometer ten noorden van boei 11 op de Jade-Emsroute boven de Duitse kust. Kapitein August was bezig met een elektromagneet oude munitie op te vissen uit zee. Hij deed dit werk al jarenlang, ook onder de Deense kust.
Het Vrije Volk 10-12-1960: Granaatscherf trof zijn knie. Schipperszoon vertelt toedracht van ramp. (Van een onzer verslaggevers) Met de zoon van de omgekomen schipper August van de zee-tjalk 'Zeemeeuw' die in het mondingsgebied van de Elbe is vergaan, de 26-jarige Johan August, gaat het naar omstandigheden redelijk wel. Hij is gewond aan zijn benen. Er is een grote granaatscherf vlak onder de knie gedrongen. Een familielid heeft gisteren een gesprek gevoerd met Johan August die thans in het ziekenhuis van Helgoland ligt. Johan heeft de toedracht verteld. Op een afstand van vier mijl buiten de betonde vaargeul, die ten noorden langs de Waddeneilanden loopt, was men bezig munitie te storten. Het was verjaarde NAVO-munitie. Om dit werk te kunnen verrichten waren ze allebei, vader en zoon, aan het werk in het ruim van de Zeemeeuw. Toen zij de laatste kist van ruim tien kilo over boord wilden zetten, bleek dat deze hoeveelheid niet voldoende verpakt was. De kist is gevallen en met een daverende explosie en een zee van vuur is de inhoud ontploft. Het schip is lek geslagen en gezonken. Schipper August kwam daarbij om het leven. Johan heeft voordat hij in de reddingboot kon stappen die zij over boord hadden gezet bij dit werk, eerst uit liet achteronder een kistje met waardevolle papieren en enig geld gehaald. Hij heeft in de reddingboot 36 uur rondgedreven, voordat hij door een Duitse visersboot werd opgepikt. Het schip zonk woensdagnacht om drie uur. Pas donderdagavond laat werd Johan opgepikt en naar Helgoland gebracht. De familie is van plan de jongen naar Nederland te laten komen.
De Telegraaf 10-12-1960: Gewonde schippersknecht vertelt: Bijna 35 uur in roeiboot op zee.. ...na explosie op onze zeetjalk. (Van onze speciale verslaggever -Helgoland, zaterdag. Bijna 35 uur heeft de 26-jarige schippersknecht Johan August uit de Nederlandse havenplaats Delfzijl stuurloos rondgedreven in zijn overnaadse roeiboot op de Noordzee, tussen de Duitse kust en het eiland Helgoland. „Ik heb geschreeuwd en met mijn zaklantaarn geseind", vertelde vrijdagavond de nog uitgeputte Johan in het ziekenhuis van Helgoland. „Maar tevergeefs: grote vracht-, passagiers- en tankschepen, die mijn kleine bootje op enkele honderden meters afstand-passeerden, voeren door. Zelfs een vissersvaartuig, dat op nog geen 300 meter langs ging, kon ik niet beschreeuwen." Daar in zijn wankele roeiboot, gegeseld door felle wind, regen en hagel, leed de arme schippersknecht het meest van de dorst. „Ik heb het geldkistje, dat ik van de „Zeemeeuw" heb kunnen redden, leeg gemaakt. Hagelstenen, die ik op de bodemplanken van mijn bootje hij elkaar schraapte, heb ik daarin met de vingers tot water gewreven. Dan kon ik ten minste even mijn dorst lessen", zei Johan. aan wie nu door de goede zorgen van Helgoland-dokter Kopaseheck de fijnste dranken op bestelling worden geleverd. Trui. Half slapend, half bewusteloos van de kou. lag Johan August op de vloer van zijn bootje, toen na bijna 35 uur de visser Pon Eitzen van de kotter „Margriet" uit Cuxhaven hem te hulp kwam. Onder een luikje uit de bodem van zijn boot. waarvan hij de kieren met stukjes touw waterdicht had gemaakt, had Johan met hoofd en bovenlijf bescherming gevonden tegen hagel en regen. Met een trui en een onderbroekje als enige kleding was Johan verkleumd van de kou. Na bijna 35 uur kon hij het niet meer opbrengen om te schreeuwen of om met armzwaaien de aandacht van de voorbijvarende vaartuigen te trekken. Koffie. Ik hoorde ineens stemmen", vertelde Johan, „en toen praaide een visser mijn roeiboot. Ze hielpen me aan boord en gaven me 7 hete koppen koffie. De schipper vertelde mij, dat hij juist zijn twee knechts voor het eten had afgelost, toen hij in zijn kijker mijn kleine zwarte bootje zag. Hij heeft het Duitse kuststation Norddeich van zijn ontdekking in kennis gesteld. Op volle kracht kwam hij toen naar mij toe en ruim 1 uur later lag ik op Helgoland in een ambulance-auto, die mij naar het ziekenhuis bracht". Nato. Het bange avontuur van Johan August begon woensdagmorgen om 3 uur. „We hadden 14 dagen geleden in Stade aan de Elbe een partij van de NATO afkomstige en afgekeurde munitie geladen. We hebben meer van deze vaarten gedaan voor een aannemer in Stade en we moesten dan de afgekeurde, maar nog geladen patronen in het Skagerrak benoorden Denemarken overboord gooien. Maar woensdag, toen we uit Stade vertrokken, hadden we het weer tegen. We kwamen niet verder dan Cuxhaven. Daarna lagen wij nog een week op de rivier de Jade bij Willemshaven het slechte weer af te wachten. Beter. Naar Dinsdagmorgen was het weer beter geworden en we voeren dus uit. „We gaan niet meer naar Skagerrak", zei vader, „dat is 8 dagen varen, heen en terug. We gooien het benoorden Warneroog — het Duitse Waddeneiland — in de Noordzee." Maar omdat niemand dat zou mogen merken, besloot hij gedurende de nacht het werk uit te voeren. Dinsdagavond waren wij begonnen met het overboord zetten van de patronen, in kisten van 45 kilo. De laatste partij moesten we echter uit de kisten pakken, omdat het lichte materiaal met kist en al bleef drijven. Het was omstreeks 3 uur in de morgen, toen wij de laatste 15 kilo van deze lichte patronen — net sigaretjes! —, die verspreid lagen in het ruim van onze oude tjalk „Zeemeeuw", bij elkaar raapten. Lier. We legden de munitie op een houten schot, waarmee de patronen met een lier buiten het schip zouden worden gebracht. Door het luik te kantelen, stortte de lading daarop in zee. Mijn vader stond bij het luik en ik met mijn rug naar hem toe, toen zich ineens een explosie voordeed. Ik zag een verschrikkelijk fel licht en daarna was ik verblind. Ik stond aan de voorkant van het schip, vlak bij de ladder om aan dek klimmen en de lier te bedienen. Maar na de explosie was de ladder weg. Ik voelde even pijn in mijn benen, maar meteen realiseerde ik me wat er was gebeurd. Ik sprong, greep de rand van het ruim en trok me naar boven en stapte meteen in de roeiboot, die langszij van ons lag. Maar later begreep ik, dat het verkeerd was. Ik moest mijn vader gaan zoeken. Daarom ben ik weer aan boord gegaan. Ik pakte mijn zaklantaarn uit de verblijven op het achterschip, tegelijk met het geldkistje en een zaag". Lamp. Met een lamp heeft John tevergeefs in het ruim naar zijn vader gezocht. „Er was blijkbaar door de explosie een groot gat in de bodem van het schip geslagen en het maakte snel water. Ik ging voor de tweede maal in de roeiboot en zag, dat ik misschien meegezogen zou worden, als de „Zeemeeuw" in de diepte zou verdwijnen. Met de zaag heb ik het touw, waarmee de roeiboot aan de tjalk vastzat, losgezaagd en bijna meteen dreef ik de donkere duisternis in. In twee minuten voltrok zich het drama en verdween ons oude schip in de diepte." Tranen. Met zijn, in 1893 gebouwde 125 tons tjalk is de 55-jarige Herman August uit Delfzijl ten onder gegaan. „Het is verschrikkelijk, dat hij bij dit ongeluk is gebleven", vertelde zijn zoon op Helgoland met tranen in de ogen. „Ik heb scherven van granaten in mijn been en brandwonden aan arm en achterhoofd, maar het ergste vind ik, dat ik mijn vader niet meer heb kunnen vinden. Ik heb nog naar hem geroepen, toen mijn boot afdreef. Het was mijn trouwe kameraad. Negen jaar geleden ben ik met hem gaan varen, en ik heb lief en leed met hem gedeeld."
NvhN 12-12-1960: Overlevende vertelde: Explosie trof zee-tjalk Zeemeeuw in holst van de nacht. (Van onze redacteur voor Noord-Groningen) De explosie, die zich aan boord van de Delfzijlster zee-tjalk Zeemeeuw voordeed en waardoor het schip in de Elbemond is vergaan, vond in tegenstelling tot de eerste berichten niet woensdagmiddag plaats, maar in de nacht er voor om drie uur. De beide opvarenden, de 55-jarige schipper H. August en diens 26-jarige zoon Johan, waren op het ogenblik van de ramp beiden in het ruim aan het werk. De lading ondeugdelijke munitie, die enkele mijlen buiten de vaarroute in zee gestort moest worden, was op dat ogenblik nagenoeg geheel over boord gezet. Zeer waarschijnlijk is toen een nog in het ruim aanwezige kist met munitie tot ontploffing gekomen, met alle noodlottige gevolgen van dien. Een en ander is bekend geworden door een gesprek, dat een familielid met Johan August, die thans in het ziekenhuis op Helgoland ligt, gevoerd heeft. Zoals gemeld is kwam de schipper bij de ramp om het leven. Onmiddellijk na de ontploffing heeft Johan naar zijn vader gezocht, maar hij kon hem in het met rook gevulde en donkere ruim — de verlichting was uitgevallen — niet vinden. Wel merkte de jongeman, dat het schip lek geslagen was en snel water maakte. Hij staakte het zoeken en begaf zich aan boord van de reddingssloep, die bij het werk buiten boord gebracht was. Alvorens los te maken keerde hij echter nog eens aan boord terug om een kistje met geld en papieren te halen. Kort nadat hij in de sloep van de Zeemeeuw was weggedreven verdween dit schip in de golven. Noodseinen Hoewel Johan August herhaaldelijk andere schepen opmerkte en hij met een zaklantaarn noodseinen gaf, werd hij niet ontdekt. Dat gebeurde pas donderdagmiddag, ongeveer 36 uur na de ramp. Gedurende de tijd, dat hij in de sloep verbleef, trachtte hij met een luik en wat touw een provisorische beschutting tegen het slechte weer te maken. Zijn dorst leste hij met de hagel en regen, die hij in het leeggemaakte geldkistje opving. Met de Duitse viskotter Margriet werd Johan, die aan de benen was gewond, naar Helgoland overgebracht, waar hij in het ziekenhuis werd opgenomen. Zijn familie hoopt, dat hij vandaar in het laatst van deze week naar Nederland vervoerd kan worden.
|